‘In de wijnhandel hangt een even groot mistgordijn als in de advocatuur’
Drie broers Monard bereikten de top in hun beroep. Erik als advocaat, John in de wijnwereld en Georges in hoofd van een federale administratie. Ze werpen een Limburgse blik op totaal verschillende leefwerelden.
De betonnen bewaarkelder onder de Diepenbeekse Wijnmakelaarsunie is een paradijs voor wijnliefhebbers. Meters Château Margaux, La Tour, Le Pin en Mouton staan er gestapeld. Er pronkt tussen een rij Château Lafite-Rothschild zelfs een exemplaar van 1982. Eind 2010 werden hiervan nog twaalf flessen verkocht voor 40.250 euro. In een grote houten kist onder glas prijken alle jaargangen Mouton Rothschild sinds 1945. Sindsdien liet het huis etiketten ontwerpen door kunstenaars als Picasso en Miro. Prijs: 1000 tot 12.000 euro per fles.
“Bijna pervers”, fluistert gewezen topambtenaar Georges Monard tegen zijn broer Erik Monard, de advocaat. “De prijs van die grote wijnen kreeg een enorme boost door nieuwe rijken uit China en Rusland”, verklaart broer John Monard, gedelegeerd bestuurder van Wijnmakelaarsunie. “Zelfs wijnproducenten kijken vreemd op bij deze bedragen en durven alleen maar te dromen dat de trend doorzet.” Ter illustratie: zelfs een lege fles Château Lafite-Rothschild van 1982 brengt in China 1000 euro op.
John Monard bouwde de familiale eenmanszaak uit tot een wijnhandel met 27 miljoen euro omzet. Sinds kort werkt Paul Gelders, de gewezen directeur van GaultMilau, voor hem.
De oudste broer Georges behoorde ooit tot het beruchte ‘wonderbureau’ van de CVP-jongeren, met onder meer Jean-Luc Dehaene en Wilfried Martens. Hij kwam snel in het parlement en groeide later door tot de top van de Vlaamse onderwijs- en de federale administratie. De civil servant was de vertrouweling van SP-coryfee Luc Van den Bossche.
Erik Monard is de benjamin van het gezelschap. Hij bouwde uit het Limburgse niets het advocatenkantoor Monard-D’Hulst uit tot een gevestigde waarde. Het prijkt in een Trends-enquête in de top van de kantoren met de beste dienstverlening aan ondernemingen.
Tijdens het gesprek serveert John Monard uiteraard een paar topwijnen uit Frankrijk, maar ook een Silvaner uit het Frankenland en zelfs een Zwitserse witte. “Peter Olaerts, een van mijn beste stielmannen, kon 300 flessen vastkrijgen bij de familie Gantenbein, die de wijn eigenlijk liefst voor de Helveten zelf reserveert”, klinkt het trots.
TRENDS. Vanwaar uw bijzonder gevarieerde beroepskeuzes?
GEORGES MONARD. “We zijn de eerste generatie die kon studeren. Onze keuze was vrij, maar we moesten onze verantwoordelijkheid nemen. Niemand van ons stopt als hij met iets start. Dat werd ons met de paplepel ingegeven. De rest van het gezin werd zelfstandig, zoals nog een schilderende zuster en een broer die drukker is. Met mijn keuze om ambtenaar te worden, ben ik het buitenbeentje. Ik wilde eerst in de politiek, twijfelde tussen de verfrissende Volksunie, maar koos toch voor de CVP. Ik werd het jongste lid van de Kamer, met eigenlijk te weinig ervaring om veel te realiseren. Jonge politici branden snel op. Dat lijkt vandaag bijna een trend. Kijk wat er met de talentrijke Freya Van den Bossche is gebeurd. Ze combineerde de zware portefeuilles vicepremier en minster van Begroting. Alsof ze bewust moest crashen.”
JOHN MONARD. “Op 30 april 1965 zwaaide ik af uit het leger en vertelde vader dat ik in de wijn wilde. Hij zei dat ik de volgende ochtend dan maar moest beginnen te werken. Nota bene op 1 mei. Ik importeerde als een van de eersten bourgogne van de producent. Dat bracht toen een onvoorstelbare berg papperasserij teweeg. Mijn doelstelling was 50 flessen per dag te verkopen. Het zijn er nu 3,2 miljoen per jaar. De eenmanszaak werd een bedrijf met 45 werknemers. Liever niet meer dan 50, gezien de verplichtingen die dat met zich brengt. Die beperking verplicht ons efficiënt te blijven.”
ERIK MONARD. “In onze familie waren er geen advocaten, dus lag ook mijn keuze voor de rechten niet voor de hand. Ik had een sterk gevoel voor recht en onrecht. Eigenlijk was ik gewoon gefascineerd door de tv-reeks ‘Beschuldigde sta op’. Snel vormde ik een kantoor met zes juristen die elk hun specialiteit hadden en ook een financiële integratie vormden. Dat was toen uniek in Limburg.”
Waarom koos u, met uw ‘gevoel voor recht’ en in tegenstelling tot zoveel advocaten, niet voor de politiek?
ERIK MONARD. “Ik heb ooit getwijfeld, als gewezen preses. Deontologisch opereert zo’n combinatie in de grijze zone. Je moet kiezen. Een advocaat-politicus creëert een schijn van belangenvermenging. Hij wekt de indruk dat hij bepaalde juridische dossiers politiek kan regelen. Dat is schadelijk voor zijn imago, dat van de politiek en het gerecht. En het helpt de cliënt niet verder. De statuten van ons kantoor verbieden uitdrukkelijk een politiek mandaat. Het is ook niet gezond dat een kantoor een kleur heeft.”
U kwam zelfs in een politiek stormpje terecht toen u weigerde u tot een partij te bekennen als voorzitter van de Limburgse Reconversie Maatschappij.
ERIK MONARD. “Ik ben tijdens mijn mandaat bij de LRM geschrokken van de politisering. Verzuiling was toch iets van lang geleden, dacht ik naïef. Ik werd voorzitter onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat ik geen politieke kleur moest kiezen. Maar na verloop van tijd bleek mijn onpartijdigheid een handicap. Ik vroeg voogdijminister Dirk Van Mechelen om mij te gepasten tijde te vervangen. Na een verkiezingsoverwinning maakte minister-president Kris Peeters hiervan gretig gebruik. Met hem had ik een open aanvaring over de LRM, die hij in een Vlaams overheidsbedrijf wilde integreren. Ze konden mij niet plaatsen. Zuilen bleken sterker dan de principes.”
GEORGES MONARD. “De zuilen van de tempel zijn sterker dan ooit. Het gebouw zelf is verdwenen. Vroeger gaven de zuilen het politieke bestel vorm. Vandaag staan ze op zich. Het zijn dienstverlenende bedrijven waar ideeën een ondergeschikte rol spelen. De machtsbastions staan op hun strepen als posten verdeeld worden, bijvoorbeeld aan de top van de overheidsadministraties.”
Ondanks de verzuiling werkte u als topambtenaar voorbeeldig samen met de socialistische minister van Onderwijs Luc Van den Bossche en zijn opvolger Frank Vandenbroucke.
GEORGES MONARD. “Schitterende ministers. Het verschil is dat je met Van den Bossche een pint kan drinken. Met zijn opvolger een watertje. Ik beschouw het nog steeds als een van mijn grootste verwezenlijkingen dat ik met Van den Bossche het aantal hogescholen van 190 naar 20 bracht door schaalvergroting financieel te stimuleren. Het was eindelijk gedaan met instellingen onder de kerktoren die een soort van voortgezet middelbaar onderwijs verstrekten. Vandaag zijn het waardige partners van de universiteiten.”
Limburg wilde per se zijn faculteit rechten. Een symbool van die kerktorenmentaliteit?
GEORGES MONARD. “Tja, die kerktorenmentaliteit is een bedreiging voor alle Vlaamse universiteiten en hogescholen. Ik heb te veel meegemaakt dat studenten, docenten en bestuur allen hetzelfde dialect spreken. Zo raak je niet ver. Als de universiteit Hasselt alleen mensen uit de eigen streek aantrekt, is ze slecht bezig.”
ERIK MONARD. “Het departement rechten heeft dit jaar 200 tot 300 nieuwe studenten. Dat wijst toch op een zekere noodzaak.”
GEORGES MONARD. “Ik heb niets tegen een universiteit in elke provincie, op voorwaarde dat hun studenten ervaring opdoen buiten hun alma mater, ook in het buitenland. Elke instelling moet studenten aantrekken uit heel Europa en dus ook Engelstalige programma’s aanbieden.”
Later stapte u over naar de federale administratie, net als Van den Bossche. Wringt het nog dat de noodzakelijke Copernicus-hervorming door de sabotage van de PS mislukte?
GEORGES MONARD. “Op onderwijs was de hervorming gelukt omdat we er uiteindelijk in geslaagd waren in Vlaanderen een breed draagvlak te vormen. De federale administratie bleek heel wat weerbarstiger. De objectieve benoeming van topambtenaren is te hoog gegrepen voor de Belgische politiek. Er volgde een veto van de PS. Die partij wilde haar greep op de ambtenaren behouden. Toch steunden andere partijen stilzwijgend de PS. Ook zij wilden hun greep op de ambtenarij bestendigen. Toch is er al heel wat positief veranderd en zullen de overheidsdiensten nooit nog dezelfde zijn als voorheen. Ook in de Vlaamse regering is er die partijpolitieke reflex. Vlaanderen lijkt sterk op België in zijn verhouding met de administratie. En dat is geen compliment. Wat we zelf doen, doen we niet altijd beter. Pas op, niet alle administraties doen het slecht. Veel hangt af van de topmanagers en de minister. Een keizer-koster wordt geboycot. Een bedrijf managen is moeilijk, maar een overheid sturen is veel moeilijker. Het ontbeert aan de noodzakelijke instrumenten om te sturen.”
ERIK MONARD. “Een mooi voorbeeld is Justitie, waar al heel wat ministers hun tanden stuk op beten. De noodzakelijke informatisering bleef achterwege, waardoor de gerechtelijke achterstand blijft voortduren.”
JOHN MONARD. “Eerlijk gezegd sta ik een stuk minder kritisch tegenover onze administratie dan vroeger. Ik kreeg veel te maken met Franse ambtenaren. Wees gerust, dan leer je pas wat bureaucratie in de praktijk betekent. En dan hebben we het niet eens over mijn Italiaanse ervaringen. De Vlaamse ambtenaren zijn soepeler. Behalve die van ruimtelijke ordening. Lokale beslissingen worden meer dan eens regionaal afgeschoten.”
Bestaat er zoiets als een Limburg-gevoel bij de broers-Monard?
GEORGES MONARD. “Zelf ben ik verhuisd. Ik heb er geen spijt van. Limburg moet er voor waken dat het zich niet opsluit in de eigen gezelligheid, noch in de eigen twisten. Toch blijf ik zeer gehecht aan mijn roots.”
JOHN MONARD. “In Limburg zijn we inderdaad wat meer op onszelf, zoals West-Vlaanderen. Antwerpen is opener. Dat heeft met de haven te maken, maar ook met een traditie van 400 jaar ondernemen. Limburg komt van zeer ver. Enkele decennia geleden bestond de economie nog uit mijnen, Ford Genk en ALZ. Limburg was vroeger typisch een provincie waar gewacht werd op een initiatief van buitenaf.”
ERIK MONARD. “Ik denk dat Unizo, VKW en Voka een belangrijke rol hebben gespeeld in het volwassen worden van de regionale economie. Vandaag durven jonge mensen hier weer initiatief te nemen. Te weinig misschien, maar de aanzet is er. Er bestaat een wij-gevoel in Limburg. Ons kantoor is ermee gegroeid.”
Meer nog, u fuseerde met een Kortrijks kantoor tot Monard-D’Hulst en opende vorige maand een nieuw kantoor. In Antwerpen off all places. Is dat niet riskant? Juridische dienstverlening is dikwijls toch gebaseerd op decennialange relaties, zodat nieuwkomers weinig kans maken.
ERIK MONARD. “Zo’n relatie is niet meer van deze tijd. Ik besef wel dat Antwerpen niet op ons zit te wachten. Als Limburger kom ik zelf de helft van mijn tijd in ‘t stad werken! (lacht) Het omgekeerde was misschien wat moeilijker geweest. Ik wil er hard aan de weg timmeren. Als het mislukt, staan of vallen we er niet mee.
“Ons concept is in Antwerpen minder bekend. Monard-D’Hulst geeft duidelijke informatie over het werk dat het aankan tegen een vooraf bepaalde prijs. We blijven weg van dossiers als we geen specialist in huis hebben. Maritiem recht laten we dus liggen. Limburg heeft geen zee. Ons kantoor zal bewijzen dat het sommige rechtsdomeinen behandelt met een betere prijs-kwaliteitverhouding dan de lokale spelers. In deze tijden van transparantie kan het toch niet dat een advocaat zich afschermt achter een muur van gepretendeerde deskundigheid. Dat hou je niet vol.”
Hangt er rond wijn soms ook zo’n mistgordijn?
JOHN MONARD. “Jawel. Enkele wijnhuizen bepaalden lang het topsegment en verkochten soms voor prijzen die niet marktconform waren. Daar is ondertussen wel verandering in gekomen. Net als in de advocatuur zijn ook onze klanten mondiger geworden. Het internet bracht heel wat transparantie.
“Er was een kleine revolutie. Vroeger werd wijn vooral gekocht door edellieden en de hoge burgerij, om lang te bewaren. Nu bepalen Aziatische investeerders voor een groot stuk de markt van die topwijnen. Vandaag richten we ons op de thuismarkt meer op het brede publiek, dat eerder koopt voor snelle consumptie. Slechts 25 procent van de gekochte wijn wordt nog vijf jaar bewaard. Dus hebben we veel aandacht voor eenvoudigere appellaties. Wij zoeken permanent naar alternatieven om betaalbare wijnen te kunnen aanbieden.”
Voelt u de crisis in uw sectoren?
JOHN MONARD. “We zijn er nog niet helemaal uit. Voor een aantal wijnen hebben we buitenlandse markten moeten opzoeken. Hoewel de echte Belgische wijnfanaat niet te onderschatten is.”
ERIK MONARD. “Het aantal grote transacties is nog steeds gering. Gelukkig konden we heel wat opvangen met ander advieswerk. Maar we hebben er zin in, zoals onze uitbreiding bewijst.”
En hoe kijkt een gewezen topambtenaar tegen de politieke crisis?
GEORGES MONARD. “Er is nood aan een sanering van het budget en een verregaande staatshervorming. Vandaag staan er dikwijls twee hanen op een mesthoop omdat de bevoegdheden versnipperd zijn over de federale staat en de gewesten. Dat heeft vooral te maken met efficiëntie, minder met communautaire eisen. Ik vraag me af of Bart De Wever wel echt een akkoord wil. Om zijn favoriete taal te citeren: Vincere scis victoria uti nescis. Je kan wel winnen, maar je kan de overwinning niet gebruiken.”
HANS BROCKMANS
“Een advocaat-politicus wekt de indruk dat hij juridische dossiers politiek kan regelen. Dat is schadelijk” Erik Monard
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier