HULP AAN ZAIRE : IDEOLOGIE EN REALITEIT
Politiek België heeft plannen voor hulp aan Zaïre. Dat mag enige verbazing wekken : noch de regering- Kengo, noch de radicale Zaïrese oppositie, noch Mobutu en zijn entourage zijn immers “geslaagd in hun examen” voor meer democratie en een beter economisch beheer. Zaïre staat er (op het eerste gezicht) ook vele malen slechter voor dan toen de bruggen werden opgeblazen. Het antwoord luidt echter dat “de tijd dringt”. Het aftakelingsproces kan nog jaren voortduren maar, zo voegt men eraan toe, er zou een desastreuze stroomversnelling kunnen ontstaan ; “het plotse verdwijnen van Mobutu” bijvoorbeeld zou een “catastrofe” kunnen veroorzaken.
Onwillekeurig doemt een parallel op met de analyse die de Franse filosoof Alain Finkielkraut onlangs maakte in de ULB-cyclus La civilisation tributaire de sa passion du bien-être. Finkielkraut had het over homo-actiegroepen en hemofielen die zowat tien jaar geleden, gedreven door blind geloof in het vooruitgangsideaal en door een ideologie van de aids-stigmatisering, preventiemaatregelen vertraagden en zelfs afwezen (omdat zoiets hun emancipatie zou ondermijnen). Nu gewagen diezelfde groepen echter van een catastrofe, en zij staan het hardst te schreeuwen om actie. Zo ging het ook met de door het Westen opgedrongen abrupte democratisering in Afrika : elke waarschuwing daartegen botste met de (westerse) ideologie van de vooruitgang.
“Als ideologie de realiteit niet had afgeschermd, dan zouden we beter gewapend zijn geweest tegen aids,” aldus Finkielkraut. Zo ook heeft ideologie het democratiseringsproces in Afrika vertroebeld en verhakkeld. Dezelfde “Zaïre-kenners” die vijf jaar geleden in beate bewondering stonden voor de zogenaamde oppositie rond Tshisekedi en consoorten en later zelfs voor Kengo Wa Dondo en zijn veertig rovers, ontdekken nu een realiteit die ze toen niet wilden zien ; wie waarschuwde voor hun waandenkbeelden, werd gestigmatiseerd als waterdrager van Mobutu. Vandaag neemt dat clubje letterlijk de analyses over die het gisteren nog verwierp.
De vraag blijft : is hulp nodig of niet ?
Van de tientallen miljarden Belgische hulp tussen 1960 en 1990 heeft 90 procent van de Zaïrezen nooit wat gemerkt. Hulp is dus wel erg relatief. Bovendien, als journalisten (zoals Robert Kaplan in The Ends of the Earth) Afrika zien wegzakken in een veralgemeende chaos, dan ontgaat hun de toenemende zelfredzaamheid van bevolkingen die vreedzaam de rug hebben toegekeerd aan de façade van de Afrikaanse staten met hun parasitaire “elite”. Een lichtpunt in de plannen die de “Zaïre-kenners” vandaag klaar hebben, is niettemin dat ze die zelfredzaamheid erkennen ; academici zoals professor Maton hebben te lang hun neus opgehaald voor het dynamisme van de informele (overlevings)economie. Zij stellen nu als basisprincipe dat de bevolking moet betalen voor gezondheidszorg en onderwijs die door de Belgische ontwikkelingssamenwerking ondersteund worden.
Sinds 1975, en nog meer sinds 1990, hebben lokale gemeenschappen inderdaad hun lot in eigen handen genomen. Kleinschalige hulp die daar complementair bij aansluit, biedt de beste garantie dat het geld op de meest efficiënte manier wordt aangewend. Een stabilisatie van de macro-economie echter is op termijn slechts denkbaar als alle facties van de elite bereid zijn de tering naar de nering te zetten. Of België daarvoor de dialoog op gang kan trekken, is twijfelachtig : het gevaar blijft immers bestaan dat de Belgische politiek en de “Zaïre-kenners” opnieuw vastlopen in ideologische zelfverblinding.
E.B.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier