INVESTERINGSSTIMULI. BELASTINGKREDIET ALS PASMUNT. Alleen voor KMO’s

Van het wetsontwerp houdende fiskale, financiële en diverse bepalingen, dat rond deze tijd in het parlement wordt behandeld, wordt ook gebruik gemaakt om een nieuwe fiskale stimulans in te voeren die gericht is op kleine en middelgrote ondernemingen. In een poging om hen ertoe aan te zetten hun eigen vermogen te versterken, voorziet het wetsontwerp immers in de toekenning van een “belastingkrediet”. Zowel in de personen- als in de vennootschapsbelasting.

Een belastingkrediet wil zeggen dat de KMO’s die aan de gestelde voorwaarden voldoen, een bepaald bedrag zullen kunnen verrekenen met de personen- of vennootschapsbelasting die zij verschuldigd zijn.

INVESTERINGEN.

Bij handelaars, nijveraars en landbouwers en beoefenaars van vrije beroepen die aan de personenbelasting onderworpen zijn, zal dit belastingkrediet berekend worden in funktie van de aangroei van hun investeringen. Het zal 10 % bedragen van die aangroei met een maximum van 150.000 frank per jaar.

Om die aangroei te meten, zal gekeken worden naar het totaal bedrag van de vaste activa op het einde van het belastbaar tijdperk, en naar het bedrag van de schulden. Het positieve verschil de eigen middelen zal vervolgens vergeleken worden met het hoogste verschil van een van de drie daaraan voorafgaande jaren. Blijkt uit die berekeningen dat zich een verhoging van de eigen middelen heeft voorgedaan (bijvoorbeeld doordat de belastingplichtige bijkomend vaste activa verkregen heeft, of schulden heeft afgebouwd), dan heeft hij recht op het belastingkrediet (berekend op die stijging).

In de sfeer van de vennootschapsbelasting zal het krediet berekend worden in funktie van de stijging van het in geld gestorte maatschappelijk kapitaal. Het krediet zal 7,5 % bedragen van die aangroei, met een maximum van 800.000 frank. Ook hier zal daartoe een vergelijking worden gemaakt tussen het betrokken jaar en de drie daaraan voorafgaande jaren.

VOORWAARDEN.

Met dien verstande dat het belastingkrediet zowel in de personen- als in de vennootschapsbelasting nog aan bijkomende voorwaarden onderworpen wordt. Zo zal het in de personenbelasting slechts worden toegekend, voor zover de belastingplichtige bij zijn aangifte een attest voegt waaruit blijkt dat hij in orde is met de betaling van zijn sociale-zekerheidsbijdragen als zelfstandige. In de vennootschapsbelasting geldt dat het belastingkrediet uitsluitend van toepassing zal zijn ten aanzien van vennootschappen die in aanmerking komen voor de toepassing van het verlaagd opklimmend tarief ; wat wil zeggen dat het moet gaan om vennootschappen met een fiskaal resultaat van niet meer dan 13.000.000 frank ; en die bovendien aan een hele reeks andere voorwaarden voldoen (geen dividenden uitkeren die hoger zijn dan 13 % van het maatschappelijk kapitaal ; voldoende bezoldigingen uitkeren aan hun bestuurders of werkende vennoten, enzovoort).

OVERDRACHT.

Belangrijk om weten is ook nog dat het belastingkrediet zowel in de personen- als in de vennootschapsbelasting overdraagbaar is, als de belasting die voor het betrokken jaar verschuldigd is, minder bedraagt dan het te verrekenen belastingkrediet. Het krediet zal dan overgedragen kunnen worden naar de volgende drie aanslagjaren. Is het dan nog niet verrekend, dan gaat het (saldo) verloren.

Zo krijgen de KMO’s en de zelfstandigen van de fiskale wetgever een aardig fiskaal voordeel toegespeeld, dat er blijkbaar op gericht is hen wat meer fiskale ademruimte te bieden. De vraag is alleen waarom de wetgever alleen aan deze kategorie van belastingplichtigen heeft gedacht. In hoofde van de loon- en weddetrekkenden blijft de belastingdruk torenhoog. In plaats van meer fiskale ademruimte, krijgen zij integendeel nog een bijkomende verzwaring van de belastingdruk te verwerken. De biezondere bijdrage voor sociale zekerheid in werkelijkheid een verkapte belasting die in principe alleen door gezinnen van loon- en weddetrekkenden verschuldigd is gaat immers vanaf 1 januari 1996 nog wat omhoog.

SLAAP.

Wat moet men daaruit besluiten ? Dat de werknemersorganizaties en hun vertegenwoordigers in slaap gevallen zijn ?

De juiste toedracht zal wel nooit helemaal duidelijk worden. Maar veel laat vermoeden dat de achterliggende oorzaak elders moet worden gezocht. Met het nieuwe wetsontwerp wil de regering immers ook paal en perk stellen aan het gebruik van de zogenoemde “kapitaalleningen”.

Bedoeld zijn de leningen die door bestuurders of werkende vennoten worden aangegaan om aandelen van hun vennootschap te verwerven. Bij een kapitaalverhoging bijvoorbeeld, of om ze over te kopen van een andere aandeelhouder. De interesten van dergelijke kapitaalleningen zijn totnogtoe onder bepaalde voorwaarden als beroepskost aftrekbaar. Maar zoals we al eerder schreven, zijn deze kapitaalleningen een serieuze doorn in het oog van de fiskus. Hoe komt dat ?

HERVORMING.

Tot voor enkele jaren heeft de fiskus nooit aanvaard dat bestuurders van aandelenvennootschappen de interesten van dergelijke kapitaalleningen als beroepskosten in aftrek brachten. En ook ten aanzien van werkende vennoten van personenvennootschappen werd de aftrek sterk betwist. Eind de jaren tachtig, in het kader van de hervorming van de personenbelasting, is evenwel in het toenmalige wetsontwerp een bepaling opgedoken die aan bestuurders en werkende vennoten weliswaar onder bepaalde voorwaarden wel het recht toekende om de interesten van dergelijke kapitaalleningen onbeperkt als beroepskost in aftrek te brengen.

TONGEN.

Hoe die bepaling in de wettekst verzeild is geraakt ? Kwade tongen beweren dat het eigenlijk om een vergissing ging. Dat het eigenlijk nooit de bedoeling is geweest om de interesten van die leningen onbeperkt als beroepskost aftrekbaar te maken. Maar dat de bepaling in de grote hoeveelheid van indertijd genomen maatregelen eigenlijk aan de aandacht ontsnapt is. De grote diskussies gingen toen over de dekumuul, en het huwelijkskotiënt, en over de belastingvrije sommen en de verhogingen ervan. Die hielden de aandacht gaande.

De aftrek van de interesten van kapitaalleningen liep daar een beetje “verloren” bij. En is zodoende bijna onopgemerkt tot in het Belgisch Staatsblad verzeild. Zelfs op het kabinet van de minister van Financiën keek men nadien ongelovig toen men zich bewust werd van de ware omvang van de nieuwe maatregel. In de wandelgangen kon men dan ook onmiddellijk horen dat de nieuwe maatregel geen lang leven beschoren zou zijn. Kort nadien werden de toepassingsvoorwaarden trouwens al drastisch verscherpt.

Maar uiteindelijk heeft de maatregel dan toch nog verschillende jaren standgehouden. Hij gaat pas nu voor de bijl. Zij het dat de aftrekmogelijkheden niet volledig worden uitgesloten. Ze worden alleen geschrapt ten aanzien van leningen die dienen om “in te schrijven” op nieuwe aandelen. Bij een kapitaalverhoging bijvoorbeeld. Niet als de lening dient om bestaande aandelen over te kopen van andere aandeelhouders.

PASMUNT.

Men mag dan ook geredelijk aannemen dat de invoering van het hoger besproken “belastingkrediet” niet zomaar een sinterklaasgeschenk is dat soelaas moet bieden aan de fiskaal moegetergde KMO’s ; maar wel dat het belastingkrediet als pasmunt moet dienen om de beperking van de aftrekbaarheid van de interesten van kapitaalleningen in KMO-kringen verkocht te krijgen.

De afschaffing van de aftrekbaarheid van die intresten (in geval de lening dient om in te schrijven op nieuwe aandelen) is immers een zeer belangrijk voordeel dat verloren gaat. Het belastingkrediet dat in de plaats komt, stelt in vergelijking daarmee veel minder voor. Echte pasmunt dus.

KONSTRUKTIES.

Zij het dat men in de betrokken kringen allicht wel begrepen zal hebben dat niet heel de aftrekbaarheid van interesten van kapitaalleningen verloren gaat. De aftrek blijft bestaan voor leningen die dienen om bestaande aandelen over te kopen van andere aandeelhouders. Men mag dan ook aannemen dat in de praktijk veel konstrukties overwogen zullen worden waarbij bestuurders of werkende vennoten niet zelf inschrijven op een kapitaalverhoging, maar dat door iemand anders laten doen, waarna die aandelen dan overgekocht worden.

Wedden dat de fiskus dergelijke konstrukties met alle middelen zal pogen te bestrijden, met het argument dat het eigenlijk om gesimuleerde toestanden gaat, of om konstrukties die er alleen maar op gericht zijn de belasting te ontwijken en die daarom als misbruik bestempeld moeten worden ?

De vraag is dan wel waarom de wetgever deze ontwijkingspoort zo wagenwijd openstelt. Als hij hoopt dat men daar geen gebruik of misbruik van zal maken, dan is hij naïef. Als hij weet dat dit wel gaat gebeuren, dan is hij pervers. Allicht is hij zich gewoon van geen kwaad bewust. En dat is eigenlijk nog veel erger, want dat wil dan zeggen dat hij niet goed heeft nagedacht.

JAN VAN DYCK

Jan Van Dyck is fiskalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content