“In energie bepaaltde prijs alles”

“Het Europese Klimaatplan is vooral een plan voor hernieuwbare energie, veel meer dan een antwoord op het klimaatprobleem.” Dat zegt Jean-Pol Poncelet, oud-minister van Defensie en Energie (PSC), en nu aan de slag bij het Franse kernenergiebedrijf Areva. “Een terugkeer? Zeg nooit nooit. Maar niet nu.”

In het relatief bescheiden kantoor van Poncelet, in een voormalig bankgebouw in de Parijse Rue La Fayette, hangen herinneringen aan de muur. Foto’s als minister van Defensie, een model van een F16 en een Ariane 5-raket prijken naast een klein beeldje van Kuifje in de ruimte. Toch leeft de ingenieur nucleaire wetenschappen vooral in het heden. En dat draait, net als in zijn studententijd, om het energievraagstuk, en de plaats daarin van kernenergie en hernieuwbare energie.

Poncelet is vriendelijk, bescheiden ook. “Zouden uw lezers nog wakker liggen van wat ik doe?” De voormalige minister leeft vooral in Parijs en Brussel, maar blijft gehecht aan zijn Ardense roots. “Mijn Nederlands is wat afgebot”, zegt hij in bijna perfect Nederlands. “Maar ik ben er trots op dat mijn twee oudste kinderen nu perfect tweetalig zijn.” Op het derde Strategisch Energieforum dat het Technologisch Instituut dinsdag organiseerde, imponeerde hij met zijn zwierige spreekstijl en zijn analyse – die van de ingenieur: nuchter, scherp en, vanuit de aard van zijn huidige werkgever, planetair. “Het Europese Klimaatplan is uitzonderlijk ambitieus, zelfs heroïsch. Toch blijft het vreemd dat de belangrijkste brandstof, goed voor 31 procent van de elektriciteitsproductie in Europa – kernenergie – er amper in wordt vermeld. Het is in de eerste plaats een plan voor hernieuwbare energie, veel meer dan een antwoord op het klimaatprobleem.”

De drie-keer-twintigdoelstelling – twintig procent minder energie en uitstoot van broeikasgas en twintig procent meer hernieuwbare energie – vindt Poncelet “te mooi om juist te zijn. Vooral mooi voor de media. Nu, het is zeer goed dat Europa een voorbeeld stelt, en tegelijk het marktleiderschap opeist over de groene economie. Maar de drie grote factoren zijn leefmilieu, ontwikkeling – in Zuid-Afrika wordt elk jaar een half miljoen nieuwe huishoudens aangesloten op het elektriciteitsnet – en demografie. We zijn nu met zes miljard aardbewoners. Over niet al te lange tijd zijn dat er negen, van wie de helft in China en India. De Chinezen bouwen aan een kernenergiepark dat vier keer zo groot is als het Belgische en dat amper vijf procent van hun behoefte dekt.”

Het gesprek vond plaats tijdens de conferentie van Poznan, aan de vooravond van de Europese top die knopen moest doorhakken over het Klimaatplan. “Ik denk niet dat de meeste industriëlen moeite hebben met de doelstellingen. Zij willen vooral zekerheid: waarmee moeten ze rekening houden als ze investeren? De echte discussie gaat over solidariteit. De nieuwe Europese landen hebben nog een lange weg af te leggen. De industrie van een land als Polen teert nog vooral op steenkool. Dat speelt ook voor het nucleaire. Als een bepaalde lidstaat geen kernenergie wil, wat een perfect legitieme keuze is, dan heeft dat gevolgen. Dat betekent dat je die energie met gas, olie of kolen moet opwekken, wat meer CO2-uitstoot betekent. Dat moet je elders compenseren.”

JEAN-POL PONCELET (AREVA). “Er bestaat geen mirakeloplossing voor onze energiebehoeften: een brandstof die goedkoop is, permanent beschikbaar en gemakkelijk te hanteren. Er is nood aan een mix. Ik zal nooit beweren dat kernenergie dé oplossing is, maar in het plan wordt daaraan voorbijgegaan. Waarom? Er is geen politieke consensus. Terwijl het een industrie is waar we in Europa alle troeven hebben: we hebben de technologie, we hebben de bedrijven. Er blijft veel hypocrisie over bestaan. In Italië heeft men na Tsjernobyl beslist tot de kernuitstap. Perfect, maar wie koopt er een Slowaakse elektriciteitsmaatschappij, inclusief de verplichting om er een kerncen-trale te bouwen én 12,5 procent van de kernreactor die EDF bouwt in Flamenville? Het Italiaanse Enel.

“De grote uitdaging voor de komende dertig jaar is de vervanging van drie vierde van ons elektriciteitsproductiepark. Zeshonderd gigawatt, dat stemt overeen met 600.000 windmolens of 500 kernreactoren. Dat betekent enorme investeringen, die volgens schattingen oplopen tot 1000 miljard dollar, of ruim 760 miljard euro. Daarmee moeten we drie dingen doen. Ten eerste onze energie-efficiëntie verbeteren. De industrie heeft daar al geweldige inspanningen geleverd. Begin jaren zestig was er 20 kWh elektriciteit nodig om 1 kilo aluminium te produceren, nu 13 kWh of 35 procent minder. Nu werken we aan de huizen van de mensen, maar dat duurt tientallen jaren. Ten tweede moeten we de netwerkverliezen verminderen. Ten derde moeten we een mix maken met zo weinig mogelijk uitstoot van broeikasgassen. Momenteel zijn er weinig alternatieven voor nucleaire energie.”

U zit wel met de kwestie van het kernafval.

PONCELET. “Dat klopt. Maar sta me toch toe een aantal zaken te preciseren. Weet u hoeveel industrieel afval er jaarlijks in Europa wordt geproduceerd? 1000 miljoen kubieke meter. Wel, het hoogradioactief afval daarvan bedraagt 500 kubieke meter. In een erg nucleair land als Frankrijk komt dat neer op een half vingerhoedje per gezin per jaar. Al het Belgische kernafval past in een gebouw dat niet groter is dan een doorsneewoning. Onze industrie recycleert 96 procent van het gebruikte materiaal, onder andere door de recuperatie van plutonium tot MOX, wat overigens een uitvinding is van het Belgische Belgonucléaire. Ik denk niet dat er veel andere sectoren kunnen zeggen dat ze 96 procent halen.

“Dat afval kunnen we in klei begraven, maar uiteindelijk is dit een beslissing die onze sector overstijgt. ‘Je begraaft doden, je begraaft geen nucleair afval’, zei een wijze vrouw ooit. Dit gaat over een globale kwestie, niet alleen een technisch probleem voor de ingenieurs. De politici durven dat niet aanpakken.”

U hebt zich voor Areva beziggehouden met nieuwe energieën. Welke rol ziet u weggelegd voor hernieuwbare energie?

PONCELET. “Op papier zijn er veel: zon, wind, golven, waterkracht, enzovoort. Tussen haakjes, de meest gebruikte is wellicht hout. Het probleem is meestal dat ze niet altijd aanwezig zijn, of niet altijd toegankelijk. Wij hebben een bedrijf dat biomassacentrales bouwt in Brazilië en in Duitsland hebben we Multibrid gekocht, dat offshore windturbines bouwt.

“Bij energie moet je een onderscheid maken tussen de soorten die zorgen voor een min of meer constante aanvoer – baseload – en de gedecentraliseerde, onderbroken stroomleveranciers zoals wind. De capaciteit van de Duitse kernreactoren is ongeveer even groot als die van hun windturbines: zowat 20.000 MW. Maar een kwart van de stroom was nucleair opgewekt en slechts zes procent door wind. Dat is niemands schuld, dat is eenvoudigweg de fysieke beperking. Daarom: ze zijn dus niet concurrentieel, maar complementair. Overigens: groene energie is niet overgesubsidieerd. Dat soort overheidssteun is altijd nodig geweest: voor steenkool, olie, gas, kernenergie, enzovoort. Indien die er niet zou zijn, investeert niemand.”

Precies tien jaar geleden hebt u de wet laten goedkeuren voor de vrijmaking van de Belgische elektriciteitsmarkt. Wat vindt u van de huidige toestand?

PONCELET. “Destijds werd gehoopt dat door meer concurrentie de prijzen omlaag zouden gaan. Maar dat vereist wel een goede interconnectie: als de wind waait in Portugal, maar niet in Denemarken, zou die energie toch in Noord-Europa moeten raken. Alleen is daar jaren te weinig in geïnvesteerd. Die doorvoercapaciteit is voldoende om als back-up te dienen, maar niet om massale verkopen tussen verschillende partijen toe te laten, wat in een echte energie-markt precies wél zou moeten gebeuren.

“Ten slotte zitten we met 32 netwerkbeheerders in Europa. Er is geen markt zonder goede gendarme. Zeker in België: vier toezichthouders, waarvan de kosten uiteindelijk allemaal bij de consument terechtkomen, dat lijkt me een beetje té. Pas als we één net hebben, krijgen we een echte markt. Intussen dreigt er wel ondercapaciteit. Wellicht komt er pas schot in de zaak bij een grote black-out. In India, Zuid-Afrika en Brazilië accepteert men dat. In Europa niet meer, denk ik.”

Is het probleem van België er ook geen van dominantie door Suez/Electrabel?

PONCELET. “Dat weet ik niet. Ik stel alleen vast dat ook in de andere Europese landen de dominante spelers min of meer hun positie behielden. In Frankrijk is het nog altijd EdF dat de lakens uitdeelt, in Duitsland nog steeds E.ON, RWE, Vattenfall en EnBW. We hebben ons destijds gespiegeld aan de telecom, waar er na de liberalisering wel vrij snel concurrentie is gekomen en de prijzen daalden. Was dit het juiste model? Hebben we ons vergist? Californië heeft nu een systeem dat nog veel meer door de overheid wordt aangedreven dan het Belgische van voor de liberalisering. Bij ons werden de kosten berekend en kreeg de industrie een bepaalde winstmarge, onder Schwarzenegger worden zelfs de effectieve prijzen vastgelegd.

“Het is een teken aan de wand dat zelfs de grootste industriële klanten nog altijd problemen hebben om aan goedkopere elektriciteit te raken, toch een basisvoorwaarde om beweging in de markt te krijgen. Ik denk dat het zinniger is om dat soort problemen te bestuderen, eerder dan een nieuwe superheffing op de bestaande spelers op te leggen.”

Welke oplossingen ziet u dan?

PONCELET. “Het beste bewijs dat de vrije markt niet werkt, is als de prijs van het gas stijgt. Dan stijgt die van de elektriciteit mee, ook bij leveranciers die bijvoorbeeld voor ruim driekwart stroom maken met kernenergie. Kan je daar iets aan doen? In Finland heb je TVO, een consortium met bedrijven uit de industrie: staal, papier, ook energie, enzovoort. Die bouwen zelf een kerncentrale. Wat verhindert ArcelorMittal, Bekaert en BASF om hetzelfde te doen in België? In Frankrijk heb je Exeltium, een soortgelijke vereniging met onder meer Lafarge, Rio Tinto en enkele chemiebedrijven. Die hebben een langetermijncontract gesloten met EdF waardoor ze een geprivilegieerde prijs krijgen. Tussen haakjes: het heeft anderhalf jaar geduurd voor Europa daar groen licht voor wilde geven omdat langetermijncontracten volgens hen de concurrentie fnuiken. Dat klopt wellicht voor de consument, maar industriëlen willen juist die zekerheid. Een derde mogelijkheid is zaken als ProKlima, het tariefsysteem van RWE, dat u als consument vier jaar stabiele prijzen biedt, en de garantie dat uw elektriciteit voor 70 procent uit kernenergie en voor 30 procent uit hernieuwbare bronnen komt.” (T)

Door Luc Huysmans/Foto’s Reporters

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content