IPA schiet zijn doel voorbij

Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

De akkoorden tussen werkgevers en vakbonden konden de ontsporing van de loonkostenhandicap niet wegwerken. Als België zijn concurrentiepositie op bepaalde momenten versterkt heeft, dan was het vaak na het ingrijpen van de overheid, bijvoorbeeld door een loonstop.

Interprofessionele akkoorden (IPA) houden de loondrift in België binnen de perken. Met die stelling proberen werkgeversorganisaties en vakbonden steevast aan te tonen hoe cruciaal het sociaal overleg wel is voor de Belgische economie. Wie de evolutie van het interprofessioneel overleg van de voorbije drie decennia (zie grafiek De sociale akkoorden en de loonkostenevolutie) bekijkt, moet nochtans besluiten dat de sociale partners de waarheid geweld aandoen. Twee vaststellingen dringen zich op. Ten eerste: in periodes met een sociaal akkoord nam de loonkostenhandicap meer toe dan in periodes zonder akkoord. Ten tweede: de regering moest een sociaal akkoord meestal smeren met een stevige cheque.

1. De stijgende loonkostenhandicap in periodes van een IPA

De Belgische loonkosten zijn voor het eerst echt uit de pas beginnen te lopen na de oliecrisis van 1974. Tussen 1974 en 1976 stegen de Belgische loonkosten ten opzichte van de vijf handelspartners met 25 procent. Omdat België toen – net zoals vandaag het geval is – een systeem van automatische loonindexering hanteerde, stegen de lonen in die periode van toenemende inflatie heel sterk. De internationale concurrentiepositie van België werd zwaar aangetast en het sociale klimaat verziekte. Tussen 1976 en 1985 werden geen interprofessionele akkoorden afgesloten. Dat betekent niet dat de loonkosten toen verder ontspoord zijn. Integendeel, de loonkostenhandicap van België nam zelfs een tijdlang stelselmatig af. De regering greep immers in op de loonvorming. In 1976 werd de loonindexering slechts gedeeltelijk toegepast en daarna volgden nog een aantal loonstoppen (1981, 1985-1986) en de devaluatie van 1982 die de Belgische economie opnieuw op het spoor moest zetten.

In 1986 werd weer een interprofessioneel akkoord afgesloten, onder andere onder druk van de regering. De daaropvolgende jaren kwam telkens een nieuw sociaal akkoord tot stand, maar tussen 1986 en 1992 nam de Belgische loonkostenhandicap opnieuw toe, met zelfs 9 procent. En weer moet de regering de Belgische economie een reddingsboei toe- werpen. Premier Jean-Luc Dehaene legde in 1993 de sociale partners zijn Globaal Plan op. De gezondheidsindex werd ingevoerd (een aantal producten die de gezondheid schaden worden uit de indexkorf geweerd) en voor 1995-1996 werd een loonstop ingevoerd.

In 1996 werd voor het eerst in tien jaar geen IPA afgesloten, maar voerde de overheid wel de wet tot bevordering van het concurrentievermogen in. Die bepaalt dat de Belgische loonkosten niet uit de pas mogen lopen ten opzichte van de drie buurlanden. Het minste wat we 15 jaar later kunnen zeggen, is dat de wet niet echt gewerkt heeft. De Belgische loonkostenhandicap gecorrigeerd voor productiviteit ten opzichte van de drie buurlanden is sindsdien opgelopen tot meer dan 6 procent. Nochtans voorziet de wet erin dat onze loonkosten niet sneller mogen stijgen dan in onze buurlanden. Maar omdat de overschatting van de loonkostenevolutie in onze buurlanden en het feit dat sociale partners en regering verzuimd hebben om de loonontsporing te corrigeren, is de loonkostenhandicap toegenomen. Maatregelen zoals in de jaren tachtig, toen de regering het laken naar zich toe trok om de Belgische competitiviteit te herstellen, bleven ook uit.

2. Geen IPA zonder ‘smeergeld’ van de regering

Het sociaal overleg is een schoolvoorbeeld van hoe de sociale partners wegen op de ontwikkeling van het Belgisch sociaaleconomisch model, zonder al te veel overheidstussenkomst, zo luidt het. De waarheid is genuanceerder. Niet alleen is de regering regelmatig tussenbeide gekomen om de competitiviteit van de Belgische ondernemingen te herstellen, bovendien heeft die regering bij bijna alle sociale akkoorden diep in de portemonnee moeten tasten om een akkoord mogelijk te maken. Dat was al zo in 1986 toen er voor het eerst in tien jaar een IPA werd afgesloten. Ook de akkoorden van 1988, 1990 en 1992 moest de regering ‘smeren’.

Zelfs in periodes van hoogconjunctuur kloppen de sociale partners bij de regering aan met de vraag het akkoord te financieren. Zo werd het IPA 2005-2006 pas afgesloten nadat de federale regering 252 miljoen aan lastenverlagingen op tafel had gelegd.

In 2011 is de situatie fundamenteel verschillend van pakweg vijf jaar geleden. Toen we dit artikel schreven, was nog niet duidelijk of de sociale partners erin geslaagd zijn een IPA voor 2011-2012 af te sluiten. Een van de redenen waarom de onderhandelingen zo moeilijk verlopen, is dat er geen regering is met volheid van bevoegdheden om het akkoord te helpen financieren. Sterker nog: er is ook geen geld om het afsluiten van een IPA te bevorderen.

ALAIN MOUTON

In periodes met een sociaal akkoord nam de loonkostenhandicap meer toe dan in periodes zonder akkoord.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content