INDIA LAVEERT TUSSEN OPEN EN DICHT. Tractebel bij de yogi’s
Bombay heet vandaag Mumbai, de prekoloniale hindoenaam. De Amerikanen van Enron, een onafhankelijke energieproducent, zijn aan de deur gezet. Dit is negatief voor de opening van de Indiase markt. Oorzaak ? Het hindoenationalisme. De hindoes verankeren op hun manier. Wordt ook Tractebel en zijn elektriciteitscentrale in de staat Karnataka een slachtoffer van het hindoe-aktivisme ?
In de deelstaten Gujarat en Maharashtra, het ekonomische hart van India, zijn twee hindoepartijen aan de macht gekomen, de Bharatiya Janata Party en Shiv Sena. Het eerste nieuws was dat zij de stad Bombay haar prekoloniale naam Mumbai teruggeven, het tweede dat zij nu hun slag thuishalen in het verzet tegen de bouw van een energiecentrale door de Amerikaanse investeerder Enron. Tractebel heeft een beginselakkoord ondertekend voor een joint venture in de staat Karnataka (zie kader : Tractebel en de affaire-Enron).
De politieke hindoebeweging omvat enkele miljoenen aktivisten verdeeld over een waaier aan sociale organizaties en een handvol politieke partijen. De belangrijkste vertolkers van het onderliggende gedachtengoed zijn niet-partijgebonden auteurs, zoals de bejaarde wijsgeer Ram Swarup en topjournalist Arun Shourie, bekend van onthullingen die de premiers Rajiv Ghandi en V.P. Singh ten val brachten. De grootste hindoe-organizatie is de Rashtriya Swayamsevak Sangh (RSS, Nationale Vrijwilligersbond), de ruggegraat van een heuse “zuil” met onder meer studenten- en vrouwenorganizaties, een scholennet, een vakbond en een politieke partij : de Bharatiya Janata Party (BJP, Indiase Volkspartij).
Sedert 1952 altijd goed voor 7 tot 12 % van de stemmen, werd zij in 1991 met 23 % de tweede partij van India. De BJP bemant momenteel de deelstaatregeringen van Maharashtra, Gujarat, Rajasthan en Delhi. In India’s volkrijkste deelstaat Uttar Pradesh steunt zij vanuit de oppositie de minderheidsregering van de kleinere Bahujan Samaj Party (Partij van de Massa, d.i. van de laagste kasten), na de breuk van deze laatste met haar vroegere koalitiepartner, de Samajwadi Party (SP, Socialistische Partij). Dit wordt, meer nog dan de vrij goede bestuursprestaties in andere deelstaten, als een bewijs van politieke rijpheid gezien : liever dan in Uttar Pradesh verkiezingen uit te lokken, koos de BJP voor stabiliteit en voor de opgemerkte geste, een vrouw uit de allerlaagste kaste deelstaatpremier te laten worden. De kans is reëel dat de BJP, gezien haar recente stembussuksessen en de krisis in de Kongrespartij, na de parlementsverkiezingen van begin 1996 de nationale regering zal vormen.
FUNDAMENTALISME ?
Programmatorisch is de BJP zowat het ekwivalent van de Europese kristen-demokraten : een demokratische centristische partij, voorstander van het sociale harmoniemodel, met een vaag-religieuze inspiratie maar een in sekuliere termen geformuleerd programma. Haar officiële ideologie is het integraal humanisme, uitgewerkt door de in 1967 vermoorde partijleider Dindayal Upadhyay. De gelijkenis met de boektitel Humanisme Intégral van de kristen-demokratische denkmeester Jacques Maritain is louter toevallig, maar veelbetekenend. In beide gevallen gaat het om een poging om het beginsel : “De mens leeft niet van brood alleen, ” waar te maken in een modern en sekulier politiek bestel. Een typisch punt van overeenkomst is de notie van rentmeesterschap : de mens is de aansprakelijke beheerder, niet de eigengerechtigde bezitter van de wereldse goederen.
“Het hindoekarakter van India is de beste garantie voor de lekenstaat, ” zegt BJP-voorzitter Lal Krishan Advani, met verwijzing naar de feilloze integratie van allerhande minderheden (joden, zoroastriërs, Syrisch-kristenen) in historische hindoerijken. De BJP wil van India een echt sekuliere staat maken, zonder de nu bestaande discriminaties tegen de hindoes. Want een minder bekend feit is inderdaad dat de eerste premier Jawarlal Nehru een militant ateïst en brown sahib (verengelste Indiër) die de kultuur van zijn voorouders haatte bij de opstelling van de grondwet in 1947-’50 aan de weinig alerte hindoemeerderheid een wettelijke achterstelling oplegde.
Zo kent de grondwet aan minderheden, niét aan de meerderheid, het recht toe om konfessionele gesubsidieerde scholen te stichten. Er is nog steeds een apart huwelijks- en erfrecht voor de verschillende religies : hindoes en kristenen kunnen wel een maîtresse hebben, maar alleen moslims kunnen legaal de polygamie beoefenen. De grondwet verbiedt niet-Kasjmiri’s zich in Kasjmir te vestigen, dit om er de meerderheidspositie van de moslims te beveiligen. De overheid richt financieringsinstellingen op speciaal voor de minderheden, en nationalizeert hindoetempels om hun opbrengst binnen te rijven terwijl zij aan moskeeën niet durft, en wettelijk ook niet mag, raken. De eis tot opheffing van deze discriminaties is een bij uitstek laïcistisch programma.
De BJP wordt ook wel hindoenationalistisch genoemd. De historische ideoloog van deze stroming, Vinayak Damodar Savarkar, vertaalde in zijn boekje Hindutva (“Het hindoe-zijn”, 1923) de ideeën van de 19de-eeuwse Italiaanse nationalist Guiseppe Mazzini naar de Indiase situatie toe : eenheid (konkreet : vermenging der kasten), identiteit en zelfbestuur voor de hindoenatie in haar historisch territorium. Het is mede om de beschuldiging van fundamentalisme van zich af te houden, dat de BJP zich bekent tot het nationalisme, een term die ginds een positieve connotatie heeft met de onafhankelijkheidsstrijd. Nochtans wordt gaandeweg duidelijk dat de koppeling van hindoeïsme met nationalisme intellektueel niet klopt. Ram Swarup wijst op de tegenstelling tussen het universalisme van de Veda’s (“Laat goede gedachten van overal tot ons komen”) en het kneuterige identiteitsfetisjisme van de meeste nationalisten : “De verdienste van het hindoeïsme is niet zijn inheemse oorsprong, wel zijn openheid voor elk zoeken naar de waarheid. Omgekeerd is het probleem met de islam ook niet zijn vreemde herkomst, wel zijn onverdraagzaamheid. “
Terwijl deze diskussie voortduurt, is men het in de praktijk wel eens over het belang van de staat India als laatste bolwerk van de hindoebeschaving in een vijandige wereld. De genocide op 2,4 miljoen Oostbengaalse hindoes door het Pakistaanse leger in 1971, de stapsgewijze verwijdering van de hindoes en boeddhisten uit Pakistan en Bangladesj en hun snelle uitdrijving uit Kasjmir (1990) en Afghanistan (1992) hebben de nood aan een sterke eigen staat stevig ingeprent.
KASTE.
In India is het profiel van een partij niet volledig zonder een schets van haar kaste-achtergrond. Net als de Kongrespartij en de kommunistische partijen is de BJP opgestart door brahmanen, maar geeft zij meer en meer leidende posten aan mensen uit de lagere kasten. Haar strijdbaarheid in het Ayodhya-konflikt (zie kader : westerse pers kent India niet) hangt nauw samen met de politieke doorbraak van leiders uit de lage kasten, bijvoorbeeld parlementsleden Vinay Katiyar en Uma Bharati en de oud-premier van Uttar Pradesh, Kalyan Singh.
De Shiv Sena (SS), “Leger van Shivaji” (een 17de-eeuwse verzetsheld), heeft een heel ander profiel dan de BJP. Zij is in 1966 gesticht als partij van de Marathi-sprekende middenkasten van Mumbai, die een proletariaat vormden in dienst van de Gujarati-sprekende businessklasse, en was toen gericht tegen de brahmanen en de inwijkelingen uit Zuid-India. Pas in de jaren ’80 zou zij van de verdediging van de hindoebelangen tegen de assertiever wordende moslims een hoofddoel maken. De SS heeft geen geschreven programma : “Onze daden zijn ons partijmanifest, ” zegt voorzitter Bal Thackeray. Zij doet volop mee aan de vuile kanten van de Indiase politiek : plat populisme, banden met de onderwereld, straatgeweld. Terwijl de BJP een imago van propere handen kultiveert, was de SS tijdens haar twee ambtstermijnen in het stadsbestuur van Mumbai al bijna net zo korrupt als de Kongrespartij.
Toch moet men de SS zekere verdiensten nageven. Zij heeft een uitgebreid netwerk van sociale voorzieningen in de sloppenwijken opgebouwd, lang voor zij aan de macht deelnam ; tijdens de aardbeving vorig jaar werden ettelijke mensenlevens gered door SS-ambulanciers. Politiek heeft zij als enige partij pal gestaan tegen de eisen voor op kaste gebaseerde kwota. In 1990 lanceerde de socialistische premier V.P. Singh het plan om de bestaande reservaties in overheidsbanen en studieplaatsen voor de laagste kasten uit te breiden tot de middenkasten, zowat de helft van de Indiase bevolking. Er ontstond een kwota-opbod, zodat nu bijvoorbeeld in Tamil Nadu tot 80 % van de overheidsbanen toegekend worden op basis van kaste, ongeacht bekwaamheid. De SS, nochtans juist een partij van de middenkasten, verwierp het kwotabeleid als een faktor van kwalitatieve neergang en nationale verdeeldheid.
EKONOMIE.
De marxistische aantijging dat de SS en de bijbehorende vakbond opgericht zijn met steun van het grootkapitaal, met als doel de arbeiders weg te houden van de kommunistische vakbond, is in essentie korrekt. Ook Kongres-politici patroneerden destijds de kreatie van de SS : zij wisten dat hun eigen partij (de facto een koalitie van brahmanen, laagste kasten en moslims) de middenkasten moeilijk kon bereiken, en dat de kommunisten het Kongres via massale toetreding van binnenuit trachtten over te nemen. Daarom moest voortaan de SS in Mumbai voor de sociale vrede zorgen.
Qua ekonomische opvattingen tekenen zich in de bredere hindoebeweging drie tendensen af. De groene strekking grijpt terug naar Mahatma Gandhi’s ideeën over een etische en zuinige ekonomie : “De natuur heeft genoeg voor ieders behoefte, niet voor ieders hebzucht, ” citeert Ram Swarup. RSS-vakbondsleider Dattopant Thengadi schrijft : “Een verspillingsekonomie is een zonde wanneer miljoenen honger lijden. Konsumentisme is strijdig met de geest van de hindoekultuur. “
Deze strekking leidt een eigen leven op het verduldig papier van ongelezen boeken, maar heeft weinig invloed op het reële beleid. Ermee verwant is de beweging voor een autarkische Swadeshi (“eigen-landse”) ekonomie. De leden waarschuwen tegen het verlies van ekonomische soevereiniteit dat India zou lijden door het binnenhalen van de verfoeide multinationals. Vorig jaar nog betoogden RSS-aktivisten samen met kommunisten tegen de Gatt-akkoorden.
De meeste ekonomisten in en rond de nieuwe BJP-regeringen doen echter nogal meewarig over de Swadeshi-gedachte. Zegt Arun Shourie : “Protektionisme is hier volkomen misplaatst. Laat de buitenlandse bedrijven maar komen, met investeringen èn met hun produkten. Met ons talent en werkkracht kunnen wij elke kompetitie aan. ” De dominerende strekking zegt volmondig ja aan de globalizering van de ekonomie. Maar ook zij is bezorgd over het effekt op korte termijn dat het opengooien van de Indiase markt kan hebben op de eigen bedrijven, en bepleit daarom een doordachte temporizering van de externe liberalizering, en een strikte beperking van buitenlandse vestigingen tot de spitssektoren. Jay Dubashi, hoofdauteur van het ekonomisch programma van de BJP, wijst erop dat ook Japan en de Tijgers aanvankelijk hun markt afschermden voor buitenlandse produkten om de eigen producenten op dreef te laten komen ; pas in een tweede faze stelden zij hen aan de internationale kompetitie bloot.
Van bij het begin was de BJP voorstander van de vrije markt, tegen het verstaatsingsbeleid van de sovjetbewonderaar Nehru en diens dochter Indira Gandhi. Dat beleid leidde tot een stagnerende ekonomie, door links smalend de Hindu growth rate genoemd. Juister zou geweest zijn de Nehru growth rate, want “India onder hindoebestuur was altijd een spreekwoordelijk rijk land, en onze emigranten in landen met een vrije ekonomie doen het uitstekend, ” aldus Jay Dubashi. De BJP haalde eindelijk haar gelijk toen Financieminister Manmohan Singh in 1992 een verregaande liberalizering van de ekonomie afkondigde.
Volgens de BJP is Singh sindsdien echter veel te lief voor de buitenlandse kapitaalgroepen en ondernemingen, en gaat dit, ondanks de slogan “liberalizering met een menselijk gelaat”, ten koste van de eigen werknemers. Gezien de slechte ervaringen van Mexico zou India ook geen morzel nationale soevereiniteit aan het IMF en de Wereldbank mogen uitbesteden. Voorts wordt de inplanting van buitenlandse mediagroepen afgewezen, al is er geen sprake van bijvoorbeeld een verbod op schotelantennes zoals dat in veel omliggende landen bestaat. De BJP meent dat India zich een harde opstelling jegens de multinationals kan veroorloven, omdat zij India (dat weldra een miljard inwoners zal tellen) harder nodig hebben dan omgekeerd.
KOEN ELST
Koen Elst is oriëntalist en één van de zeldzame kenners van de politieke hindoebeweging. Hij nam in 1990-’92 als enige niet-Indiër deel aan het debat over de historische basis van de wederzijdse claims in het Ayodhya-konflikt.
BOMBAY Sinds de hindoepartijen er aan de macht zijn, heet de stad opnieuw Mumbai.
RAM SWARUP, WIJSGEER “Hindoeïsme moedigt vrij onderzoek aan. “
ARUN SHOURIE, VOORAANSTAAND JOURNALIST “Laat de buitenlandse bedrijven maar komen. Met ons talent en onze werkkracht kunnen wij elke kompetitie aan. “
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier