Hoop en wanhoop in de mijnen van Congo

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Beursgoeroes en vermaarde economen verkon-digen het luidkeels: de prijs van de grondstoffen blijft stijgen. Dat is voortreffelijk nieuws voor het grondstofrijke Congo én voor diens staatsmijn-bedrijf Gécamines, meer dan ooit de barometer van de financiële gezondmaking van het land. Waarom staat die barometer dan op storm?

eXtra informatie op www.trends.be

Op de Trends-website vindt u in de rubriek ‘Dossiers’ onder Congo/mijnbouw de vorige artikelen over dit thema.

De verkiezingen in Congo, die gepland waren op 30 juni, zijn uitgesteld. Dat zet kwaad bloed bij een bevolking die al jaren passief de klappen incasseert. De economie mag dan weer groeien met 7 %, beterschap ondervindt de gewone man niet. Vooral in Katanga met zijn rijkste mijnreserves aan koper en kobalt ter wereld, blijft die potentiële rijkdom weinig tastbaar. Lubumbashi, de provinciale hoofdstad, is een Potemkindorp, een façade met nette straten in het stadscentrum die de algemene verpaupering verhullen.

Het staatsmijnbedrijf Gécamines was tot halverwege jaren tachtig, met een omzet van 1 miljard dollar, een echte major, bij de topvijf van de wereldspelers. Een jaarproductie van 480.000 ton koper en 16.000 ton kobalt zorgde voor 80 % van de exportinkomsten van het land en voor de hoofdmoot van de staatsinkomsten. Het geëxporteerde koper en kobalt waren na lokale verrijking voor 99 % zuiver metaal. Tegenwoordig vloeit er nauwelijks geld naar de staatskas.

Ooit was het de slagader van de Congolese economie, nu produceert Gécamines minder dan 15.000 ton koper en een duizend ton kobalt. Maar wat vandaag geëxporteerd wordt, zijn slechts concentraten met een beperkt koper- en kobaltgehalte. Daardoor wordt de toegevoegde waarde op het eindmetaal in het buitenland gerealiseerd. Zo is 67.000 ton kopermetaal in de wereldmarkt oorspronkelijk afkomstig uit mijnconcessies van Gécamines. En van de 44.516 ton kobalt die in 2003 (de jongste cijfers van het Cobalt Development Institute) in de wereld verkocht werden, kwam bijna 36 % uit dezelfde mijnen. Van de 4576 ton kobaltmetaal die China dat jaar ‘produceerde’ is zelfs 90 % afkomstig uit het mijngebied van Gécamines.

Van kinderarbeid tot nieuwe fabriekjes

Een vlucht over de uitgestrekte savanne van de mijnprovincie laat zien hoe de wereldmarkt met kobalt en koper uit mijnen van Gécamines bevoorraad wordt. Dat schouwspel wisselt van industriële archeologie tot fonkelnieuwe fabrieken (zie kaart en tabel: Kobalt- en koperwinning in Katanga).

Er zijn de duizenden afgedankte arbeiders van Gécamines, die om den brode met hun families (samen 50.000 mensen) als mollen naar kobalterts graven. Er zijn honderden kinderen die ploeteren in zelf gegraven gaanderijen voor één dollar per zak van 50 kilo kobalterts (in betere tijden zouden ze op de schoolbanken van Gécamines-scholen gezeten hebben). En tussen de schroothopen zijn er ook stumpers die met veel inventiviteit kobaltmineraal puren uit artisanale ovens die ze uit afgedankte locomotieven in elkaar knutselden.

Maar er zijn ook herbegonnen mijnen en zelfs enkele nieuwe mijninstallaties. Bij deze laatste is in Lubumbashi de blauwe STL-oven van de Fins-Amerikaanse OMGroup de blikvanger (in een joint venture met George Forrest en Gécamines). In Kolwezi springt Felco van de Luikse firma MAD in het oog en in Likasi bouwde de Canadese groep Industrial Copper Systems (ICS) onlangs een fabriek die zuiver koper- en kobaltmetaal zal produceren.

Dat ICS-project staat in schril contrast met de mijninvesteringen van de voorbije jaren. Want met zuiver metaal als eindproduct knopen de Canadezen aan bij de kwaliteit die Gécamines vroeger afleverde. Vergeet niet dat het staatsmijnbedrijf vroeger metaalerts met een zuiverheid van 99,9 % exporteerde. Het concentraat dat de laatste jaren uitgevoerd werd, bevat nauwelijks 8 % tot hooguit 30 % kobalt.

De verrijking gebeurt in Finland voor mineralen uit STL (20 % concentraat) en uit de mijnen van Forrest-groep (8 %), of in buurland Zambia (door First Quantum uit Canada en Anvil Mining uit Australië), in Zuid-Afrika (door Congo Cobalt Corp van Billy Rautenbach), bij Umicore in Olen of zelfs in China (nadat het werd opgekocht bij de Indiërs van Chemaf en Somika of rechtstreeks bij artisanale kobaltgravers). Na ICS bouwt nu ook de Chinese groep JNMC een oven waaruit kopermetaal moet komen van meer dan 90 %. ICS en JNMC zijn uitzonderingen van zeer recente datum.

Misbruiken aanklagen

De voorbije maanden penden kaderleden van Gécamines gedegen analyses neer over de wantoestanden. Ze wachten dan ook in spanning op de publicatie van het onderzoeksrapport van Christophe Lutundula over lopende mijncontracten. Dat parlementaire verslag, dat in de komende dagen publiek zou worden gemaakt, zal ofwel inschikkelijk zijn – “niets aan de hand” -, ofwel misbruiken aanklagen. De meeste van die contracten met buitenlandse partners werden immers getekend onder wijlen Laurent-Désiré Kabila ter financiering van de oorlog (eerst tegen Mobutu, later tegen invallers uit Rwanda). Of ze werden recentelijk gesloten onder druk van de présidence (president Joseph Kabila en zijn vier vice-presidenten) in het vooruitzicht van hun verkiezingscampagne.

Christophe Lutundula leidt de parlementaire onderzoekscommissie die door Kinshasa werd ingesteld om beschuldigingen van de Verenigde Naties over plundering van bodemrijkdommen na te trekken. Het Lutundula-rapport is dus een test voor de maturiteit van de ontluikende Congolese democratie, zo hopen optimisten.

Een eerdere doorlichting van de bestaande mijncontracten in opdracht van de Wereldbank door International Mining Consultants uit Londen was erg kritisch. Ook niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) verwijten de regering en opeenvolgende managementteams belangrijke mijnconcessies verpatst te hebben. Zogenaamde juniors zonder stevige mijnexpertise verwierven buitensporige mijnconcessies voor tien tot twintig jaar. Grote beursgenoteerde mijnhuizen, de majors, waren geïnteresseerd, maar haakten af wegens de politieke en juridische onzekerheid.

Omdat de majors afzijdig bleven, werd het patrimonium van Gécamines opgedeeld – in een aantal gevallen zelfs zonder openbare aanbestedingen. De versplintering legt een hypotheek op een toekomstige rationeel geïntegreerde uitbating voor de rijkste mijndeposito’s ter wereld (een kopergehalte in het erts van ten minste 5 % in Katanga tegen bijvoorbeeld 1 % in Chili). Het verlies aan inkomsten voor de Congolese staatskas is dan ook navenant.

Mislukte relance

Het verval van Gécamines begon in 1990 met de instorting van de ondergrondse mijn van Kamoto in Kolwezi. Toen Kamoto (de belangrijkste kopermijn) uitviel, zat Gécamines al op een schuldenberg van 1,6 miljard dollar. De toestand werd nog grimmiger toen de internationale gemeenschap na het vermeende ‘bloedbad van Lubumbashi’ de geldkraan dichtdraaide.

Om de mijngroep weer op dreef te krijgen, koos het management voor joint ventures met privé-partners. Na openbare aanbestedingen bemachtigde de Zweedse financier Lundin de belangrijkste, nog niet ontgonnen reserves (8,5 miljoen ton koper en 1,3 miljoen ton kobalt) in Tenke-Fungurume. American Mineral Fields zou kobaltbergen in Kolwezi aanpakken en George Forrest verwierf met OMGroup de Big Hill, een enorme afvalberg vol mineralen en twee kleinere mijnen.

Met de opbrengsten uit die joint ventures zou Gécamines zijn personeel betalen en de eigen installaties op gang trekken. Kamoto zou met een aanvankelijke injectie van 30 miljoen dollar door de Zuid-Afrikaanse groep Iscor (nu Kumba Resources) opnieuw actief worden. Maar toen viel Kabila binnen en van de relance kwam niets in huis.

Gécamines werd opgedeeld en versast naar plaatselijke bouwondernemers, Griekse winkeluitbaters en zelfs Indiase farmabedrijven die zich omvormden tot mijnuitbaters. Lundin bevriest al acht jaar de rijkste deposito’s, Adastra (het vroegere American Mineral Fields) is nog altijd niet aan de slag en Kumba trok zich uit Katanga terug.

De enige die midden jaren negentig werk maakte van mijnontginning was George Forrest, met OMGroup als investeerder. Maar die mijncontracten werden bekritiseerd door een VN-panel en het dossier ligt voor verder onderzoek bij het Nationaal Contactpunt van de Belgische regering om na te gaan of Oeso-gedragsregels geschonden werden. Dezelfde kritiek gold voor de Brits-Zimbabwaanse groep Kababankola Mining Corp van Bredenkamp.

Van kwaad naar erger?

Volgens de IMC-doorlichting trekt Gécamines aan het kortste eind in alle contracten, omdat opeenvolgende managementploegen van het staatsmijnbedrijf niet opgewassen waren/zijn tegen juridische spitsvondigheden van privé-partners met standplaats in fiscale paradijzen en omdat het publieke belang, noch een langetermijnstrategie ooit prioriteiten waren. Ondertussen hebben dezelfde mijnuitbaters en nieuwkomers een spurt ingezet om nog meer mijnen binnen te halen, voordat de Wereldbank uitpakt met een herstructureringsplan en het management van Gécamines toevertrouwt aan de Franse groep Sofreco.

De vraag naar grondstoffen uit China deed de kobaltprijs vorig jaar pieken tot 20 dollar het pond (intussen gezakt tot 16 dollar). Koper kent ook een opstoot en verwacht wordt dat de vraag tot 2010 met 50 % zal toenemen. Daarom moeten de belangrijkste koperreserves in Kolwezi (Kamoto) opnieuw aangeboord worden. Gécamines is trouwens vanouds een koperproducent, met kobalt als afgeleid product.

Onder druk van de machthebbers in Kinshasa volgt daarom de klap op de vuurpijl in wat de NGO Relcof in een rapport van januari 2005 aan president Kabila bestempelt als “de criminele uitverkoop van Congo’s mijnpatrimonium.” Het betreft twee joint ventures, enerzijds met KF Ltd van groep-Forrest met Kinross Corp en anderzijds met GEC/Global Enterprises Corp van de Israëlische diamantair Dan Gertler (die al de commercialisering van 88 % van de Congolese diamant controleert) in tandem met Bateman, Zuid-Afrika’s grootste engineeringbedrijf. Stelt het Relcof ( Réseau de lutte contre la corruption et la fraude): “Zonder openbare aanbesteding wordt het belangrijkste mijnencomplex van Gécamines – Kamoto/KOV en de metallurgische fabrieken van Luilu in Kolwezi, goed voor 80 % van de mijnreserves – aan deze twee groepen geschonken voor een periode van 40 jaar.” Terwijl het Zuid-Afrikaanse Kumba nog altijd met zijn contract voor Kamoto blijft zwaaien, wat ertoe kan leiden dat KF een miljardenclaim mag eisen van Gécamines, mocht Kumba alsnog zijn rechten uitoefenen (zie kader: Het verpatsen van het kroonjuweel).

De twee contracten tarten volgens Relcof qua buitensporigheid alle verbeelding: “Ze komen neer op een pure liquidatie, tegen spotprijs, van de rijkste metallurgische fabrieken plus koper- en kobaltertsen van Gécamines.” Relcof wijst onder meer naar Chili als alternatief en voorbeeld van hoe een staatsmijnbedrijf deskundig omgevormd kan worden tot een kampioen. Vraag is of de Wereldbank met zijn nieuwe voorzitter Paul Wolfowitz, die van de opstanding van Afrika een prioriteit wil maken, erin slaagt om van de Congolese mijnsector opnieuw de belangrijkste inkomstenbron van het land te maken.

Erik Bruyland

De ondermijning van Gécamines komt neer op de ondermijning van Congo’s ontwikkelingskansen.

IMC-doorlichting klaagt aan: het publieke belang, noch een langetermijnstrategie voor de mijnbouw waren ooit prioriteiten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content