In schoonheid geëindigd

De wereldeconomie sloot het millennium af met een groei van 4,7%, een unieke prestatie in bijna twintig jaar.

De privé-consumptie was één van de motoren achter de krachtige binnenlandse vraag. De consument had een duidelijke voorliefde voor consumptiegoederen: die categorie ging met meer dan 10% omhoog en overschreed voor het eerst de kaap van 49,57 miljard euro. Ook de verkoop van ‘textiel, kleding, schoenen’, die in 1999 met amper 1,9% was gegroeid, veerde in 2000 weer met 18% op. In de sector ‘diversen’ scoorden vooral de reisagentschappen: +20%. En ook onze textielindustrie produceerde 6,6% meer, een buitengewone prestatie.

Voedingsproducten daarentegen waren niet bepaald de uitblinkers van de distributiesector: hun gecumuleerde omzet groeide met amper 1% en bleef onder de kaap van 24,78 miljard euro hangen. 2000 was een jaar van herstel na de dioxinecrisis.

Met een omzettoename van 2 miljard euro (tot 30 miljard euro) en 7000 extra werknemers sloot ook de bouwsector het millennium krachtig af. De fraaie resultaten van 2000 liggen in het verlengde van het herstel dat zich in 1999 aftekende. Negatief was wel dat het aantal bouwvergunningen voor nieuwe woningen abrupt vertraagde: -12,2%. Dat heeft uiteraard te maken met het hoge BTW-tarief voor nieuwbouw. Bovendien moeten alle werven nu ook een veiligheidscoördinator hebben, en die heeft de kostprijs voor het bouwen van een woning met 1,2% tot 3,8% de hoogte ingejaagd.

Recordaantal auto’s

De autoverkoop brak alle records en overschreed voor het eerst de kaap van het half miljoen inschrijvingen, met 515.204 ingeschreven nieuwe wagens (+5,2%). Dat steeds meer wagens op naam van een vennootschap worden ingeschreven, is daar zeker niet vreemd aan.

Hoewel de Europese auto-industrie nog altijd wordt geconfronteerd met overcapaciteit, bleef ons land in 2000 gespaard van herstructureringen: de Belgische producenten leverden zelfs 4% méér. Wel daalde het aantal concessiehouders van personenwagens tussen 1998 en 2000 met 9,2%. Maar dat werd dan weer gecompenseerd door het feit dat het aantal distributiefilialen van de invoerders met 19,4% steeg.

Ook de petroleummaatschappijen hadden alle reden tot juichen. Voor hen was 2000 zonder meer een recordjaar. In ons land bleven de raffinagemarges het hele jaar 2000 goed scoren omdat de prijzen van de olieproducten sneller stegen dan de prijzen van ruwe olie. Die plotse prijsstijging werd veroorzaakt door vijf factoren. In de eerste plaats was er de sterke stijging van de prijs voor ruwe olie, die in de tweede plaats nog werd versterkt door de hogere dollarkoers. Ten derde was er de onverzadigbare honger van de fiscus, die de prijs van een liter benzine tot bijna 1,25 euro deed klimmen. Ten vierde werden vanaf 1 januari 2000 enkele nieuwe energiebronnen in gebruik genomen, wat een duurder productieproces vereiste. Tot slot bleef ook de vraag hoog.

Opverende uitvoer

Agoria, het vroegere Fabrimetal, boekte voor alle sectoren samen een recordgroei van 8,3%. De ICT-activiteiten groeiden zelfs explosief: +47,9%. Twee andere sectoren namen eveneens met meer dan 10% toe: elektronica en elektrotechniek (+13,4%) en aëronautiek en defensie (+11,8%). De enige ‘achterblijver’ in de groep was de auto-industrie, die met amper 3,2% groeide.

Al dit goede nieuws samen deed onze uitvoer met 20,6% opveren tot 203 miljard euro. Alleen steeg onze invoer tijdens dezelfde periode nog méér. Het resultaat daarvan was dat onze handelsbalans van 12,5 miljard euro bijna 7% onder het positieve saldo van 1999 bleef steken.

Hoewel het aantal faillissementen in de drie gewesten van ons land tot 6800 daalde, waren er in Brussel en Wallonië nog altijd meer faillissementen dan in 1998. Een even uiteenlopende regionale evolutie tekende zich ook af bij de oprichting van nieuwe vennootschappen. In 1999 veroorzaakte het toegangsexamen dat elke aspirant-ondernemer moest afleggen een terugval van 15%. Het jaar daarna was er een stijging met 5,2%: tot 50.165 oprichtingen. Kwantitatief gezien vertegenwoordigde Vlaanderen 58% van de nieuw opgerichte vennootschappen. Relatief gezien was de stijging hier nochtans het geringst: 3,6%, tegenover 4,4% in Wallonië en 13% in Brussel.

Tewerkstelling in de lift

De groeiversnelling tijdens de tweede helft van 1999 en het feit dat die groei vervolgens op een hoog niveau bleef staan, lagen aan de basis van een belangrijke stijging van de tewerkstelling. De Nationale Bank raamt de toename voor 2000 op 60.000 banen. Het aantal gepresteerde uren per werknemer in de privé-sector steeg met 2,9%, tegenover een gemiddelde van 1% de vorige jaren. Volgens de Nationale Bank was het de eerste keer in minstens veertig jaar dat de tewerkstelling een dergelijke groei kende. De gemiddelde werkloosheid daalde tot 10,9%.

Wie was verantwoordelijk voor die evolutie? De conjunctuur uiteraard, maar daarnaast ook het beleid van loonmatiging dat door de regering werd gekoesterd. Volgens de Nationale Bank waren acht van de tien arbeidsplaatsen die tussen 1998 en 1999 werden gecreëerd gelokaliseerd in ondernemingen waar de personeelskosten per voltijds equivalent minder stegen dan het indexgemiddelde van 1,1%.

De toegenomen vraag van ondernemingen resulteerde ook in een opmars van uitzendwerk. Op jaarbasis was er een stijging van 14%. Sinds het begin van het jaar bedroeg de stijging zelfs 22%. De topdrie van de meest gevraagde functies bij bedienden waren directiesecretaresse, boekhouder en ingenieur. Bij de arbeiders waren dat elektromecanicien, elektricien en lasser.

Winnaars en verliezers

Onze ondernemingen draaiden het hele jaar 2000 op volle toeren en benutten hun capaciteit voor meer dan 84%. Dit was het hoogste percentage van het hele decennium. De 5449 industriële en handelsondernemingen van onze Trends Top 5000 realiseerden samen een omzet van 391 miljard euro. Dat is 14% meer dan in 1999. De totale winst steeg op een jaar tijd met 11,3%, van 15,9 miljard euro naar 17,7 miljard euro. Die vooruitgang moet evenwel worden gerelativeerd omdat het grootste deel van dat percentage op naam staat van een onderneming van de groep ExxonMobil, die zowel een holding als een dienstenonderneming voor de andere bedrijven van de groep is. Zij haalde 2,8 miljard euro uit haar vaste financiële activa.

Onderaan het klassement boekten zeven ondernemingen meer dan 100 miljoen euro verlies. KPN Orange was hier de koploper en sloot het boekjaar af met een deficit van 284 miljoen euro. Het gecumuleerde verlies van alle ondernemingen samen steeg met 1,5 miljard euro tot 5 miljard euro.

De gecumuleerde winst van de banken dan weer steeg met bijna 50% tot 3,9 miljard euro. Die vooruitgang is evenwel te danken aan slechts twee ondernemingen: Fortis en KBC. Zij boekten allebei een nettowinst van 1,2 miljard euro. Tussen 1998 en 2000 slaagden de banken van ons land erin om hun winst te verdubbelen.

De verzekeringsmaatschappijen daarentegen kenden een heel andere evolutie. Hun gecumuleerde winst van 1,7 miljard euro lag nog maar eens onder het niveau van 1998: deze keer bedroeg de achteruitgang 40%.

Bij de holdings ten slotte steeg de winst lichtjes tot 11 miljard euro. Maar ook hier waren er grote verschillen: Dexia nam een kwart van het totaal voor zijn rekening en registreerde een meerwaarde van 2,5 miljard euro. Dat was een gevolg van de eenmaking van de Belgische en Franse overkoepelende vennootschappen van de groep.

De gecumuleerde winst in alle sectoren samen bedroeg 34,3 miljard euro. De gemiddelde rentabiliteit van het eigen vermogen van alle industriële en commerciële ondernemingen kwam aan 10,7% en de personeelskosten hadden een impact van 58,9% op de toegevoegde waarde.

Niet-geconsolideerde gegevens

Ten slotte nog een paar woorden voor we u onderdompelen in de cijfers en ratio’s van deze Trends Top 5000.

Ten eerste herinneren we u eraan dat de absolute waarden voortaan worden uitgedrukt in euro. Ten tweede zijn onze klassementen niet geconsolideerd. Ze hebben allemaal betrekking op juridische entiteiten en niet op groepen. Dat verklaart waarom bepaalde ondernemingen in ons klassement gerangschikt staan op een plaats die op basis van de gepubliceerde cijfers weliswaar hun juiste plaats is, maar die ze duidelijk onderschat, gezien het belang van de groep waartoe ze behoren. Negatieve resultaten en zelfs een negatief eigen vermogen kunnen in zo’n context van weinig of geen betekenis zijn zolang de moederonderneming borg staat.

Daarom wordt ons algemeen klassement voorafgegaan door een andere rangschikking, namelijk deze met de 100 belangrijkste groepen die in ons land actief zijn (met vermelding van hun oorspronkelijke nationaliteit).

We vinden een dergelijke onderwaardering ook terug bij alle ondernemingen die hun jaarrekeningen volgens het vereenvoudigde schema neerleggen en ‘vergeten’ om er hun omzet in te vermelden. We hebben die bedrijven in ons klassement gerangschikt op basis van hun brutomarge. Dat betekent dat zij onder het niveau staan waarop zij op basis van hun gepubliceerde omzet recht zouden hebben. De vermelding van de omzet is immers facultatief. Bij deze ondernemingen staat rechts van de bedrijfsnaam een sterretje, dat aangeeft dat hier rekening werd gehouden met een brutomarge en niet met een omzet. Dit sterretje wil dus zeggen dat de lezer iets hoger moet kijken.

Tony Coenjaerts

De 5449 bedrijven uit de Trends Top 5000 haalden in 2000 een omzet van 391 miljard euro.

De conjunctuur gedroeg zich in 2000 voorbeeldig.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content