“Ik was misschien liever landschapsarchitect geworden”
Baron Georges Jacobs is de man van één onderneming. In 1970 begon hij bij UCB en vond er een bazaar van chemie, farma en ‘la Belgique de papa’. 35 jaar later is UCB synoniem met pure farma. De beleggers zijn er de 65-jarige UCB-voorzitter, die vandaag zijn tijd verdeelt tussen Brussegem en Schotland, dankbaar voor.
Voor de politieke diplomatie zei baron Georges Jacobs: “Dank u, ik niet”. België was klein en zou internationaal een gansje blijven. De geboren diplomaat – bij de scouts van Saint-Louis was zijn totemnaam Pigeon Diplomate – paste zijn aanleg voor luisteren, kiesheid, zelfspot en onderhandelen toe bij UCB, en dat was bij de aanvang een slappe verliefdheid.
“Ik arriveerde in 1970 bij UCB. Ik kwam van bij het Internationaal Monetair Fonds in Washington, waar ik verwend was geworden. Ik koos echter voor België en een gezin, want was jong getrouwd met Christine de Woot de Trixhe. UCB was een ticket om naar huis terug te keren en de chemie was volledig nieuw voor mij. Ik was jurist en econoom en wist absoluut niet of ik bij UCB zou aarden. Ik werd er de eerste creditmanager en niemand wist goed wat dat betekende. Met die opgesmukte titel bezocht ik de verste uithoeken van België om geld te recupereren bij boeren, middenstanders en KMO’ers. Dat was een leerzaam contrast met het IMF, waarvoor ik bijvoorbeeld naar het Guinee van communist en bevrijdingsideoloog Sekou Touré trok, onder meer omdat ik Frans sprak. Ik was trots op de eerste achterstallige rekening van 500 euro die ik ophaalde bij een Brugse boer. De nederige opdracht was een leerschool voor de hiërarchie van een onderneming en de Belgische slimheid.”
Het geheim van de tango
Het kantoor van voorzitter Jacobs ademt een waardige welwillendheid. Eén schilderij breekt het minimalisme: een pastorale met geinig naakt. De baron heeft een stralend witte haardos en beweegt patricisch door de gangen van zijn hoofdkantoor. Het heeft geen directieverdiepingen of hiërarchische barrières. Een late uiting van basisdemocratie?
Zo’n 43 jaar geleden volgde baron Jacobs, na de Flower Power van Berkeley, met de rugzak het hippiepad door Thailand en Cambodja. Als een kamikaze naderde hij de vlekkerige grensposten, bezet met guerrillero’s. De fine fleur van Europa luncht vandaag met de voorzitter. Hoe vaak ritselt dan deze kwestie bij de cognac?
Solvay en UCB delen de belangrijke aandeelhoudersfamilie Janssen, en toch heeft dat nooit geleid tot serieuze gesprekken over een fusie. Georges Jacobs: “Ik ben in mijn hele loopbaan twee keer binnengestapt bij Solvay. Maurice Lippens van Fortis zegt altijd: ‘ Pour danser le tango, il faut être deux.’ De aandeelhouders, ook bij Solvay de familie Janssen, hebben om historische redenen frequent contact. Het management, de producten, de cultuur en de filosofie van de twee zijn meer dan ooit verschillend, vandaag zeker. Solvay koos om hybride te blijven – chemie én farma (zelfs eerder bulkchemie dan specialiteiten); wij zijn overgestapt van commodities naar niches. Kijk naar het UCB-hoofdkwartier en het gebouw van Solvay: bij ons glas, groen, moderniteit en openheid. Toen wij aan de Louizalaan huisden – op de plaats waar nu het Conrad-hotel staat, op vijfhonderd meter van de Koninklijke Prinsstraat van Solvay – leken wij nog op elkaar. Ik zou trouwens liever fusioneren met een buitenlandse farmareus dan met een andere Belg, want je leert meer van vreemden dan van een buurman. De overname van het Britse Celltech in 2004, voor 2,25 miljard euro, beantwoordt aan die aandrang om culturen te mixen. Met de Britten erbij worden wij een kwieke biofarmagroep, met een product als Keppra voor het centrale zenuwstelsel, met Zyrtec en zijn opvolger Xyzal in anti-allergica, en met kankergeneesmiddelen.”
De familie Janssen koestert een vrijzinnig koloriet en drukte decennialang haar stempel op de officieren en de piotten van de Belgische scheikunde. “De aandeelhouders Janssen kenden mijn katholieke familie en achtergrond en dat heeft nooit, maar dan ook nooit, een rem gezet op mijn loopbaan bij UCB,” repliceert Georges Jacobs.
Georges Jacobs begon bij wat toen nog werd gezien als dé katholieke bank: “Ja, bij KB Lux aan de fameuze rue Royale in Luxemburg. Mijn oom, Pierre Boonen, de voorzitter van Almanij en stichter van KB Lux, wou mij daar absoluut binnenhalen. Ik heb het slechts één jaar kunnen harden, want Luxemburg was toen oersaai. Mijn salaris was – omgerekend – 200 euro bruto. De personeelschef zei: ‘Je krijgt niet meer, want anders denkt iedereen dat ik je wil voortrekken omdat je een neef bent van de voorzitter.’ Gelukkig kreeg ik een paniektelefoontje van mijn Leuvense oud-professor Rousseaux, die me zei: ‘Jacobs, vous vous ennuyez à Luxembourg. Je bent niet getrouwd, om zes uur is alles dicht en de geborneerdheid slaat je om de oren. Wil je meedoen aan de selectie voor staflid van het Internationaal Monetair Fonds in Washington?’ Drie dagen later zat ik bij de examinatoren van het IMF, op doorreis bij de Nationale Bank. Hun weddevoorstel was meteen het meervoudige. Ik ging schoorvoetend in op het aanbod, maar ben, met plezier, vier jaar in Washington gebleven.”
De jaren van het lauwe groeien
UCB was in het begin van de jaren zeventig een weerkaatsing van een oude Belgische familie, typisch voor een kapitalisme desbonspèresdefamille.
Georges Jacobs: “Daniel Janssen duidde als eerste enkele nieuwe doelwitten aan voor UCB. ‘Het bedrijf moest in vier sectoren sterk staan en een Europese roeping waarmaken,’ bepaalde hij, en dat was een deugddoende vooruitgang. Op dat moment was de familie Janssen de tweede aandeelhouder, met 17 %, na het Franse Rhône-Poulenc, met 20 %. De afdeling medicijnen stond voor 10 % van de omzet; ze was de bijkeuken van UCB en in handen van een knappe militaire ingenieur met oog voor de nieuwelingen bij UCB. Hij vroeg mij om de beheerscontrole van de farma te doen en ik ging akkoord, hoewel ik nog nooit een budget had opgesteld. Bij de farma stond ik dicht bij de top, leerde veel over strategische ontwikkeling en werkte aan het eerste vijfjarenplan van UCB. Ik keek eerder naar de kansen in de toekomst dan dat ik een extrapolatie maakte van de boekhoudgegevens, iets nieuws in België. Toch voelde ik me persoonlijk ongemakkelijk, en zocht een nieuwe werkkring. Ik leer graag bij en wilde om de drie jaar nieuwe zaken verkennen.”
“UCB had voor zijn jonge Europese ambities een klein geneesmiddelenbedrijf in Barcelona gekocht. De directeur verdween de dag na de verkoop en ik kon enkele maanden general manager worden van 250 werknemers. Die enkele maanden werden twintig maanden en ik leerde veel over de betrekkingen tussen een dochter en haar hoofdkantoor. Ik ervoer aan den lijve de frustraties van een expatriate. Na Barcelona werd ik op mijn 36ste algemeen financieel directeur van UCB en in 1982 directeur-generaal van de farma. Ik zag veel potentieel in de geneesmiddelen en mijn droom was dubbel: meer geld stoppen in het onderzoek en zelf starten in Amerika of er een overname doen. Om te slagen moesten de research en de marketing samen marcheren, begreep ik.”
In 1982 onderhandelde Georges Jacobs een voordelig contract met Pfizer voor de comarketing van Zyrtec (zie kader: Een memorabele en lucratieve lunch). Vijf jaar na dat essentiële contract voor de ontplooiing van UCB, in 1987, werd Georges Jacobs CEO van UCB.
“Er waren drie afdelingen en ik wist toen zonneklaar dat drie te veel was. In een van mijn eerste speeches in 1987 somde ik de twee belangrijke woorden voor UCB op: ‘innovatie en internationalisatie’. Die uitgangspunten heb ik achttien jaar gehandhaafd. ‘Wat niet bijdraagt tot nieuwe producten, moeten wij verkopen. Niet van vandaag op morgen, maar geleidelijk,’ vulde ik aan. Bij alles wat ik verkocht, hanteerde ik twee regels: de verkoop moest een meerwaarde opleveren én een sociaal bloedbad mocht niet. Ik wilde zekerheid dat de mensen die jaren bij ons hadden gewerkt er niet slechter van werden. Bij de verkoop van de filmafdeling – die vooral omzet boekte in de verpakkingssector – kon UCB kiezen tussen een Deen die zeer gulzig was en een Australiër die een Europese basis zocht. De Deen zag synergie en daardoor zouden jobs verloren gaan. Ik weigerde de Deense firma te zien tot wij een duidelijk antwoord hadden van de Australiër. Mijn verdediging bij de werknemers was: ‘Als je bij UCB geen strategische afdeling meer bent, dan heb je steun voor de investeringen nodig van een ander en dan ben je daar beter af.’ Ex-medewerkers van UCB veranderen niet van trottoir als ze mij zien.”
In 2003 en 2004 was de helft van de omzet van UCB verdwenen. Hij bedroeg voordien 3 miljard euro. Het aangekochte Celltech boekte een omzet van 600 miljoen euro, waardoor UCB 2005 startte met 2 miljard euro omzet, uitsluitend in farma. Vijfduizend van de 11.000 werknemers verlieten UCB en de onderneming metamorfoseerde. Georges Jacobs: “Wie het nieuwe UCB zou leiden, was een vraag die ik mij al jaren stelde. Wij hadden – zo vond ik – een pure farmaman nodig met een grote Amerikaanse ervaring en een wetenschappelijke bagage. Na één jaar zoeken vonden wij in Roch Doliveux de man met het juiste profiel. Mijn tijd is voorbij. Ik heb gedaan wat ik moest doen om UCB op de toekomst te richten. De manoeuvres van de jongste jaren zijn een meer dan gelukkig toeval op het einde van mijn loopbaan en het was best dat alles in een korte periode gebeurde.”
“De ommekeer is het resultaat van goede managers en ontvankelijke bestuurders. Met de familie Janssen heb ik altijd goed samengewerkt en zij heeft het zich niet hoeven te beklagen, want een aandeel UCB is in 2005 honderdmaal meer waard dan in 1982. De institutionelen veranderen over night van koers. Wat nu nieuwlichterij is – behoorlijk bestuur en een open dialoog met de aandeelhouders – is bij UCB al twintig jaar de regel.”
Het hoogste punt van de koers – na de splitsing van het aandeel in honderd – was 55 euro. Vandaag is één UCB-aandeel 45 euro waard, in een markt die overal is gezakt. Georges Jacobs: “Managers die moeten buigen voor de wispelturigheid van de aandelenmarkt, zijn slecht bezig.”
Een afschuw voor extremisten
Georges Jacobs kent meer van hersenen, lever, maag, bloed, urine, darmen en pezen en hun artsenij dan professoren van universiteiten.
“Ik ben geen zuivere wetenschapper en volgde ook nooit een wetenschappelijke opleiding, maar ik leerde veel op het terrein. Demystificeren is mijn tweede natuur en mijn sleutelzin luidt: ‘Ik geloof u niet, verdedig uw mening.’ De architecten van het UCB Center hebben tienmaal de plannen van de trap tussen het gelijkvloers en de eerste verdieping moeten aanpassen. Ik wilde de edele verhoudingen van een staatsietrap.” Zij schonken, als onderdanig gebaar naar hun plaaggeest, een bronzen miniatuurreplica van de trap.
Voorlopig kijkt de voorzitter door zijn panoramische ramen op de steenklomp van Cora. Wat een contrast met het interieur van zijn werkruimte. “Met ballonnen heb ik met de tuinmannen vanuit dit kantoor per walkietalkie de hoogte van de bomenrij getest zoals zij over tien jaar de lelijkheid van de hypermarkt zal verstoppen.”
Georges Jacobs ziet een parallel tussen het coachen van talenten in een onderneming en het openbloeien van een tuin. Het plechtige van rozen en het olieachtige van magnolia’s vind je terug in de verschillende types van medewerkers die je opbindt langs staken, besproeit en snoeit. “Tuinarchitectuur is een zeer moeilijke vorm van bouwkunde. Je moet de zaailingen kennen, de groeicycli, de toekomstige hoogten en diepten van bloemen, planten en heesters. De variëteit van een plantsoen en een plantage is hun rijkdom; de rijkdom van een onderneming is de variëteit van haar mensen.”
Georges Jacobs plantte zelf met de tractor duizenden lindebomen en beuken op de vijftig hectaren van zijn buiten in Brussegem. Hij let op de zichtlijnen voor de compositie en er is een harmonie van hoogte, kleuren en perspectief. “Ik heb een zwak voor de tuinen in het Verenigd Koninkrijk. Om een ruimtegevoel te scheppen, spelen de Britten met een paar bomen. Zelfs de bossen van de Fransen, zoals hun tuinen, zijn rechtlijnig en dat kan iedereen. Als ik mijn leven zou herbeginnen – niet dat ik spijt heb van wat ik doe en heb gedaan – zou ik misschien landschapsarchitect worden. Natuur, bomen, planten, de cyclus van de seizoenen… Het spreekt me minstens even sterk aan als elke groene politicus. Alleen leidt die natuurliefde bij hen tot zeer extreme en onrealistische besluiten. Ik heb geen vrienden in groene kringen omdat ik me als VBO-voorzitter verzette tegen de ecotaksen. Ik verafschuw extremisten en de politieke groenen ankeren deels in die hoek.”
“Spijt dat ik geen fatsoenlijk Nederlands heb geleerd”
Op het Collège Saint-Louis was Georges Jacobs goed in chemie en het vak was geen corvee. “Wetenschappen waren toen onbelangrijk in de humaniora. Ik vrees vandaag dat de jeugd de wiskunde, de natuurkunde en de scheikunde de rug toekeert voor plezantere en zwakkere richtingen, en dat is een probleem voor UCB, België en Europa.”
“Ik was zestien toen ik de humaniora beëindigde en had zeer goede leraren. Mijn enige spijt is dat ik tijdens die zes jaar geen fatsoenlijk Nederlands heb geleerd. Dat is een schande in een tweetalige stad en een tweetalig land. Het beste college van Brussel was onsuccesvol bij het aanleren van het Nederlands. Twee van mijn leraren in de laatste jaren van het Collège Saint-Louis – de heren Rondas en Van Esbeeck – schreven een boek over het onderwijzen van Nederlands. Zij waren echter vertalers van de Senaat en misten elk greintje pedagogisch vernuft. Hun voorgangers waren sukkelaars zonder gezag. Mijn kinderen gingen naar de Vlaamse school zodat ze goed tweetalig werden en spreken Nederlands en Frans zonder accent. Ik heb zeer goede herinneringen aan mijn collegejaren. Het Latijn en het Grieks hebben mij inderdaad geholpen om analytisch te denken en zijn perfect pedagogische hulpmiddelen. Ik was goed in vers en thema.”
Vandaag is de complexiteit van de farma enorm. Georges Jacobs is geen kandidaat meer voor de opdracht van chief executive officer van UCB. “Het is me wetenschappelijk te ingewikkeld geworden. Wetenschappers alleen op een kluit: daar komt niets uit. Ze dienen ingebed te zijn in een interdisciplinair team. Zij zijn diva’s en goed management is de organisatie van talent. Ook wetenschappers beven bij de vraag: ‘Waarom doe je dat? Ja. Waarom?’ Ik denk een positieve invloed gehad te hebben op het onderzoek bij UCB. Mijn reacties op wetenschappelijk ingewikkelde situaties zijn gebaseerd op commonsense. In de jaren tachtig was UCB Bioproducts gespecialiseerd in peptiden, complexe ketens van aminozuren. Toen ik de baas werd van de farma, moest ik onderhandelen met de Waalse ontwikkelingsmaatschappij voor een investering voor UCB Bioproducts en schreef een nota van tien bladzijden over peptiden voor de co-investeerder met het woordenboek en naslagwerken ernaast en de bestuurders van de SDRW waren opgetogen.”
Vader Jacobs was evenwichtig en beginselvast en de kinderen hadden diep respect voor pa, memoreert Georges Jacobs. “Zijn notariaat was hoog aangeschreven en hij stond eveneens in de sociétécivile. Dat is een familietraditie. Ik liet met de hulp van UCB een kapel van de Zavelkerk restaureren en mijn broer, van de Citibank, betaalde de herstelling van het orgel. Ik tracht de overheid te overtuigen om het patrimonium te verdedigen en ik ben voorzitter van de vzw Kunstwijk, waarvan mijn vader een oprichter was. Ik ben Brusselaar en fier op mijn stad die in de jaren zestig van de vorige eeuw schandalig is beschadigd door anarchistische stedenbouw en kaalslag. De vzw Kunstwijk ontstond uit het verzet tegen het stedenbouwkundige vandalisme in Brussel. Prins Albert stond achter ons en als koning blijft hij erevoorzitter.”
Georges Jacobs sympathiseert met de vzw Contre le Séparatisme/Tegen het Separatisme. “Ik ben een loyale verdediger van het federale België. België koos democratisch voor een ingewikkelde staatsstructuur. Dat aanvaard ik zonder dubbelhartigheid. Ik trok na het Sint-Michielsakkoord van 1993 op Belgische exportpromotie naar Spanje en stelde spontaan aan de Vlaamse Dienst voor de Buitenlandse Handel voor om mee te reizen. Laten wij het Nieuwe België en dus zijn gewesten en gemeenschappen tonen, zowel binnen als buiten de grenzen.”
De voorliefde voor Schotse heuvels
“Ik ben een zuivere Belg, maar houd ook veel van de Britten en ben geregeld in Schotland. De Britten bezitten de zin voor self– derision, zelfspot, en dat bevalt mij. Want is er iets onnozelers dan opgeblazen kikkers? Ik woon op een heuvel bij de Hadrian Wall boven Carlisle, een prachtige groene streek met de zogenaamde BlueGardens, tuinen waar de Golfstroom zorgt voor subtropische planten en bloemen. Echt iets voor mij. Ik vlieg naar Newcastle en ben na een uur met de auto in mijn Schotse huis. Jaren geleden heb ik het ontdekt, toen UCB een foliefabriek had in Noord-Engeland en ik ging jagen op de heide van Westmoreland. Jagen doe ik niet in de eerste plaats voor het dodelijke schot, wel, zoals veel jagers, voor de tocht door de natuur, het bespieden van de koninklijke dieren, de wedijver om het leven. Ik heb veel goede vrienden in Schotland, ook in ons dorp. Daar leef je gewoon en natuurlijk. Soms moet je mensen proberen te vermijden, in jezelf keren en tot rust komen. Ik ben ver van asociaal, maar wens geregeld op mijn eentje te zijn. Sommigen doen dat met muziek, sommigen met boeken, sommigen met sport.”
“Ik ben geen complexe man, want ik aanvaard gemakkelijk datgene wat logisch is,” zegt Georges Jacobs. “Ik houd van redeneringen en wil de dingen begrijpen. Mijn geliefde eeuw is de achttiende, met de Verlichting en haar architectuur, haar encyclopedisten en nieuwe intellectuelen als Adam Smith. Die eeuw was relatief kalm en men slachtte elkaar niet af in Europa. Ik probeer horizontaal te denken. In de tijd van de Verlichting waren de koningen en koninginnen zeer Europees en een Europees Gemenebest avant la lettre bestond bij het establishment – het volk was anders en apathisch.”
“Liever geen lijfwachten”
“Ik ben een geëngageerde opa, ondanks mijn drukke leven. Hier is de clan. ( toont foto’s van zeven kleinkinderen) Behalve UCB leidde ik in de jaren negentig de Federatie van de Chemie, vervolgens het Verbond van Belgische Ondernemingen en later de Europese werkgeversorganisatie Unice. Dat was een bewuste keuze, hoewel het soms te veel werd. Ik werd geboeid door het contact met interessante en invloedrijke mensen. Je ziet dan eveneens hoe onderdanig burgers, ook ondernemers, zijn voor het gezag. Ik maakte een gesprek mee tussen president Jacques Chirac en vooraanstaande leden van de Franse ondernemersvereniging. Na enkele stoute woorden door een buitenbeentje was het een oefening in mouwvegerij bij monsieurleprésident. Bah. De familie en de natuur hielpen mij om mijn evenwicht te bewaren. Ik geloof niet in workaholics. De beste mensen zijn zij met een goed oordeelsvermogen. Wie hectisch is, geniaal op één punt, is de volgende dag vaak van slag. De speeches als voorzitter schreef ik zelf op zondag en een halve dag ging naar het gezin en ons groen. In dat zalige Brussegem wist gelukkig niemand dat ik voorzitter was van de Europese werkgevers. Collega’s van de Unice-raad arriveerden op de vergaderingen met hun lijfwachten. Akelig.”
“Mijn zwakste punt is dat ik zelden iets weiger. Ik ben caritatief, cultureel en surtout in de economie actief. Om me tegen mijzelf te beschermen, teken ik vooraf een ontslagbrief zonder datum. Dat geeft mijn partners de kans om – als zij vinden dat ik geen toegevoegde waarde meer heb – de datum op de ontslagbrief gewoon in te vullen. Ik heb altijd gezegd wat ik wil. Ik sta op mijn vrijheid en als ik een conflict zie ontstaan, garandeert die brief mijn vrijheid van handelen. Ik weet dat mijn toegevoegde waarde in een raad van bestuur zal verminderen, maar dat vang ik op met andere interesses. Met zeven kleinkinderen is dat nooit een probleem.”
“Ik stam uit een familie van notarissen, mijn zoon is nu de negende generatie. Mijn oudste broer nam de studie over, wat gebruikelijk is. En dus kon ik alleen in die richting verder met een eigen praktijk, wat dan weer ongebruikelijk is. Ik studeerde de eerste twee jaren rechten in Namen en heb in dat strenge milieu geleerd hoe plezierig lezen en denken is. De deuren van het studentenhome gingen op slot om 21.00 uur. Ik ben er geïnteresseerd geraakt in filosofie, logica en literatuur. Namen, Leuven en Berkeley zijn mijn intellectuele kraamklinieken. In de jaren dat ik in Leuven rechten studeerde, werd aan de studenten gevraagd: ‘Wat is uw levensdoel?’ Ik gaf twee richtingen: ofwel de diplomatie, ofwel het internationale zakenleven. Waar ik absoluut geen zin in had, was ambtenaar worden. Diplomatie lokte me wel, maar voor een klein land als België zouden boeiende dossiers uitblijven. Economisch diplomaat of diplomaat voor een onderneming leek me dan weer wél sterk, en eigenlijk heb ik dat mijn hele leven gedaan.”
Frans Crols
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier