Hooligans in streepjespak

Augustus 2007 is nu al de maand van de zwaarste financiële crisis sinds de Grote Depressie van de jaren dertig. Vanuit de markt van de Amerikaanse rommelhypotheken kwam een schokgolf op gang die snel verlammend inwerkte op belangrijke onderdelen van de internationale geld- en kapitaalmarkten. Vandaag staan we in de financiële sector 500 miljard dollar aan verliezen verder. Die zijn rechtstreeks aan die crisis toe te schrijven en het einde van de tunnel is nog niet in zicht. Samen met de spectaculaire prijsstijgingen van olie, grondstoffen en voeding zorgde de fall out van deze financiële crisis voor een forse terugval in de economische groei, eerst in de VS en daarna in Europa. Het woord stagflatie ligt weer op vele lippen.

Naar aanleiding van de eerste verjaardag van de financiële crisis duikt de schuldvraag nadrukkelijk op. De favoriete uitverkorenen zijn de centrale bankiers en dan vooral de Amerikaanse Federal Reserve. In het bijzonder Alan Greenspan, de voorganger van Ben Bernanke, al krijgt deze laatste het bij momenten ook wel te verduren. Ooit bejubeld als de meest succesvolle centrale bankier aller tijden, weerklinken nu uit alle mogelijke hoeken de meest scherpe beschuldigingen in de richting van Greenspan. Of hoe een mens in korte tijd kan verworden van halfgod tot pineut par excellence.

De kritiek op de centrale bankiers is gedeeltelijk terecht. De Fed voerde de afgelopen jaren een te laks rentebeleid, maar ook andere centrale banken deden hun duit in dat zakje. We vergeten vaak dat in het Westen bij het begin van de 21ste eeuw de vrees voor deflatie en voor een herhaling van het verloren decennium van de Japanse economie zeer acuut aanwezig was. Dat maakt het rentebeleid ietwat begrijpelijker. Maar vooral op het gebied van regelgeving schoot zeker de Fed tekort. De mistoestanden in de markt van de rommelhypotheken hadden er nooit kunnen komen indien een adequate, marktconforme regelgeving van kracht zou zijn. Iets waartoe de Fed gemakkelijk had kunnen beslissen. Greenspan verzette zich daar om ideologische redenen met hand en tand tegen. Zelfs toen mensen binnen zijn eigen organisatie stevige, onderbouwde pleidooien in die richting afstaken.

De verantwoordelijkheid van de centrale bankiers verbleekt echter naast die van de toplui van de privébanken. Hoewel er uitzonderingen zijn, schoten deze heren in streepjespak op minstens twee terreinen verbijsterend tekort. Eerst en vooral lieten zij toe dat hun instellingen zich breedvoerig gingen bewegen in de (donker)grijze zone van het financiële gebeuren. Vooral met SIV’s, structured investment vehicles. Deze vehikels bleven buiten de balans van de instellingen en daarom moesten ze geen rekening houden met de welbekende Bazelnormen die bepaalde verhoudingen opleggen tussen eigen vermogen en balanstotaal.

Binnen SIV’s werd met een minimum aan kapitaal een maximum aan leverage nagestreefd. De banken bevoorraadden elkaar kwistig met kredieten om die SIV’s van middelen te voorzien. Zodoende kon er ook een bijkomende rendabiliteit verworven worden op de (te) schaars ingezette eigen middelen. Zolang iedereen in iedereen vertrouwen had, konden deze liquiditeitsscheppende fabrieken naar hartenlust draaien. Na augustus 2007 raakte dat vertrouwen compleet zoek. De moedermaatschappijen moesten de verzuipende SIV’s weer aan boord nemen en de verliezen wegslikken.

Strikt genomen deden de bankiers niks onwettelijks. Naar de geest gingen ze echter flagrant in de fout. Meer nog gingen ze in de fout inzake controlesystemen, de tweede grote tekortkoming van de privébankiers. Via de techniek van de securitizering creëerden de financiële ingenieurs hypergesofisticeerde producten waar de banken goed geld konden aan verdienen. Maar de oudste wet in de financiële wereld luidt dat meer rendement ook meer risico inhoudt, en omgekeerd. Het afgelopen jaar kwam onverbiddelijk aan het licht dat de meeste banken op een ontstellend nonchalante wijze met het risicogegeven omsprongen. Dat veel van die nieuwe producten behoorlijk onverstaanbare dimensies hadden aangenomen, is totaal geen excuus. Een bankier die naam waardig weet dat hij in dergelijke omstandigheden extra moet opletten en best zwaar aan de rem gaat trekken. In feite abdiceerden de privébankiers en bloc in de periode voor augustus 2007.

Wat tegen deze achtergrond nog het meest tegen de borst stoot, is dat via de reddingsboeien van de centrale banken zelfs de grootste schuinsmarcheerders er nog in slagen om minstens gedeeltelijk de dans van de eigen stommiteiten en hebzucht te ontspringen. Centrale bankiers moeten de stabiliteit van het financiële systeem verzekeren. Soms zou je durven hopen dat ze wat meer risico nemen om de ergste zondaars te laten terechtkomen daar waar ze, ondanks de peperdure pakken, thuishoren. Met hun gezicht plat tegen de muur. (T)

de auteur IS ALGEMEEN DIRECTEUR VAN DE WERKGEVERSORGANISATIE VKW

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content