In memoriam: Tony Vandeputte maakte werkgevers strijdlustiger

Tony Vandeputte in 2004 © belga
Alain Mouton

Tony Vandeputte is overleden. Hij werd 68 jaar. Van 1990 tot 2004 woog hij als VBO-topman zwaar op het sociaal overleg. Onder zijn impuls lieten de werkgevers zich minder in de hoek dringen.

Tony Vandeputte was een van de tenoren van het zo geroemde Belgische sociaaloverlegmodel. Als gedelegeerd bestuurder van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) stond hij mee aan de wieg van verschillende interprofessionele akkoorden, zes in totaal. In 2004 moest hij om gezondheidsredenen terugtreden.

Toen Vandeputte in 1990 gedelegeerd bestuurder van het VBO werd, was het wantrouwen bij de vakbonden groot. Tot dan zaten bij het sociaal overleg voor het VBO gedelegeerd bestuurder Raymond Pulinckx en directeur Wilfried Beirnaert om de tafel. Beirnaert was de man van het compromis, de sociaal onderhandelaar. Vandeputte _ die al tien jaar het economisch departement van het VBO leidde _ was een econoom en studax, die minder vertrouwd was met het terrein. Bij het ABVV vreesde men terug gekatapulteerd te worden naar de jaren tachtig, toen er geen sociale akkoorden mogelijk waren.

De rollen omgekeerd

De vrees van de vakbonden bleek ongegrond. Vandeputte koos niet voor de confrontatie, maar liet zich als topman van de werkgevers evenmin in de hoek dringen. Jarenlang was het de gewoonte geweest dat de vakbonden met eisen kwamen en dat de werkgevers omwille van de sociale vrede toegevingen moest doen. Tony Vandeputte keerde die rollen om. In 1992 kwamen de werkgevers voor het eerst zelf met eisen.

Onder Vandeputte werden de werkgevers meer combattief, strijdlustiger. Zo pleitte het VBO van bij het begin steevast voor loonmatiging en een verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt. Ook vond hij het niet langer vanzelfsprekend dat aan loonlastenverlagingen verplichtingen tot jobcreatie werden gekoppeld. De vakbonden waren verrast, maar beseften dat een akkoord niet langer mogelijk was zonder een evenwicht tussen patronale en syndicale eisen.

Erfenis van de teleurstellende jaren

Vandeputte heeft die aanpak daarna in artikels altijd verdedigd. De werkgevers moesten zich volgens hem wel hard opstellen omdat het sinds het eind van de jaren tachtig bergaf ging met de Belgische economie. In 1988 waren de socialisten opnieuw aan de macht gekomen. Na bijna tien jaar van besparingen, pleitten zij voor meer overheidsuitgaven en minder loonmatiging. In die periode liep het begrotingstekort op tot 7,4 procent van het bbp. De loonkosten ontspoorden.

Die erfenis dragen we tot op de dag van vandaag mee. Als werkgevers nu spreken van de historische loonkostenhandicap van 16 procent – en niet de 3,8 procent die de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven hanteert – dan heeft dat betrekking op de ontsporingen van het einde van de jaren tachtig, die nooit zijn weggewerkt. In 2004 zie Tony Vandeputte zei daarover: “De periode 1988-1992 was die van de matigingsmoeheid en ook de regeringsmoeheid van Martens. We kenden toen een systematische achteruitgang, zowel op begrotingsvlak als op het vlak van competitiviteit. Het waren teleurstellende jaren.”

Partner in crime

Dat het VBO zich vanaf 1992 harder begon op te stellen om het tij te keren, had te maken met komst van de CVP’er Jean-Luc Dehaene als eerste minister. Hij werd een ‘partner in crime’ voor het VBO. Vandeputte besefte dat de Belgische economie enkel met de steun van de politiek weer gezond kon worden gemaakt. “De vakbonden en de werkgevers hebben de regering meer nodig dan omgekeerd”, oordeelde hij.

Jean-Luc Dehaene kwam in 1993 met zijn voorstel een Globaal Pact af te sluiten tussen vakbonden en werkgevers om de begroting, sociale zekerheid en concurrentiekracht te redden. Het VBO steunde de regering voor 100 procent, maar het ABVV hield de boot af. De regering-Dehaene voerde dan maar eigenhandig een Globaal Plan door met een loonblokkering in 1994 en 1995.

In 1996 werd de loonstop vervangen door de loonnorm en de wet op het concurrentievermogen. Die moest de Belgische loonkosten gelijke tred doen houden met die van de buurlanden. Vandeputte speelde een belangrijke rol in de totstandkoming van de wet, die nu nog altijd van toepassing is. De wet heeft niet verhinderd dat België nog altijd een loonkostenhandicap heeft ten opzichte van de buurlanden. Maar economen zijn het erover eens dat de wet op de loonnorm een nog grotere Belgische loonkostenontsporing heeft tegengehouden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content