In het wiel van de Tour
Half Vlaanderen zit dezer dagen weer urenlang voor de tv, discussiërend over grote plateaus en de bochten van de Mont Ventoux. Heeft de Ronde van Frankrijk ook een invloed op de fietsenmarkt? En bestaat er wel zoiets als dé fietsenmarkt?
De voetbal mag voor enkele weken de kast in; sinds vorig weekend staat de sportwereld weer in het teken van de fiets. De toprenners zijn begonnen aan hun drie weken durende tocht door Frankrijk. Wie de bijbehorende tv-commentatoren kan volhouden, kan zich hele dagen opsluiten in de woonkamer om de bergritten integraal te volgen. Nogal wat mensen dromen ervan om zelf eens in de Tour te kunnen rijden. Anderen spelen hun Ronde na, elke zondag in de Vlaamse Ardennen, het toneel van heroïsche duels. Sommige heuvels daar zijn zelfs een referentie geworden voor politici in de strijd om de gunst van de kiezer. Belgen en hun fiets, niets kan ertussen komen. Maar er zijn fietsen en fietsen: vrijetijdsrijwielen en woon-werkvoertuigen. En daartussen zit een wereld van verschil.
Hoe zit de fietsenmarkt eigenlijk in elkaar? Heeft elke Belg een tweewieler? Guido Knabben, algemeen secretaris van Federvelo (de beroepsvereniging van de fabrikanten en importeurs van fietsen), zegt dat niemand een juist antwoord op die vraag kan geven. “Er is in ons land weinig of geen cijfermateriaal over de fietsenhandel beschikbaar. Correcte, controleerbare gegevens bestaan jammer genoeg niet. De fameuze fietsplaat is immers al lang afgeschaft. Er zijn wel ramingen,” zegt hij. 2003 zou een topjaar geweest zijn, onder andere onder invloed van de zeer goede zomer. Vergeleken met 2002 is de verkoop gemiddeld met 15 % gestegen. Het zou gaan om 500.000 exemplaren.
Johan Huygens, directeur van Ludo NV (met onder andere de merken Granville en Scott), vindt dat de markt de jongste jaren stabiel is. “De markt boomt niet meer,” zegt hij. Eddy Van Den Berghe van Van Den Berghe NV, producent van onder andere Oxford, beweert dat de Europese markt achteruitgaat, maar België houdt zich goed staande met een stijging van 10 %. “Maar die had groter kunnen zijn, als de productie maar kon volgen,” zegt hij. “Die lichte groei is het gevolg van de investering in kwaliteit van de afgelopen jaren.”
Meer dan een vervoermiddel
De markt vraagt kwaliteit en dat heeft alles te maken met de verschuiving van de fiets naar het vrijetijdssegment. “Nog niet eens zo lang geleden werd de fiets denigrerend bekeken. Hij mocht niets kosten en moest twintig jaar goed blijven zonder dat de mensen ernaar om moesten kijken. Het was louter een verplaatsingsmiddel,” weet Knabben. “Dat is nu nog voor een groot deel het geval: de fiets wordt gebruikt om naar school te gaan en voor woon-werkverkeer. Maar daarnaast is de fiets ook een middel geworden om de vrije tijd door te komen en om ‘iets’ aan de gezondheid te doen.”
Mensen die in het weekend een tochtje gaan maken, willen geen gewone krakende fiets meer, weet Johan Huygens. “Voor hen is fietsen quality time. Ze willen een verend zadel, een zadel met gel, een verende voorvork. Ze willen meer comfort en dat drijft de prijs op. We stellen vast dat de gemiddelde prijs voor een fiets tussen de 550 en de 600 euro ligt. Een jaar of acht geleden was dat omgerekend nog 350 euro. Op tien jaar tijd is de aankoopprijs bijna verdubbeld. Al zijn die fietsen van toen, van 350 euro, nu nog altijd te koop.”
Alleen raken die oude modellen minder goed verkocht. De 55-plussers herontdekken de fiets en willen er ook geld voor geven, aldus Huygens. De mountainbike heeft voor veel van de technische doorbraken gezorgd. Daar is de ontwikkeling van verende voorvorken en verende zadels gestart. Uit de mountainbike groeide immers de populaire citybike – een mountainbike met spatborden en verlichting, zeg maar.
Eddy Van Den Berghe zegt dat veel wat via de vakhandel op de markt komt, kwaliteit is. De grootwinkelbedrijven stunten echter met fietsen om klanten te lokken. “Het is onverantwoord wat er op die manier de straat op komt,” aldus Van Den Berghe. “Ze monteren onveilige onderdelen. De vakhandel verkoopt dat type fietsen niet omdat de mensen er achteraf te veel ellende mee hebben.” Nogal wat fietsenmakers hebben in hun winkel trouwens een bordje hangen met daarop de boodschap dat ze alleen fietsen herstellen die in de vakhandel zijn gekocht.
Maar ook voor het woon-werkverkeer, waarin de fiets voorzichtig opgang maakt, zijn de Belgen kwaliteitsbewuster geworden. De fiets die de schoolgaande jeugd in ons land gebruikt, is bijvoorbeeld van een hogere kwaliteit dan die waarmee jongeren in Nederland – toch hét fietsland bij uitstek – naar school gaan. De Nederlanders stellen zich tevreden met een terugtraprem of een ‘inwendig’ versnellingsapparaat met drie versnellingen. In ons land rijdt de jeugd met uitwendige versnellingen, soms zelfs met 21. “We hebben twee jaar geleden de Campus op de markt gebracht,” zegt Van Den Berghe. “In Nederland is die moeilijk te verkopen. Ze vinden het een vrijetijdsfiets.”
Eenieder zijn velo
Ongeveer tien jaar geleden gaf de mountainbike het fietsen een flinke impuls, vooral aan het recreatieve fietsen. Dergelijke fietsen maakten toen circa 40 % uit van de markt. Inmiddels is dat aandeel volgens Johan Huygens gezakt tot 25 %. “De racefietsen maken 8 % à 9 % uit van de markt, de rest zijn de vrijetijdsfietsen en rijwielen voor woon-werkverkeer,” zegt hij. Volgens hem tellen vrijetijdsfietsers ook al snel 1000 euro neer voor een fiets waar ze op een jaar tijd zo’n 400 kilometer mee afraffelen.
De wielertoeristen, de kopers van de racefietsen, zijn de interessantste klanten van de fietshandel. Huygens: “Ze besteden zo’n 2000 à 2500 euro aan hun fiets en om de drie, vier jaar kopen ze een nieuwe. Ze zijn een heel interessante markt, want de omzetsnelheid van die producten is heel hoog. Iemand die een stadsfiets koopt, zal over drie jaar echt nog geen nieuwe kopen.” Bovendien wordt aan wielertoeristen zeer veel kleding verkocht.
“De goede fietsenzaak haalt 50 % van zijn omzet uit fietsen en 50 % uit accessoires,” rekent Huygens voor. “De fanatieke fietsers willen steeds duurdere onderdelen. Ze willen de spullen waar de profs mee rijden. Iemand die echt fanatiek is, besteedt per jaar 2500 euro aan de fiets, de aankoop niet meegerekend. Ze verslijten kettingen, tandwielen, zadels… Een zadel uit titanium kost 100 euro. Zadels zonder titanium kosten 25 euro, maar ze kopen die van 100 euro.” Eddy Van Den Berghe ziet intussen een trend naar carbon als materiaal voor de fietsen.
Wie zijn die wielertoeristen? Een gemêleerd gezelschap zo blijkt. Van Den Berghe zegt dat ze uit alle klassen komen. “De clubs zijn heel gedemocratiseerd,” weet hij. Johan Huygens verdeelt de wielertoeristen in drie categorieën. “Je hebt de kopieerders. Als Jan Ulrich op een muntgroene fiets van Bianchi rijdt, dan rijden ze er volgend seizoen ook mee. Je herkent ze aan de shirtjes van Mapei en Lotto. Dan heb je de groep gevormd door de dokter, de apotheker, de manager, de journalist. Ze zijn wat bezadigder maar willen wel een mooi zwart of grijs truitje. En dan heb je de kostenbewuste fietser, die waar voor zijn geld wil.”
De mountainbikers zijn heel anders. Kopieerders zijn er nauwelijks. Wel veel merkbewuste mensen die TAG Heuer-horloges dragen, in een Audi of BMW rijden. En ze zijn vooral jong.
Voor Huygens zijn de groep van de managers en die van de kostenbewuste fietsers interessant. “Op de kopieerders willen we niet zo inspelen, omdat je dan afhangt van de prestaties van bepaalde renners in de media,” zegt hij. Als voorbeeld geeft hij het merk Motobécane. Dat sponsort geen ploeg meer, staat dus niet in de belangstelling en komt dan ook nog nauwelijks voor bij wielertoeristen. Overigens maken die kopieerders 65 à 70 % van de wielertoeristen uit.
Echt fanatieke fietsers stellen hun fiets trouwens liever zelf samen. Huygens maakt de vergelijking met de autobouwers: vroeger werden achteraf aan een nieuwe wagen accessoires toegevoegd, nu kan de klant de persoonlijke wensen kenbaar maken en wordt de auto in de fabriek zo gemaakt. “Je hebt weinig zicht op die markt,” zegt Eddy Van Den Berghe. “Ze nemen een frame, zoeken naar Campagnolo-wielen. Soms heeft iemand na twee jaar een totaal andere fiets dan waarmee hij begonnen is. Ze laten ‘m ook opnieuw in de lak zetten. Dat zie ik bij gewone fietsen niet zo snel gebeuren.” Ad van Poppel
Ad Van Poppel
Een fiets is geen transportmiddel meer. Het is een comfortabel, vaak duur stuk lifestyle geworden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier