“Ik ben nooit een brokkenpiloot geweest”
“Dit jaar zit ik vijftig jaar in de autosport. Ik was achttien toen ik ermee begon. Niet als piloot, want dat mocht ik niet van thuis, maar als monteur. Een vriend had een kit gekocht om een eenzitter te bouwen. Dan had je een buizenframe, en al de rest moest je zelf monteren. Uit die Volkswagen-motor van 1300 cc hebben we 70 à 80 pk gehaald, en mijn vriend reed er wedstrijden mee in heel Europa.
“Pas veel later ben ik zelf beginnen te rijden, zo rond mijn dertigste. Sindsdien heb ik aan van alles meegedaan. In rallycross – dat is deels op verharde en deels op onverharde ondergrond – heb ik Belgische en Nederlandse kampioenschappen gewonnen. Ik heb deelgenomen aan sprintnummers, korte koersen onder het halfuur, en aan uithoudingsproeven van 6, 12 en 24 uur.”
Het ideale rempunt
“Autosport is topsport. Je moet mentaal heel scherp staan. Alle beslissingen gebeuren in fracties van seconden. Fysiek moet je fit zijn. Bij een race ligt je hartslag tussen 140 en 150, aan de start zelfs nog iets hoger, door de adrenaline. Doe je mee aan een 24 urenrace, dan mag je rekenen op 4 kilo gewichtsverlies. In de stuurcabine kan het 50 graden worden, dus je zweet wat af. Tegenwoordig zijn er helmen met koeling, maar in mijn tijd nog niet. Tussen de beurten dat je rijdt, rust je uit door te fietsen, op rollen. Zo recupereer je veel beter.
“En je moet de wagen aanvoelen. Wat je voelt, moet je technisch kunnen overbrengen aan je race-ingenieur. Zo kan hij de wegligging en het remvermogen optimaal aanpassen aan de omstandigheden van het ogenblik. Je zoekt uit waar de limieten van je wagen liggen. Schat je die juist in, of laat je te veel ruimte liggen? Op een ideale manier een bocht in en uit gaan, is de grote kunst van het racen. Je moet de ideale rempunten vinden. Een tegenstrever steek je meestal voorbij door hem te pakken in de remfase. Wie zal het laatste remmen? Op pure kracht iemand voorbijgaan is niet vanzelfsprekend, hoor.
“Ga je voorbij de limiet, dan staat je wagen achterstevoren op de piste. Ik was goed in dat inschatten, ik ben nooit een brokkenpiloot geweest. Eén keer heb ik een serieus ongeval gehad, in Magny-Court. Toen is een van mijn remschijven stuk gevlogen, ik had plots geen remmen meer. De koers lag anderhalf uur stil, er waren andere wagens geraakt. Mij hebben ze afgevoerd voor een medische controle, gelukkig had ik niets. Maar het eerste waar ik aan dacht, was de wagen.”
Tijd om te stoppen
“De racerij zit in de familie. Mijn broer is veel met karting bezig geweest, en zijn dochter Sophie was twee keer Belgisch kampioen karting in de hoogste klasse – bij de mannen, dus dat wil wat zeggen. Mijn zoon Anthony is een van de weinige Europeanen die een licentie heeft om mee te doen in de hoogste klasse van de Nascar-kampioenschappen in Amerika.
“In mijn koersen heb ik altijd met Porsche gereden. Die keuze was heel gemakkelijk: de standaardonderdelen van Porsche waren van zo’n goede kwaliteit, dat we ze zonder veel gedoe konden gebruiken in de raceversie. Ook waren die motoren zo sterk en degelijk dat we ze heel goed konden tunen.
“Ik heb een raceteam, PK Racing. Kort geleden zijn we begonnen de wagen waarmee ik indertijd gekoerst heb, opnieuw te bouwen. Vanaf de carrosserie doen we alles zelf. En het lukt goed. Op 7 pk na komen we aan hetzelfde vermogen als met onze beste Porsche van het type 964. Daar hebben we toen 350 pk uitgehaald. Daar amuseer ik me nu mee. Zelf racen doe ik niet meer, al sinds 1998 niet. Ik ben gestopt toen mijn zoon beter werd dan ik. Een mens moet weten wanneer het tijd is.”
Filip Huysegems, fotografie Jonas Lampens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier