“In een hotel zeg ik nooit dat ik Wim Vanseveren ben”

Wolfgang Riepl
Wolfgang Riepl redacteur bij Trends

Vorig jaar telde Toerisme Vlaanderen zeventien miljoen overnachtingen in Vlaanderen. Hoe verkoopt directeur Wim Vanseveren onze streek aan de Belgen en de buitenlanders? Een gesprek over theewater voor de Chinezen, de nabijheid van Barcelona, onze kust en onze kunst.

Maandag 3 juli, 17 uur. De zomer werkt met volle kracht op de Grote Markt in Brussel. Ook bij Toerisme Vlaanderen op de nabije Grasmarkt is het opmerkelijk zwoel. Het gebouw werd grondig gerenoveerd, op een belangrijk detail na: airconditioning. Open ramen en witte rolgordijnen weren enigszins de genadeloze zon. Vanuit de nauwe straatjes in l’Ilot Sacré stijgt het geluid van toeristen en straatmuzikanten op. Administrateur-generaal Wim Vanseveren mag nog één werkweek puffen in de hete kantoren. Over tien dagen vertrekt hij voor een fietstocht dwars door Mazurië, een bosrijke streek in het noordoosten van Polen.

WIM VANSEVEREN (TOERISME VLAANDEREN). “Ik wil dat nuanceren. Voor korte vakanties blijf ik heel graag in Vlaanderen. Naar de kust, fietsen in de Vlaamse Ardennen. Ik ben steeds weer aangenaam verrast door het aanbod en de kwaliteit van de toeristische voorzieningen.”

Wat een verrassend antwoord van de baas van Toerisme Vlaanderen…

VANSEVEREN. “Nee, ik zeg dat niet vanuit mijn functie. Ook voordien ging ik in Vlaanderen met vakantie. Maar nu nog meer dan vroeger. Als ik nu een korte vakantie neem, blijf ik in Vlaanderen. Voor het goede leven. De interessante culturele activiteiten. En voor een langere vakantie ga ik naar het buitenland.”

Reist u hier incognito om de kwaliteit te toetsen?

VANSEVEREN. “Ik zeg nooit dat ik Wim Vanseveren ben.”

Maar men herkent u misschien?

VANSEVEREN. “De hoteliers gaan daar heel professioneel mee om. Ze confronteren me niet met het feit dat de baas van Toerisme Vlaanderen in het hotel is. Dat is heel aangenaam.”

Hebt u al eens een opmerking gemaakt aan uw diensten omdat u niet tevreden was over een bepaald hotel?

VANSEVEREN. “Nee, want ik doe geen inspecties. Ik kom er niet beroepshalve. Bovendien is het nog nooit tegengevallen.”

Wat zijn de gebreken van Vlaanderen?

( Denkt lang na)

U moet lang nadenken?

VANSEVEREN. “Ja, dat is een goed teken, niet?”

Misschien mág u ze niet opnoemen?

VANSEVEREN. “Jawel, jawel. De belangrijkste uitdaging blijft innovatie en creativiteit. Onze kracht zal zijn als eerste met een idee te komen, en dan de beste te blijven. Je moet goed nadenken over je strategie, en die omzetten in innovatieve producten.”

Is innovatie belangrijk in een sector die het vooral moet hebben van het goede weer? Was het hete zomerweer in juli een goede zaak voor Toerisme Vlaanderen?

VANSEVEREN. “Absoluut. Het is misschien net iets té warm. Goed weer is een bepalende factor, maar als het werkt op de gezondheid (denk maar aan het ozonprobleem), lijdt een toerist daar evenzeer onder. Maar je hoort mij niet mopperen, integendeel. De slechte maanden april en mei hadden een heel negatief effect. Het slechte voorjaar zegt uiteraard niets over de maanden die gaan komen, maar de mensen raken in een bepaalde state of mind. Toerisme heeft in eerste instantie te maken met gevoelens en beleving, en veel minder met rationeel denken. De mensen denken: wat is dat hier voor een grijs land? Altijd maar kou en regen. En in een impuls boeken ze een zonbestemming. Antalya, Costa Blanca, weet ik veel.”

In 2001 telde Vlaanderen 17,2 miljoen overnachtingen, in 2005 17 miljoen. Niet meteen schitterende cijfers.

VANSEVEREN. “Dat hangt samen met een internationale trend. Mensen gaan vaker op reis, maar voor een kortere periode. Wij ontsnappen daar niet aan. Het goede nieuws is dat we blijven groeien in termen van aankomsten, zij het beperkt. Maar omdat mensen korter blijven, is de balans in termen van het aantal overnachtingen niet positief.”

Waarom haalt u niet meer toeristen via budgetmaatschappijen? Reizen is toch veel goedkoper geworden?

VANSEVEREN. “Het werkt in de twee richtingen. Vlamingen trekken sneller naar het buitenland. Maar omgekeerd ligt Barcelona veel dichterbij. Vroeger werkten wij in een straal van 250 kilometer rond Vlaanderen. Daarbinnen lag onze markt. Nu is dat niet meer zo. Je moet niet langer rekenen in afstand, maar in tijd. Een stad op twee uur rijden van Brussel ligt verder dan een stad die ik bereik met een vlucht van anderhalf uur. Budgetmaatschappijen maken afstand dus bijna secundair. Voor een heel lage prijs kan je een veel groter aantal kilometers afleggen. Ons succes op de Franse markt is voor een flink stuk te danken aan de TGV. De belofte dat je in een uur en twintig minuten van hartje Parijs naar hartje Brussel reist, is fantastisch. Dat werkt heel goed.”

De Belgen nemen 8,6 miljoen overnachtingen in Vlaanderen voor hun rekening. De Nederlanders komen met drie miljoen op de tweede plaats. Wat drijft de noorderbuur naar Vlaanderen?

VANSEVEREN. “We hebben met het studiebureau Dimarso een grootschalig onderzoek in Nederland gedaan. We onderscheiden daar zes grote publieksgroepen. Ruim een vierde van de Nederlanders komt vooral naar de kust en de Vlaamse regio’s. We noemen ze de actieve genieters. De familie is voor hen heel belangrijk. Ze gaan sneller kamperen. Een kleinere, selectievere groep is meer geïnteresseerd in onze kunststeden. Ze zijn meer individueel gericht. Met 11 % van de reizigers vormen ze de kleinste groep. Maar daar zit wel het meeste geld, het zijn de statuszoekers. Voor die mensen mag het luxueus zijn, exclusief, verfijnd.”

Het aantal Duitse toeristen blijft maar achteruitgaan.

VANSEVEREN. “Duitsland is in heel West-Europa een moeilijke markt. Je hebt de economische dip van de voorbije jaren, ook al komt het land er nu een beetje bovenop. Daarnaast gingen de Oost-Europese grenzen open. Als een Duitser kan kiezen tussen een goedkope stadstrip naar een Oost-Europese stad waar hij nog niet geweest is en een West-Europese die hij al kent, is de keuze snel gemaakt.”

De kust was dus niet de belangrijkste bestemming voor de Duitser?

VANSEVEREN. “Voor een aantal Duitsers wel. Maar in Polen is er nu ook kust. Of ze gaan naar het Balatonmeer in Hon-garije.”

Uw voogdijminister, Geert Bourgeois (N-VA), wil rugzaktoeristen lokken. Dat ruikt naar de in Knokke vermaledijde frigoboxtoestanden.

VANSEVEREN. “Ik vind dat niet problematisch. We hebben een goede publieksmix nodig. Iedereen heeft de mond vol van de medioren die veel tijd en geld hebben. Dat klopt, we mikken daar ongetwijfeld ook op. Maar we willen evenmin dat ons publiek te veel veroudert. We moeten de jongeren blijven aantrekken. Dat zijn misschien de mensen die binnen een paar jaar nog eens op bezoek komen.”

Gastronomie en kunststeden zijn kernelementen in het Vlaamse toeristische imago. Spreekt dat de jongeren wel aan? En hebben ze er het geld voor?

VANSEVEREN. “Onze steden hebben gelukkig meer te bieden dan dat. Als jongeren naar de Gentse Feesten komen, krijgen ze daar tien dagen lang – dat is zeldzaam in Europa – een fabuleus cultureel aanbod. Je hebt ook een museum zoals Smak. Met Marktrock in Leuven maken ze een festival mee in het hart van de stad, aan de grootste toog van het land. Die steden hebben dus wel wat te bieden. De sfeer in onze steden is in het algemeen trouwens vrij jeugdig.”

Sinds 20 juli vliegt het Chinese Hainan Airlines viermaal per week naar Brussel. Toerisme Vlaanderen opent een kantoor in Peking. Vanwaar die aandacht voor de Chinese markt?

VANSEVEREN. “In 2001 hadden Vlaanderen en Brussel 88.170 overnachtingen in China. In 2005 al 121.891. Dat is een indrukwekkende vooruitgang. Maar je mag niet alleen kijken naar de absolute getallen. Je hebt ook het bestedingsbedrag. Wat dat betreft blijven de Japanners hier uitstekende toeristen. De Chinezen ook wel. Alleen is het algemene aanvoelen dat de Chinees een minimaal bedrag besteedt aan zijn logies.”

Wat is minimaal?

VANSEVEREN. “Soms is dat héél krap. Maar tegelijk vragen ze aan de horeca een heel specifieke service. Chinezen willen warm water op hun kamer, want ze willen altijd thee kunnen drinken. Dat is elementair. Je hebt uiteraard ook Chinezen die heel luxueus reizen. Maar Chinezen kunnen voor het eerst hun land of hun continent verlaten. Zo’n toerist wil dus vooral tonen waar hij overal geweest is. Vandaar dat hij meteen tien landen in Europa bezoekt. Een foto bij de Eiffeltoren, bij Manneken Pis, op de Amsterdamse grachten. Ze willen ook via hun shopping bepaalde dingen meebrengen.”

Shoppen doen ze dus wél?

VANSEVEREN. “Absoluut. Het zijn zeker shoppers. Pralines, bier. In Antwerpen de diamantsector. Ze kopen authentieke elektronica. Dus niet de namaak van het eigen land. En soms echt luxeproducten. Delvaux, noem maar op.”

De Nederlandse dienst voor toerisme wil samen met Toerisme Vlaanderen het toeristische kantoor in Peking bemannen. Vanwaar die vreemde combinatie?

VANSEVEREN. “Men kijkt altijd vreemd op bij die samenwerking, omdat men denkt dat wij concurrenten zijn. Maar vanuit China bekeken, zijn Vlaanderen en Nederland samen minder dan een provincie. De afstand tussen Brussel en Amsterdam is klein. Bovendien hebben we een gelijkaardig product, een stedelijk product. Als de Chinezen naar Nederland komen is dat hoofdzakelijk voor Amsterdam. We ontwikkelen een synergie, zonder dat we volledig samenvallen.”

Maar kunststeden en gastronomie gaan toch minder op voor Nederland?

VANSEVEREN. “We zouden kunnen streven naar een gemeenschappelijke backoffice, maar een aparte frontoffice. Bijvoorbeeld de huurprijs van de kantoren in Peking, de informatica. Maar de marketing kan apart blijven.”

De kantoren in Milaan, New York en Tokio worden uitgebaat samen met de Waalse dienst voor toerisme. Loopt dat lekker?

VANSEVEREN. “We kunnen er niet over klagen. Maar de samenwerking heeft ook nadelen, want wij hebben toch een ander product. Voor een verre markt lijkt Nederland als product meer op ons dan Wallonië. Wallonië heeft niet de kunststeden die wij hebben. Luik is toch niet de historische stad die Antwerpen of Gent is. Het Waalse product is voor een groot stuk de Ardennen. Dat heeft uiteraard zijn waarde, maar het rendeert minder voor de verre landen. Het is een ander product. Je kan het zien als een opportuniteit, want je kan je aanbod diversifiëren. Maar het is toch wel goed dat je één product op de markt kan zetten. Dan heb je een duidelijke boodschap.”

Kunststeden zijn misschien nog typisch Vlaams. Maar pralines, bier, gastronomie zijn veeleer Belgisch. Is het label Belgisch niet makkelijker?

VANSEVEREN. “Wij gaan in elk geval Vlaanderen maximaal promoten. Voor een Chinees moet je uiteraard situeren waar Vlaanderen ligt. Maar in Utrecht hebben we het over Vlaanderen. Wij kennen evenmin een bepaalde regio in China of Japan. We geven als signatuur mee dat Vlaanderen de belangrijkste regio van België is. Brussel is nog veel bekender dan België. Het is onze hoofdstad en een kunststad. Het stimuleert de herkenbaarheid van Vlaanderen.”

Doet u iets met andere opkomende markten zoals Brazilië, India, Rusland?

VANSEVEREN. “We hebben een verkenningsstrategie. We houden die landen in de gaten, we proberen er een opportuniteit mee te pikken. Maar dan vooral India en Rusland. Brazilië is in dat rijtje niet echt een prioriteit voor ons. De entree van Brazilië in Europa is veeleer Portugal. De hele Latijns-Amerikaanse markt komt Europa voornamelijk binnen via het Iberische schiereiland, vooral Madrid.”

Maar in 2005 konden de Vlaamse kunststeden bijna een half miljoen Spanjaarden lokken. Dat zou toch ook kunnen voor de Zuid-Amerikanen?

VANSEVEREN. “Ik zou dat willen doen. Ik wil in principe ieder land van de wereld bestrijken. Alleen wil ik liever focussen op bepaalde landen. Voorlopig maken we van Zuid-Amerika geen prioriteit. India lijkt me als nieuwe markt belangrijker.”

Carlos Brito, de Braziliaanse CEO van InBev, is nochtans tuk op de Grote Markt in Brussel.

VANSEVEREN. “Je hoort me dus niet zeggen dat die markt niet belangrijk is. Maar je moet nu eenmaal focussen. Misschien zal het over vijf jaar anders zijn.”

Wolfgang Riepl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content