Architecte Anne Mie Depuydt ontwierp mee het olympisch dorp in Parijs: ‘Duizenden regels stonden er in het lastenboek’

Anne Mie Depuydt: "Duizenden regels stonden er in het lastenboek voor het olympisch dorp."
Dirk Vandenberghe freelancejournalist en podcastmaker

Met haar bijdrage aan het olympisch dorp voor de Spelen van Parijs 2024 heeft de West-Vlaamse architecte Anne Mie Depuydt haar pièce de résistance afgeleverd. Ecologie en stedelijke vermenging gaan er hand in hand, en na de Spelen wordt het een nieuwe buurt met koopwoningen, sociale woningen, winkels en kantoren. “Alles aan het olympisch dorp is experimenteel”, aldus Depuydt.

Vanuit haar kantoor in het tiende arrondissement van Parijs kijkt Anne Mie Depuydt uit over een van de drukke kruispunten van de Boulevard de Bonne Nouvelle, met zicht op de iconische art-decotoren van het cinemacomplex Le Grand Rex. Ze wijst enthousiast en geamuseerd als er een rijtje goudkleurige Ferrari’s aanschuift voor het verkeerslicht. “Dat is Parijs”, lacht ze, nog altijd verwonderd over al het moois en al het verrassende dat de Franse hoofdstad te bieden heeft.

Dertig jaar woont en werkt ze hier al, sinds ze er voor haar stage als student aan het Sint-Lucasinstituut terechtkwam bij het bureau van Dominique Perrault. Eigenlijk had ze graag stage gelopen bij Rem Koolhaas in Rotterdam, maar toen daar onvoldoende werk bleek te zijn, trok ze naar Parijs. Afgezien van een onderbreking van een jaar voor een onderzoeksproject aan de Villa Medici in Rome, is ze altijd in de Franse hoofdstad gebleven.

Parijs is de afgelopen jaren op verschillende manier veranderd. Er glijden dan nog wel dure, opzichtige sportwagens over de grote boulevards, de fiets heeft langzaam maar zeker zijn plek veroverd in het verkeer binnen de péripherique, waardoor de stad rustiger en aangenamer is geworden. En met het plan ‘Grand Paris’ heeft de regio de ambitie om het centrum eindelijk goed te verbinden met de omringende banlieues, de vaak vervloekte en wat verpauperde voorsteden waar 10 miljoen Fransen wonen, het vijfvoud van het aantal Parisiens in de twintig arrondissementen van de binnenstad.

Aan die vernieuwing mag Anne Mie Depuydt met haar bureau uapS meer dan een steentje bijdragen. Momenteel dingt ze nog mee naar een opdracht voor de ontwikkeling van Porte de la Villette, een site ten noorden van Parc de la Villette in het noordoosten van Parijs. En als stedenbouwkundige is ze verantwoordelijk voor de reconversie van de oude industriële site Ivry Confluences in Ivry-sur-Seine, net ten zuidoosten van de périphérique. Een gebied vol staal en beton op de plek waar de Seine en de Marne in elkaar overvloeien wordt omgevormd tot een woonbuurt met een groot park langs de Seine.

Olympisch dorp

Maar het mooiste en meest uitdagende project waar ze de afgelopen jaar aan heeft gewerkt, is ongetwijfeld het olympisch dorp, op de grens van de voorsteden Saint-Ouen-sur-Seine en Saint-Denis. “Eigenlijk waren het twee projecten, waarvoor we twee bouwaanvragen tegelijkertijd hebben ingediend. Vanaf 2025 wordt dit een nieuwe buurt met verschillende bouwblokken. Het bouwblok dat wij uitwerkten, bestaat uit een sokkel met daarop twaalf gebouwen met koopwoningen voor gezinnen, flats, sociale woningen, winkels, een foyer voor mensen met een handicap, een sportclub, een dansstudio en studentenwoningen. Dit jaar wordt het deel van de buurt dat al af is ter beschikking gesteld van de Olympische Spelen. Daarvoor moesten de huizen en flats wel worden aangepast om er drieduizend atleten te slapen te leggen”, vertelt Depuydt.

Parijs wil een voorloper zijn in klimaatadaptatie. Dat gaat niet alleen over duurzaam bouwen, maar ook over het reduceren van CO2, over waterbeheer, over biodiversiteit, de ecologie in zijn volledige dimensie eigenlijk

De huizen moesten dus voldoen aan de eisen van het organisatiecomité van de Spelen. Dat betekende dat alle slaapkamers groot genoeg moeten zijn voor twee aparte bedden met nachttafel en een kast. Alle flats moeten toegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers en in de liften moeten twee rolstoelen naast elkaar kunnen staan. Voor mensen met een visuele handicap waren er extra eisen: zorgen dat stekkers in een andere kleur zijn dan de wand, iedere inkomdeur een andere kleur dan de muur of de vloer, geen spiegels voor een lift enzovoort. “Duizenden regels staan er in zo’n lastenboek, maar al die extra parameters hebben we kunnen verwerken, zodat de gebouwen dienst kunnen doen als olympisch dorp.”

Klimaatadaptatie

Het bouwen van de nieuwe buurt was sowieso een hele uitdaging. Parijs wil een voorloper zijn in klimaatadaptatie, en dat heeft gevolgen voor de bouwvoorschriften. “Dat gaat niet alleen over duurzaam bouwen, maar ook over het reduceren van CO2, over waterbeheer, over biodiversiteit, de ecologie in haar volledige dimensie eigenlijk. Daarom hebben we gezorgd voor een stadsbos met veel ruimte voor fauna en flora en extra tuinen op de sokkel. De daken worden ingericht als rustplaatsen voor migrerende vogels.”

“Alle gebouwen zijn bioklimatisch, er is geen airco. Verwarming en verkoeling, gebaseerd op geothermie, gebeurt via de vloer. We hebben veel gerecupereerd, zoals de aarde voor de ondergrond van de centrale tuin, die opnieuw vruchtbaar is gemaakt. De basisconstructies van alle gebouwen zijn in houtskeletbouw, en ook de gevels zijn houten constructies. Maar binnenin zijn al die de houtconstructies op vraag van de brandweer weggewerkt met pleisterwerk. Alles wat we hebben gedaan voor dit project, is vernieuwend. Er moest veel worden getest, en we hadden attesten nodig om de houten gevels te bekleden met keramiek en pleisterwerk. Tijdens de werffase moesten er nog attesten worden gefinaliseerd, we hebben voortdurend zaken aangepast.”

Een bijkomend probleem was dat Depuydt het project coördineerde tijdens de coronaperiode, met verschillende lockdowns. Ze werkte achttien uur per dag, switchte van de ene Zoom-meeting naar het andere Teams-gesprek, moest samenwerken met vijf andere architectenbureaus, overleggen met alle overheden en het organisatiecomité Paris 24, en ondertussen ook nog eens haar eigen team van twintig medewerkers aansturen.

Plezant werken

Of dat niet vreselijk stresserend is, is het werk dan nog wel leuk? “Oh ja, geweldig”, antwoordt Depuydt glunderend, zonder ook maar een halve seconde twijfel. “Ik heb geleerd om de stress voor mezelf te houden, om die niet te delen met het personeel. Je moet koelbloedig blijven. Dat helpt ook om te relativeren. Om te ontspannen heb ik ’s avonds en in het weekend veel getekend en ook wat geschilderd. Uiteraard ben ik het liefste creatief bezig en zou ik me liever niet moeten bezighouden met dingen als personeelsbeleid. Maar het bureau is net te klein om daar iemand voor in te huren. Maar ik heb gelukkig wel een schitterende chef d’agence, Charlotte, die ervoor zorgt dat alles supervlot verloopt. Bij haar kan ik wel eens mijn ongenoegen kwijt als zaken minder lopen. We zorgen er samen voor dat de sfeer positief blijft, dat het plezant is om hier te werken.”

Achttien uur per dag werken, zoals ze zelf soms doet, dat kan ze van haar mensen niet vragen. “Dat zou ik ook niet willen. De mensen werken hier sowieso al hard, zeker het team dat de details invulde voor het olympisch dorp heeft op momenten ook keihard doorgewerkt. Maar ik merk bij de nieuwe generatie wel dat het minder vanzelfsprekend is. Vroeger werd er meer spontaan langer doorgewerkt, dat is nu minder. Er is meer aandacht voor het leven buiten het bureau. Dat betekent niet dat ze minder goed werken. Het is gewoon anders.”

Depuydt hecht veel belang aan een goede werksfeer. Er is ruimte voor teambuilding, er wordt samen gereisd, de verjaardagen worden gevierd en er wordt vaak geborreld, zeker op vrijdag. En op WhatsApp is een levendige uapS-groep actief, waarin werk en privé toch mooi in elkaar overvloeien. Daar kan ook al eens hartelijk gelachen worden om ‘de baas’. Iemand van het kantoor heeft een recent stukje uit Sabato, de luxebijlage van De Tijd opgemerkt, waarin Depuydt opmerkt dat Fransen erg begaafde praters zijn, maar dat het soms weinig efficiënt is.

Op een vergadering met Fransen zal je altijd afwijken van het gespreksonderwerp. Het is een andere manier van werken, maar het eindresultaat is vaak even goed

“Daar hebben ze vervolgens AI op losgelaten: ‘Deze uitlatingen getuigen van stereotypering van Fransen, die hier worden gepresenteerd als inefficiënt en babbelziek, in tegenstelling tot een meer pragmatische, Belgische aanpak. Deze veralgemening kan overkomen als beperkend en potentieel kwetsend. Dit kan gezien worden als een poging tot nationalisme of regionalisme, in een context die eerder internationale samenwerking zou moeten vieren, zeker voor een globaal evenement als de Olympische Spelen’. Dat zegt AI dus over mijn uitspraken.” Depuydt kan er hartelijk om lachen, en ze kan de knipoog van haar personeel in de Whatsapp-groep zeker appreciëren.

Honderd tekeningen

Maar verschillen zijn er natuurlijk wel, dat zag ze ook toen ze het Parijse filiaal runde van OMA, het bureau van Rem Koolhaas. “Nederlanders zijn superefficiënt, nog efficiënter dan Vlamingen, ze zijn vooral heel goed georganiseerd. In Nederland wordt niet rond de pot gedraaid. Het systeem is ook om veel verschillende tekeningen te maken, steeds aan te passen en te verbeteren. Bij Koolhaas moest je verschillende keren per dag nieuwe tekeningen laten zien. Ik vertel die grap ook altijd aan mijn studenten: een Nederlander of een Vlaming maakt honderd tekeningen, in de hoop dat er één of twee echt goed zijn. Een Fransman stelt eerst honderd vragen, want die wil maar één tekening maken. Dus worden de dingen voortdurend bevraagd, er wordt heel vaak gediscussieerd, gepraat. Op een vergadering met Fransen zal je altijd afwijken van het gespreksonderwerp. Het is een andere manier van werken, maar het eindresultaat is vaak even goed.”

Vergis u niet: ze is van de Fransen en Parijs gaan houden. “Ik vind Parijs geweldig. Iedere keer als ik de Seine oversteek, denk ik: wat een geluk dat ik hier mag wonen. Het is een erg levendige stad, ik kan naar het theater en naar exposities, en ik kan om tien uur nog iets halen in de Monoprix. Maar de Parisiens zijn wel gesloten, weinig sociaal. Het is superlastig om binnen te geraken in hun wereld. Dus als hier een buitenlander komt werken, dan zorg ik ervoor dat hij of zij snel in de groep wordt opgenomen, door uitjes te organiseren, door samen te eten. Dat is iets waar ik echt op sta, omdat ik zelf heb ervaren hoe moeilijk het kan zijn. De eerste maanden hier kende ik niemand en sprak ik met niemand, tot ik in het bureau van Dominique Perrault terechtkwam en daar goed werd opgevangen. Zijn vrouw is nog altijd een van mijn beste vriendinnen.”

Grootse projecten

Wat ook helpt, is dat Depuydt hier heeft kunnen werken aan grootse projecten, zoals de Bibliothèque Nationale de France, beter bekend als Bibliothèque François Mitterrand. “Dat geeft natuurlijk enorm veel voldoening. Ik ben uit Vlaanderen vertrokken in een tijd dat er nauwelijks interesse was voor vernieuwende architectuur. Hier kon ik wel aan die grootse projecten meewerken, en dat is mijn grote kans geweest.”

Je moet tegelijk nieuwe bewoners aantrekken, en de oude niet verjagen. Dat is niet makkelijk, maar we proberen het wel

In de loop der jaren heeft ze haar eigen stijl kunnen ontwikkelen: zeer geometrisch, sober, met ruimte voor invulling en verandering door de bewoners zelf. Haar focus is ook verschoven van pure architectuur naar stedenbouw. “Ik ben erg veel bezig met natuur en landschap. Ecologie is voor mij superbelangrijk, duurzaamheid ook, maar het sociale aspect vind ik even belangrijk. De sociale ongelijkheid die ik zie, vind ik erg frustrerend. De huren in Parijs zijn zo hoog geworden, dat je op een bepaald moment weet dat je dingen aan het voorstellen bent die de huidige bewoners en gebruikers van het gebied dat je ontwikkelt, niet meer zullen kunnen betalen. Dat vind ik erg problematisch. Met het nieuwe voorstel voor Porte de la Villette wil ik ook aandacht voor de daklozen en druggebruikers die zich in de buurt ophouden. Je kunt die niet allemaal naar een ander deel van de stad verbannen. Je moet tegelijk nieuwe bewoners aantrekken, en de oude niet verjagen. Dat is niet makkelijk, maar we proberen het wel.”

Haar studie voor Villa Medici ging over stedelijke vermenging. “Voor mij is de verwevenheid, de vermenging, altijd enorm belangrijk geweest. Ik wil dat bewoners zich mee verantwoordelijk voelen voor hun omgeving, dus moeten we die zo ontwerpen dat bewoners er voldoende invulling kunnen aan geven. Er moeten verschillende scenario’s mogelijk zijn, je moet dat als architect of stedenbouwkundige niet zelf willen bepalen.”

Daarom start ze bij een project zelden met het uittekenen van het stratenplan, zoals anderen vaak wel doen. “Ik probeer de dingen om te draaien, vertrek essentieel vanuit de open ruimte, de relaties tussen de dingen. In Ivry was mijn voorstel om een aantal van die heel grote oude industriële panden te hervormen op basis van het patroon van een begijnhof, dan wordt het een ‘Ivrynage’ in plaats van een ‘beguinage’. De groene publieke binnenruimtes compenseren het gebrek aan bomenrijen in de straten, want die kunnen door de vele leidingen in de ondergrond daar niet gerealiseerd worden. Dat denken heeft uiteindelijk de doorslag gegeven.”

En zo werkt Depuydt verder mee aan de transformatie van Parijs, de stad die ze wellicht niet meer zal verlaten. “Soms loop ik door Brussel en zie ik hoe het is veranderd. Dan denk ik: ik zou ook graag in Brussel wonen. Maar als ik dan terug ben, besef ik dat ik het nog altijd erg boeiend vind om in Frankrijk te wonen en te werken. Anders zou ik hier niet zo lang blijven.”

Bio

– Geboren in Menen, 1964

– Groeide op in Wevelgem en ging naar school in Kortrijk

– Studeerde architectuur aan Sint-Lucas in Gent

– Vertrok in 1987 naar Parijs, werkte er onder andere voor Dominique Perrault en Rem Koolhaas

– Startte in 1999 haar eigen bureau voor architectuur en stedenbouw, uapS

– Werkt aan verschillende architecturale en stedenbouwkundige projecten in en rond Parijs, onder andere het olympisch dorp van de Spelen van deze zomer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content