‘Ik wil muren slopen’

Malikka Bouaissa richtte twee jaar geleden Al Arte Magazine op, een onlinetijdschrift dat schrijft over de cultuur van de Maghreb en het Midden-Oosten. “Niets kan mensen beter verbinden dan cultuur.”

Er zijn mensen die zeggen: we moeten bruggen bouwen. Maar ik wil veel meer doen: ik wil de muren van onwetendheid slopen tussen Oost en West.” Malikka Bouaissa (32) citeert een uitspraak van Sheikha Al Mayassa, de stichtster van het Doha Film Institute in Qatar. Ze herkent er haar eigen droom in. “Niets kan mensen beter verbinden dan cultuur. In de Arabisch-islamitische wereld is er een buitengewone culturele bloei. In Vlaanderen drong daar nauwelijks iets van door. Daar wilde ik iets aan doen”, zegt Bouaissa.

In september 2012 richtte ze daarom Al Arte Magazine op, een onlinemagazine in het Nederlands en het Engels over nieuwe trends in “de kunst en de cultuur van de Maghreb tot de Mashriq en daarbuiten” (de Mashriq is een naam voor de Arabische landen ten oosten van Egypte). De website sloeg aan: elke maand trekt het magazine volgens Bouaissa 30.000 unieke bezoekers, en dat met een ploeg die uitsluitend bestaat uit vrijwilligers.

Hoe is Al Arte Magazine ontstaan?

MALIKKA BOUAISSA. “Ik liep al enkele jaren rond met plannen voor een cultuurblog. In 2012 was ik een tijd werkzoekend. Daar zag ik een kans in om een onlinemagazine te starten. Ik was nog maar twee weken bezig, of het initiatief werd opgepikt door het jongerenpersagentschap StampMedia. Toen ging het heel snel. Enkele weken later had ik een eerste redactievergadering met een tiental mensen, die zich spontaan hadden aangeboden om te helpen. Opeens was ik hoofdredacteur en moest ik een team aansturen. Dat overviel me, ik had nooit zoiets als een businessplan voor ogen gehad.

“De redactie is vrij divers. Er zitten mensen van Marokkaanse afkomst in, maar ook autochtone Belgen en Nederlanders. Drie redactieleden wonen in Egypte en één woont in Tunesië. We zijn allemaal vrijwilligers met dezelfde passie: schrijven over kunst en cultuur. Ook ik ben vrijwilliger, ik heb een baan als communicatiemanager.”

De artikels verschijnen in het Nederlands en het Engels, niet in het Arabisch.

BOUAISSA. “We gebruiken het Nederlands, omdat we willen dat de inhoud toegankelijk is voor alle Vlamingen en Nederlanders. De artikels zijn ook beschikbaar in het Engels, om een internationaal bereik te hebben. De Engelstalige bijdragen worden het meest geforward op de sociale media. We zijn erg actief op Facebook, Twitter, Tumblr, Pinterest en Instagram. Dat helpt ook om een internationaal netwerk uit te bouwen en onderwerpen te vinden.”

U zegt dat de kunst in de Arabisch-islamitische wereld een bloei doormaakt. Hoe verklaart u dat? Is die kunst anders dan die in het Westen?

BOUAISSA. “De islamitische kunst heeft zich anders ontwikkeld dan de kunst in het Westen. Het verbod op het maken van afbeeldingen in de islam speelde daarbij een belangrijke rol. In de Arabische cultuur stond het woord centraal, wat bijvoorbeeld verklaart waarom de kalligrafie er is uitgegroeid tot een belangrijke kunstvorm. Sinds 2000 is in de Arabische wereld een nieuwe generatie jonge kunstenaars opgestaan. Door nieuwe media zoals het internet en sociale netwerken hebben ze onbeperkt toegang tot wat er in de wereld gebeurt. Ze experimenteren met videokunst, installaties, fotografie en grafische vormgeving. Ze blijven bezig met hun tradities en hun identiteit, maar tegelijk breken ze met het verleden.

“Zo zie je dat er mengvormen ontstaan met de kunst van het Westen. De Saudische kunstenares Fida Al-Hussan maakt bijvoorbeeld haar eigen vorm van popart, de Tunesische Canadees Karim Jabbari experimenteert met neonkalligrafie. Een vrij recent kunstgenre is kalligraffiti, waarvan de Frans-Tunesische kunstenaar eL Seed een van de grondleggers is. Hij combineert klassieke kalligrafie en graffiti.

“Die nieuwe generatie begint ook internationaal bekend te raken. De voorbije jaren hebben in de Arabische wereld bovendien heel wat nieuwe musea, galeries en andere cultuurcentra de deuren geopend. Die stimuleren dat succes.”

Heeft ook de Arabische Lente daarin een rol gespeeld?

BOUAISSA. “De opstanden tegen de politieke onderdrukking hebben een explosie van creativiteit op gang gebracht. Voor de Arabische Lente waren kunstenaars op hun hoede om hun werk te tonen. In Egypte, Syrië, Libië en zelfs in het conservatieve Saudi-Arabië zijn vormen van straatkunst ontstaan — zoals muurschilderingen en graffiti — die het verzet hebben ondersteund. Ook daaraan hebben we een artikel gewijd.”

De kunst waarover Al Arte Magazine schrijft, is dus niet noodzakelijk islamitisch geïnspireerd.

BOUAISSA. “Dat klopt. We schrijven ook over taboes en gedurfde onderwerpen. Zo hebben we een artikel gebracht over de Bosnische fotograaf Ziyah Gafic, die een reeks foto’s heeft gemaakt van transseksuelen in Indonesië. Die foto’s tonen we ook gewoon.”

Gafic is een Bosnische moslim die Indonesische moslims fotografeert. De interessesfeer van Al Arte Magazine reikt veel verder dan de Maghreb en het Midden-Oosten.

BOUAISSA. “De onderwerpen zijn heel divers. We hebben bijvoorbeeld artikels gebracht over Pakistan en Iran. Dat zijn islamitische, maar geen Arabische landen. En we schrijven vaak over wat er in Europa gebeurt. Ook daar heb je kunstenaars — al dan niet van allochtone afkomst — die zich laten inspireren door de oosterse cultuur.

“We hebben ook aandacht voor Vlaanderen. De voorbije jaren zijn hier heel wat verenigingen naar buiten getreden, die tentoonstellingen en andere culturele activiteiten organiseren. Ook wij doen dat, omdat we het belangrijk vinden dat onze lezers kunnen proeven van de dingen waarover we schrijven. Daarvoor werken we samen met organisaties zoals het MAS, De Roma, Atlas en het Red Star Line Museum.”

Wie zijn uw lezers?

BOUAISSA. “Een uitgebreide lezersenquête hebben we nog niet gehouden. De meeste bezoekers van de Nederlandstalige website zijn allochtone Vlamingen en Nederlanders tussen 25 en 35 jaar. Maar we bereiken ook autochtone Vlamingen.”

Hoe verklaart u die interesse van jonge allochtone Vlamingen?

BOUAISSA. “De eerste generatie migranten die zich in België heeft gevestigd, had nauwelijks aandacht voor cultuur. Onze ouders waren bezig met hun basisbehoeftes: werken en geld overbrengen naar hun familie. Er waren wel bijeenkomsten en je had kaftanshows — shows van Marokkaanse kledij — maar verder ging het niet.

“Intussen is er een derde en zelfs een vierde generatie. Bij hen is de behoefte aan cultuur heel groot. Ze zijn Vlamingen, maar ze zetten eigen culturele activiteiten op en creëren eigen media. Dat mag je niet zien als een aanval tegen de autochtone cultuur, wel als een aanvulling daarop.”

Hebt u ook die behoefte aan zo’n eigen cultuurbeleving?

BOUAISSA. “Ik ben in België geboren, maar ik heb me altijd anders gevoeld. Op school waren er nauwelijks Marokkanen, ik kwam weinig in contact met leeftijdgenoten met mijn achtergrond. Ik leefde in gescheiden werelden: de wereld van mijn ouders en die van school en mijn vriendinnen.

“Rond mijn achttiende begon er iets te knagen. Er ontbrak iets, ook al had ik fijne vriendinnen en deed ik leuke dingen. Ik ben op zoek gegaan naar mijn achtergrond en heb andere Marokkanen leren kennen. Na al die jaren dat ik mijn afkomst in een hoek had geschoven, voelde dat als thuiskomen. Ik heb beide werelden omarmd. Ik houd enorm van de Marokkaanse cultuur en tradities en ik ben moslima, maar ik ben ook Belg. Het ene sluit het andere niet uit. Ik interesseer me ook voor de cultuur van de autochtone Vlamingen.”

U gelooft niet in assimilatie.

BOUAISSA. “Nee. Ik denk dat veel allochtone jongeren worstelen met hun identiteit. Het is belangrijk voor hun ontwikkeling dat ze zichzelf kunnen zijn. Je kunt niet verwachten dat allochtone Belgen assimileren. Ik kan dat ook niet. Beperk mensen dus niet. Laat vrouwen bijvoorbeeld hun hoofddoek dragen, als ze dat willen.

“Professor Piet Van Avermaet, de directeur van het Steunpunt Diversiteit en Leren, heeft onlangs aangetoond dat allochtone kinderen die op school hun moedertaal mogen spreken, meer zelfvertrouwen hebben dan kinderen die altijd het Nederlands moeten gebruiken. Bovendien bleken ze het Nederlands beter te beheersen. Dat verbaast me helemaal niet.”

U hebt onlangs mee het manifest ‘Wanneer nemen we racisme ernstig?’ ondertekend. Is racisme een probleem?

BOUAISSA. “Net als de andere ondertekenaars vind ik dat discriminerende uitspraken de laatste tijd zijn gebanaliseerd, alsof je mensen mag beledigen onder het mom van de vrije meningsuiting. Denk maar aan het webgame van Vlaams Belanger Filip Dewinter, waarmee je ‘islamterroristen’ op vliegende tapijten kunt doodmeppen en ‘megamoskeeën’ kunt elimineren. Dat heeft alles bij elkaar weinig stof doen opwaaien. Ik vind dat verontrustend. Ik geloof in het recht op vrije meningsuiting, maar niet in het recht op belediging.”

Hoopt u dat u met Al Arte Magazine de verstandhouding tussen autochtone en allochtone Vlamingen kunt verbeteren?

BOUAISSA. “Dat zou mooi zijn. Ik wil niet focussen op verschillen, ik wil vooral overeenkomsten laten zien. Ik geloof dat cultuur mensen kan samenbrengen. Onlangs organiseerden we samen met De Roma de vertoning van Mijn vader, de expat, een documentaire waarin Abdelkarim El-Fassi zijn vader heeft geportretteerd. In de zaal zaten zowel allochtonen van de eerste tot de vierde generatie als autochtone Vlamingen. Dat was bijzonder.”

Hebt u weleens te maken gehad met discriminatie?

BOUAISSA. “De keren dat ik naast een baan greep, ging ik er niet van uit dat mijn afkomst daar iets mee te maken had. Ik dacht: er zal wel iemand beter zijn geweest. Mijn eerste werkervaring deed ik op bij een uitzendbureau. Op een dag belde een werkgever, die zei dat hij geen Marokkanen en zwarte Afrikanen over de vloer wilde krijgen. Discriminatie op de arbeidsmarkt bestaat dus wel degelijk, dat heb ik kunnen vaststellen. Voor mij was dat een schok.

“Soms krijg je te maken met discriminatie, maar duurt het een tijd eer je dat doorhebt. Aan het einde van het zesde leerjaar zei iemand bij het PMS (nu het Centrum voor Leerlingenbegeleiding, nvdr.) dat ik het beste tso zou doen. Mijn vader heeft zich daartegen verzet. Ik had goede resultaten, hij vond dat wij zelf wel konden beslissen welke richting ik zou volgen. Ik heb toen voor economie-moderne talen gekozen. Ik was de enige leerling met een Marokkaanse achtergrond die zo’n richting deed, terwijl de beroepsafdelingen vol Marokkanen zaten.

“Als ik erop terugkijk, was dat advies een schande. Ik ken veel mensen die zulke verhalen vertellen. Je moet sterk in je schoenen staan om daartegen te vechten. Dankzij de vastberadenheid van mijn vader heb ik later universiteit kunnen doen.”

www.alartemag.be

WIM VER ELST, FOTOGRAFIE PAT VERBRUGGEN

“Ik ben in België geboren, maar ik heb me altijd anders gevoeld”

“Ik wil niet focussen op verschillen, ik wil vooral overeenkomsten laten zien”

“Ik geloof in het recht op vrije meningsuiting, maar niet in het recht op belediging”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content