Indexering van auteursrechten
Jan Van Dyck
T erwijl banken op de rand van de afgrond balanceren en aandeelhouders hun zuurverdiende centen in rook weten opgaan, zien de genieters van auteursrechten de toekomst welgemutst tegemoet. De wetgever is immers zo vriendelijk geweest voor hun inkomsten een nieuw fiscaal stelsel te bedenken dat de belastingdruk in het beste geval reduceert naar een oogverblindend tarief van slechts 7,5 procent.
Er is maar één groot probleem: niemand weet op dit ogenblik met een begin van zekerheid te zeggen, hoe de nieuwe regeling juist moet worden toegepast. Welke inkomsten komen voor dit fiscale manna in aanmerking? De wetgever heeft het over de inkomsten uit de cessie of concessie van auteursrechten of naburige rechten in de zin van de auteursrechtenwet. Hij heeft het ook over de inkomsten uit de cessie of concessie van ‘wettelijke en verplichte licenties’ in de zin van dezelfde wet. Maar wat moet je daaronder verstaan? Als de erven van Jacques Brel vergoedingen ontvangen vanwege Sabam, omdat zijn liedjes nog altijd vertolkt worden en op radio en tv worden uitgezonden, dan gaat het ontegensprekelijk over de vergoeding van ‘auteursrechten’. Maar wat doe je bijvoorbeeld met de vergoeding die iemand opstrijkt omdat hij een bijdrage schrijft voor Trends, of voor de duivenrubriek van het plaatselijke dagblad. Gaat het hier ook over de vergoeding voor de cessie of concessie van auteursrechten? Dat is minder duidelijk.
T ot nu toe lag bijna niemand wakker van deze vraag. Of zul- ke vergoedingen wel of niet de tegenprestatie vormen voor de cessie of concessie van auteursrechten had in de praktijk meestal weinig of geen belang. Maar nu de wetgever in een bijzonder fiscaal stelsel heeft voorzien dat de belastingdruk in het beste geval terugdringt tot 7,5 procent hebben alle auteurs, fotografen, architecten, ontwerpers van databanken, muzikanten, componisten, vertalers, enzovoort, er alle belang bij te weten of de vergoedingen die zij ontvangen wel of niet een vergoeding zijn voor de cessie of concessie van auteursrechten of naburige rechten. Het gaat om veel geld: belasting tegen in het beste geval 7,5 procent dan wel belasting tegen de marginale tarieven van de personenbelasting die – aanvullende gemeentebelasting inbegrepen – nog altijd kunnen oplopen tot 50 procent en meer.
Het probleem is overigens niet beperkt tot zogenaamde freelance auteurs, fotografen, enzovoort. Ook wie in loondienst werkt en bijvoorbeeld teksten schrijft, beschikt over ‘auteursrechten’. De vraag is dus ook bij hem of en in welke mate de bezoldiging die hij verkrijgt, een vergoeding vormt voor de cessie of concessie van auteursrechten.
Minstens voorlopig is het echter koffiedik kijken welke vergoedingen wel of niet in aanmerking komen voor de nieuwe fiscale regeling. De enige instantie die zich – overigens al vele jaren geleden en in een andere context – duidelijk over deze aangele-genheid heeft uitgesproken, is het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen van Zelfstandigen (RSVZ). Het RSVZ beschouwt het zogenaamde ‘cachet’ van de auteur niet als een auteursrecht. Het verstaat daaronder, het honorarium dat een auteur verkrijgt om een auteursrechtelijk beschermd werk te ‘maken’. Van een ‘auteursrecht’ zou in de ogen van het RSVZ slechts sprake kunnen zijn, zodra een auteur een deel krijgt in de opbrengsten van de exploitatie van zijn werk. Concreet: een vergoeding voor het ‘maken’ van onderhavige rubriek in Trends zou in de ogen van het RSVZ geen ‘auteursrecht’ zijn. Maar stel dat de uitgever deze rubrieken bundelt in een boekje, en dat boekje te koop aanbiedt, dan zou het commissieloon dat de auteur krijgt als deelname in de opbrengst van de verkoop wel een ‘auteursrecht’ zijn. Afwachten of deze interpretatie ook op fiscaal gebied zal gelden.
K ostenforfait. Daarnaast zijn er nog tal van andere problemen. Een klein voor- beeld. In de nieuwe fiscale regeling moet op de betrokken inkomsten een roerende voorheffing ingehouden worden van 15 procent. De bruto-inkomsten mogen daarbij eerst verminderd worden met een forfaitair lastenpercentage. Dit bedraagt 50 procent als de inkomsten niet hoger zijn dan 10.000 euro en 25 procent als de inkomsten begrepen zijn in de schijf van 10.000 tot 20.000 euro. Worden deze inkomensschijven geïndexeerd? Normaal gezien, zou je denken van niet. Het gaat immers om schijven die ingeschreven staan in het koninklijk besluit tot uitvoering van het wetboek van de inkomstenbelastingen. Zulke schijven worden in principe niet geïndexeerd. Maar eigenaardig genoeg zijn ze niet ingevoerd bij koninklijk besluit. De wetgever heeft zich geroepen gevoeld de bedoelde schijven zelf in te schrijven in het koninklijk uitvoeringsbesluit. De wet zegt dat schijven die voorkomen in ‘desbetreffende bijzondere wetsbepalingen’ wel worden geïndexeerd. Dus toch indexatie? Niemand die het op dit ogenblik met zekerheid kan zeggen. Zeker is wel dat de wetgever niet grondig genoeg over de nieuwe regeling heeft nagedacht. (T)
DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier