Insecten bestrijden is een kunst
IPARC heeft een stevige reputatie opgebouwd als kunstrestaurateur. De bestrijding van insecten in kunstobjecten kan een nieuwe groeimotor worden, waardoor het bedrijf ook vaste voet krijgt in het buitenland.
Dat kunstwerken – en dat hoeven niet alleen oude kunstwerken te zijn – worden aangetast door insecten zoals motten, zilvervisjes, houtworm en kevers, is niet nieuw. Maar door de klimaatopwarming en de mondiale kunsttrafiek wordt het probleem wel groter en worden sommige soorten resistenter. IPARC (kort voor International Platform for Art Restauration and Conservation) gebruikt een volledig ecologische methode met warmte en een gereguleerde vochtigheid om de insecten te elimineren. Oprichtster Leen Gysen toont een ruimte die op een koelcel lijkt. “We warmen deze ruimte geleidelijk op tot ongeveer 50 graden. Die temperatuur houden we een uur aan. Tegelijk houden we de relatieve vochtigheid constant, zodat er geen stress op het kunstwerk of object is. Het hele procedé neemt slechts een etmaal in beslag, in plaats van de vier weken die je met stikstof nodig hebt.”
In Vlaanderen hebben we goede restauratoren, maar we zijn slordig met het verankeren van die competenties. Iedereen werkt alleen’ LEEN GYSEN, IPARC
IPARC werkte zes jaar samen met Thermo Lignum, het Engelse bedrijf dat de technologie ontwikkelde, als partner voor de Benelux, tot Gysen het in 2020 overnam. Door die overname kreeg IPARC meteen een dienstencentrum in Londen en het opende er vorig jaar ook een in Berlijn. “Dit jaar staan Frankrijk, Spanje en Portugal nog op de agenda. Op die manier komt de technologie voor iedereen in Europa binnen handbereik.”
One-stopshop
Insectenbestrijding is een van de vier activiteiten van IPARC, naast restauratie, beeldvorming en kunstopslag. In de atelierruimte van 700 vierkante meter restaureren twee medewerkers nauwgezet twee monumentale schilderijen uit het stadhuis van Leuven. Tijdens restauraties worden werken meestal ontdaan van vuil of vroegere ingrepen, soms zijn ze ook beschadigd. Op een ezel staat een kunstwerk van Koen van den Broek, klaar om de roetresten na een brand te verwijderen. De lijst van voorbije restauraties oogt indrukwekkend: werken van Vlaamse primitieven, Jacob Jordaens, Pieter Paul Rubens, Anton Van Dyck en Paul Delvaux, schilderijen uit het AfricaMuseum en de Sint-Pieterskerk in Leuven, en het meubilair van Victor Horta uit de juwelierszaak Wolfers. “We restaureren niet alleen schilderijen, maar ook textiel, hout, steen, metaal, papier of albast”, zegt Gysen. “Soms restaureren we ter plaatse in musea of kerken, bijvoorbeeld omwille van de veiligheid.”
In het labo staat een indrukwekkend gamma aan apparatuur om werken te onderzoeken en in beeld te brengen. “We werken vanuit een sterk wetenschappelijke insteek en doen geen concessies aan de kwaliteit en de methodologie”, vertelt Gysen. “Aan de hand van multispectrale beeldvorming en andere analyses onderzoeken we de authenticiteit en dateren we kunstwerken. De laatste pijler is kunstopslag. De meeste werken worden voor lange tijd opgeslagen in een volledig geklimatiseerd en beveiligd depot. De collecties van sommige klanten bewegen wel, omdat ze de werken regelmatig in bruikleen geven. Daarvan maken we een conditierapport voor de verzekeraar of een hogeresolutiefoto voor de catalogus. Omdat we het allemaal ter plaatse onder één dak kunnen, zijn we een one-stopshop.”
Multidisciplinaire structuur
Leen Gysen startte IPARC bijna elf jaar geleden op, samen met David Lainé, Linda Temmink en Obrecht De Boer. Haar eerdere ervaringen bij Telindus, waar ze werkte voor John Cordier en Eric Van Zele, en Bozar waren een goede leerschool. “Toen ik 39 werd, wilde ik een eigen bedrijf oprichten dat commercieel relevant was, maar waar ik ook mijn eigen waardenpatroon kon opbouwen. Met IPARC kan ik dat realiseren terwijl ik dag in dag uit bezig ben met mijn passie: kunst”, zegt Gysen. Ze wist ook welk bedrijf ze wilde oprichten: een coöperatie. “In grote structuren kun je thema’s als de ongelijke verloning aankaarten, maar je hebt er weinig impact op. Ook over de coaching van medewerkers had ik een eigen visie.”
Van opleiding is ze archeologe en haalde ze een MBA, haar man is restaurateur. Drie drijfveren lagen aan de grondslag van IPARC. “In Vlaanderen hebben we goede restauratoren, maar we zijn slordig met het verankeren van die competenties. Iedereen werkt alleen, ieder met zijn eigen specialisatie op een heel competitieve markt. Daardoor zijn ze niet geneigd kennis uit te wisselen en over te dragen.”
Een andere drijfveer was de behoefte aan een multidisciplinaire structuur. “Restauratoren specialiseren zich in schilderijen of steen, hout of textiel. Maar in een gemiddeld hedendaags werk zitten vaak drie tot vier verschillende materialen. Bij een aanbesteding voor het interieur van een kerk gaat het om schilderijen, beelden, meubilair en textiel. Als je dan een multidiscipinair team kunt inzetten, is dat een pluspunt.”
Ten slotte vond Leen Gysen een coachingmodel essentieel, zodat mensen kunnen groeien, vragen stellen en fouten maken. “Schoolverlaters zijn dankzij hun universitaire masteropleiding theoretisch goed opgeleid, maar hebben weinig praktijkervaring.”
Kmo van het jaar
De coronalockdowns hakten er stevig in bij IPARC, dat in 2018 door de zelfstandigenorganisatie Unizo tot ‘Kmo van het jaar’ werd bekroond. De hele sector viel stil. “We hebben vijf mensen moeten laten gaan”, blikt Gysen terug. “Plots werden we een aantal jaren in de tijd teruggekatapulteerd, maar we zien geleidelijk een stevig herstel.” Gysen prijst zich gelukkig dat de hoge energieprijzen weinig impact hebben op haar activiteiten. “Voor de insectenbestrijding gebruiken we een heel zuinige, CO2-neutrale technologie.”
De grootste uitdaging vandaag is consolidatie om een duurzaam businessmodel uit te bouwen. Leen Gysen, nu 51, werkt volop aan de opvolging. “Dit bedrijf kun je niet via een exit verkopen. De jongere generatie moet dit bedrijf overnemen, maar dat doe je niet in een jaar. We spreiden het om financiële redenen in de tijd, zodat ze zakelijk kunnen groeien.”
Vooral de insectenbestrijding kan een groeimotor worden. “Door de Europese verordening die het gebruik van stikstof voor insectenbestrijding verbiedt, ligt de markt open voor ons”, weet Gysen. “Het is een kwestie van snel te reageren en zo ons marktaandeel en onze naamsbekendheid te vergroten. Naast onze vestigingen in Berlijn, Londen en Brussel ondersteunen we ook partners – bijvoorbeeld in Spanje – op technologisch en marketingtechnisch vlak. Om een eigen vestiging te starten, heb je veel kapitaal nodig, dus kijken we naar verschillende samenwerkingsmogelijkheden.” IPARC bekijkt met welke investeerders het in zee wil gaan. Gysen: “We zien veel interesse uit het Midden-Oosten.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier