‘Hoger, kleiner, sneller, creatiever’
Minister van Ruimtelijke Ordening Joke Schauvliege verwacht een open geest van de Vlaamse bouwers. Hoger en kleiner bouwen mag geen taboe meer zijn. “De Vlaming is daar niet happig op, dat weten we. Maar het zal niet anders kunnen.”
Wonen is de bevoegdheid van minister Liesbeth Homans (N-VA). En vanuit het beleidsdomein energie is het minister Annemie Turtelboom (Open Vld) die de bouwsector en de particuliere (ver)bouwer aanport energiezuiniger te bouwen. Voorlopig nog iets minder zichtbaar speelt ook minister Joke Schauvliege (CD&V) een belangrijk rol in het Vlaamse woonbeleid. Waar kunnen we in de toekomst nog woningen bouwen? En hoeveel? Als minister van Ruimtelijke Ordening wordt ze geacht de antwoorden te kennen. “We weten op basis van de bevolkingsprognoses dat extra woningen nodig zijn in Vlaanderen. Naast de bevolkingstoename speelt ook het fenomeen van de gezinsverdunning. Dat vertaalt zich in meer huishoudens en dus in een grotere vraag naar woningen. Het Vlaams regeerakkoord houdt rekening met die toenames. Het vermeldt dat we 93.000 extra woningen zullen moeten bijbouwen in deze legislatuur”, zegt ze. “Alleen kunnen we dat niet meer doen zoals in het verleden. Elke dag verdwijnt 6 hectare open ruimte in Vlaanderen. We moeten dat dringend keren, want in dit tempo komen we in 2050 aan een beslag op de open ruimte van 41 procent. Dat zou zich wreken: meer overstromingen, druk op de leefbaarheid van gemeenten en steden…We zullen dus veel creatiever moeten omgaan met de beschikbare ruimte voor wonen.”
Dat betekent niet meteen een stop op het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden. “Maar nieuwe verkavelingen in de middle of nowhere, dat is gedaan. Woonuitbreidingsgebieden die dicht aanleunen bij de kernen, die kernversterkend zijn, die goed ontsloten zijn, dat moet wel nog kunnen.”
Hoe kunnen we die schaarse ruimte creatiever gebruiken?
JOKE SCHAUVLIEGE. “Door het ruimtelijk rendement op te krikken, meer doen op een beperkte ruimte. Dat wil onder meer zeggen dat we soms hoger moeten durven te bouwen. Kleiner ook. De Vlaming is daar niet happig op, dat weten we. Maar het zal niet anders kunnen. Een andere oplossing is functies combineren. Als we bijvoorbeeld een nieuwe sporthal voor een school bouwen, dan moeten we meteen ook bekijken hoe de buurt er gebruik van kan maken. Leegstaande panden en verlaten terreinen bieden ook nog veel potentieel. Soms ook voor tijdelijke invullingen. Waarom zou je een braakliggend terrein in de stad niet tijdelijk kunnen inrichten als een speelpleintje?
“Nu stoten mensen met vernieuwende initiatieven nog te veel op administratieve drempels. Sommige oude verkavelingen kampen met een probleem. Oudere mensen trekken er weg uit woningen die voor jonge gezinnen te groot, te duur of verouderd zijn. Je zou zo’n villa kunnen omvormen tot een collectieve woning voor twee of drie gezinnen. Alleen laten de verkavelingsvoorschriften dat meestal nog niet toe. We werken aan een update van de codex ruimtelijk ordening die een flexibeler interpretatie van de voorschriften toelaat. Niet dat plots alles overal zal kunnen, maar de meest betuttelende regeltjes moeten eruit.”
In plaats van afgelegen verkavelingen te verdichten, kan men ze ook laten uitdoven om er weer open ruimte van te maken.
SCHAUVLIEGE. “Ik sluit dat niet uit. Maar je moet dan wel heel goed nadenken over hoe je mensen die daar een eigendom hebben op een billijke manier kunt vergoeden. Dat is vaak een knelpunt. Ik vind ook dat je als hogere overheid daar wel kunt sturen, maar dat het lokale bestuur het best geplaatst is om de concrete afweging te maken.”
Misschien zijn verhandelbare bouwrechten een oplossing. Het regeerakkoord vermeldt dat die formule onderzocht zal worden. Hoe vordert dit onderzoek?
SCHAUVLIEGE. “Een technische werkgroep inventariseert de knelpunten. Een hindernis is dat we in Vlaanderen natuurlijk niet massaal veel ruimte hebben om te ruilen. We bestuderen ook welke rol de overheid moet spelen. Er zal altijd een stukje overheidssturing en intermediëring moeten zijn over waar je die rechten mag uitoefenen. Tegen eind dit jaar of begin 2017 willen we daar meer duidelijkheid over.”
Een veel gehoorde klacht bij projectontwikkelaars is dat het vergunningstraject veel te lang duurt. Het inspraakmodel is doorgeslagen, klinkt het.
SCHAUVLIEGE. “Ze hebben gelijk. Maar we hebben met de Vlaamse regering al belangrijke stappen gedaan om het vergunningstraject te versnellen. Nog dit jaar zal de omgevingsvergunning een realiteit zijn. We maken dus een einde aan het systeem van een aparte bouw- en milieuvergunning. In het nieuwe systeem is er één digitale aanvraag, één openbaar onderzoek en één uitspraak. Voor eenvoudige dossiers zullen bouwers binnen zestig dagen hun vergunning hebben. Voor de complexere dossiers kunnen we die termijn niet garanderen, maar ook daar mag je uitgaan van een serieuze tijdswinst.
“Voor de echt complexe projecten hebben we een decreet dat een betere samenwerking tussen de overheidsdiensten verzekert. En er komt ook een soort vipbegeleiding bij grote projecten. Dat zijn allemaal instrumenten die sneller rechtszekerheid geven. Maar inspraak blijf belangrijk, dat kan je niet uitsluiten. Goede en tijdige communicatie met de buurt kan veel problemen voorkomen. Dat wordt soms onderschat.”
Vorig jaar lanceerde u het idee van een mobiliteitsscore voor woningen. Er kwam veel kritiek op. Hebt u dat idee laten varen?
SCHAUVLIEGE. “Nee, we werken daaraan verder. Er was tegenstand, maar ik heb van veel deskundigen ook positieve reacties gehad. We willen mensen bewust maken van de mobiliteitsimpact van hun woningkeuze. Maar het is gepercipieerd alsof het een bijkomend attest zou zijn. Dat is het zeker niet. We hebben juist plannen om alle attesten die verbonden zijn aan wonen, samen te voegen tot één attest. En daar zou de mobiliteitsscore ook inpassen. De Universiteit Gent heeft daarvoor een instrument uitgewerkt.”
Hadden de negatieve reacties ook niet te maken met het idee dat de overheid zich niet moet bemoeien met waar mensen gaan wonen?
SCHAUVLIEGE. “Maar we gaan ons niet moeien. We gaan ook niets verbieden. Ik heb respect voor de keuze van mensen, maar ik vind het wel belangrijk dat ze goed geïnformeerd kunnen kiezen. Zoals we nu ook al vermelden dat een woning al dan niet in een overstromingsgevoelig gebied ligt.
“Bij de aankoop van een woning is mobiliteit niet altijd een prioriteit. Ik zie dat trouwens ook in mijn gezin. Als ik optel hoeveel tijd wij – vooral mijn man dan – besteden aan het rondrijden van de kinderen naar allerlei activiteiten… Toen wij onze woning kochten, hebben we daar wellicht onvoldoende over nagedacht.”
Uw voorganger opperde dat wie afgelegen wil wonen extra zou moeten betalen voor de hogere infrastructuurkosten die dat meebrengt. Ook dat idee lag meteen zwaar onder vuur.
SCHAUVLIEGE. “Ik vind niet dat we mensen individueel moeten straffen voor keuzes die ze maken. We moeten als overheid wel onze verantwoordelijkheid nemen. Dat wil zeggen: vanuit ruimtelijke ordening sturen. En als maatschappij moeten we ook goed nadenken over hoe we met de beschikbare ruimte omgaan. Maar als je mensen hebt laten kiezen, moet je ze er daarna niet op afrekenen.
“Ruimtelijke ordening botst wel met het idee dat het eigendomsrecht onaantastbaar en absoluut is. Dat is soms moeilijk om uit te leggen. Maar allemaal onze goesting doen op ons eigen terreintje, leidt tot een totaal onleefbaar eindresultaat.”
Laurenz Verledens
“Allemaal onze goesting doen op ons eigen terreintje, leidt tot een totaal onleefbaar eindresultaat”
“We maken een einde aan het systeem van een aparte bouw- en milieuvergunning”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier