Hoge loonkosten, lage nettolonen

Alain Mouton

Het is een van de paradoxen in dit land: België is Europees kampioen totale loonkosten, maar op het vlak van nettolonen staat België pas achtste op de Europese ranking. Het ziet ernaar uit dat de volgende regering werk zal maken van een daling van de totale loonkosten voor bedrijven. Door een verhoging van het belastingvrije minimum kunnen tegelijk de netto-inkomens omhoog.

De cijfers deden de voorbije weken meer dan eens de ronde: de liberale denktank Institut Economique Molinari berekende op basis van gegevens van EY dat de kloof tussen nettoloon en totale loonkosten het grootst is in België. Eén euro nettoloon kost de werkgever 2,5 keer zoveel, door de hoge werkgeverslasten en de inkomstenbelasting. Ter vergelijking: 1 euro netto-inkomen in Duitsland kost de werkgever 1,97 keer zoveel en in Nederland 1,76 keer. Het Europese gemiddelde is een verhouding van 1 op 1,73 (zie tabel Werkgeverskosten van 1 euro netto-inkomen).

Het toont de directe gevolgen van de grote loonwig (het verschil tussen totale loonkosten en nettoloon) voor de portefeuille van Jan Modaal. Hoewel Belgische werkgevers de hoogste loonkosten torsen van alle EU-landen, liggen de gemiddelde nettolonen wel lager dan in veel andere lidstaten. België staat hier achtste (zie tabel Top 10 nettolonen in Europa). Volgens het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) ligt de oorzaak voor de hand: de hoge werkgeverslasten en de personenbelasting. “Vaak wordt vergeten dat de werkgever de volledige loonwig financiert: werkgevers- en werknemersbijdragen, plus de bedrijfsvoorheffing van de werknemers”, zegt Bart Buysse, directeur bij het VBO.

Herverdeling

Lars Vande Keybus, economisch adviseur van het ABVV, wil de relatief lage nettolonen in vergelijking met het brutoloon in het juiste perspectief plaatsen: “De Belgen – en de sociale gesprekspartners – hebben in het verleden besloten een maatschappijmodel uit te bouwen waarbij een groot deel van het brutoloon wordt afgestaan voor sociale voorzieningen, om zo tot herverdeling te komen. Om op het vlak van onderwijs en gezondheidszorg, openbare orde en veiligheid en vangnetten zoals de ziekteverzekering, werkloosheidsuitkeringen en pensioen performant te kunnen zijn, is nu eenmaal een belangrijke collectieve bijdrage nodig. Die keuze werkt. De prijs-kwaliteitsverhouding van ons onderwijs en onze gezondheidszorg wordt in het buitenland als voorbeeld genomen. Bovendien is België een van de weinige landen waar de afgelopen 25 jaar de ongelijkheid niet drastisch is toegenomen. Dat de economische crisis niet ongenadig hard toesloeg in België, is grotendeels te verklaren doordat de herverdelingsmechanismen hun werk deden, waardoor de koopkracht gewaarborgd bleef. Om zulke automatische stabilisatoren te financieren, is van iedereen een navenante sociale bijdrage nodig.”

Die herverdeling wordt ook duidelijk als we de loonwig uitsplitsen volgens het inkomen. De kloof tussen nettoloon en brutoloon is groter bij de midden- en zeker bij de hogere lonen. De belastingwig voor een alleenstaande Belg met een gemiddeld inkomen (3133 euro per maand bruto of 1984 euro netto) is 55,8 procent. Voor iemand met twee derde van het gemiddelde loon daalt het verschil tussen nettoloon en totale belasting tot 50,1 procent. Voor iemand met een salaris dat twee derde hoger ligt dan het gemiddelde stijgt de belastingwig dan weer tot 60,9 procent.

De verklaring? Ten eerste zijn de werkgeverslasten voor de RSZ in het buitenland vaak geplafonneerd, in België is dat slechts in zeer beperkte mate het geval. Maar vooral: de voorbije jaren heeft het beleid ingezet op koopkrachtverhoging voor de werknemers – in eerste instantie die met lagere inkomens – en dat via verschillende verhogingen van het minimumloon, de hervorming van de personenbelasting (een lagere hoogste belastingschaal onder paars) en de sociale en fiscale werkbonus. De werkbonus heeft tot doel werknemers met een laag loon een hoger nettoloon te waarborgen, zonder verhoging van het brutoloon. Dat gebeurt via een vermindering van de persoonlijke sociale bijdrage aan de RSZ wanneer het brutoloon onder een bepaald plafond blijft.

Loonstop

Die maatregelen, die sinds 1996 zijn geïmplementeerd, hebben gemaakt dat bijvoorbeeld een alleenstaande met 50 procent van het gemiddelde loon zijn koopkracht tussen 1996 en 2012 zag toenemen met 12,9 procent. Voor een alleenstaande met het gemiddelde loon is dat nog geen 2,5 procent (zie grafiek Koopkrachtstijging tussen 1996 en 2012).

Lars Vande Keybus (ABVV) plaatst hier wel een kanttekening bij: “Er wordt geopperd dat al voldoende werd gedaan voor de lagere lonen om de loonwig voor deze inkomensklasse te verkleinen. Er wordt echter vaak vergeten dat deze klasse het zwaarst getroffen wordt door de loonstop die al bijna vier jaar van kracht is.”

De studax van het ABVV verwijst hier naar de beslissing van de regering-Di Rupo I om de lonen voor de periode 2013-2014 enkel met de index te laten stijgen en geen reële loonstijgingen toe te kennen. Vande Keybus: “De loonstop verhoogt de ongelijkheid, omdat sterke sectoren, die met hogere inkomens, meer macht hebben om zelf extralegale voordelen te onderhandelen bovenop de index, in vergelijking met de zwakke sectoren, die enkel een indexaanpassing kunnen toekennen.”

Geen reële loonsverhogingen

Feit is dat de loonwig ook voor de lagere inkomens groter is dan in de buurlanden, en dat ondanks de beleidskeuzes van de voorbije jaren (zie grafiek Belastingwig). De huidige situatie met hoge loonkosten en relatief lage netto-inkomens betekent dat de Belg twee keer de pineut is. Als hij geen werk heeft, maken de hoge loonkosten het voor bedrijven onaantrekkelijk om hem aan te werven. En als hij toch aan een baan raakt, zijn de bedragen die hij maandelijks op zijn rekening ziet verschijnen minder aantrekkelijk dan in de buurlanden.

Moet en kan daar straks verandering in komen? Voor het VBO is het duidelijk: er moet dringend ingezet worden op het verlagen van de loonwig, door een daling van de loonkosten, zonder aan de nettolonen te raken. Bart Buysse is van oordeel dat “een verdere loonmatiging broodnodig is, meer zelfs nog als we de loonkostenhandicap willen afbouwen. Er is dus geen ruimte voor reële loonsverhogingen, waarbij we ook moeten voorkomen dat de lastenverlagingen worden omgezet in loonsverhogingen. In elk geval moet prioritair worden ingezet op lastenverlaging voor werkgevers, omdat dat noodzakelijk is om economische groei en werkgelegenheid te stimuleren, wat op zijn beurt de uitgaven beperkt en inkomsten genereert, en op die manier extra ruimte schept voor lastenverlaging. Meer mensen langer aan het werk houden, is ook noodzakelijk in het kader van de vergrijzing en om ons systeem van sociale bescherming en welvaart betaalbaar en in stand te houden.”

Geen reële loonstijgingen meer de komende jaren is dus de boodschap van het VBO. De werkgeversorganisatie benadrukt trouwens dat de recente loonstop niet de oorzaak is van de lage Belgische nettolonen. Buysse: “Er is geen echte loonstop, want de automatismen in de loonvorming zoals indexering en baremieke verhogingen blijven spelen, met wel degelijk een toename van de brutolonen en dus ook van de loonkosten.”

Transparantie

Aan syndicale zijde heerst een andere mening. Om te beginnen, vinden de vakbonden dat de reële loonstop zoals die de voorbije jaren werd opgelegd niet voor herhaling vatbaar is. “Onze prioriteit ligt bij het herstellen van de vrijheid van onderhandeling”, aldus Vande Keybus. “De volgende regering moet dit garanderen. Wat een verdere verlaging van de sociale bijdragen betreft, moet eerst de financiering van de sociale voorzieningen verzekerd worden. Daarna kan gesproken worden over verdere bijdrageverminderingen. Hiervoor vragen we transparantie en kennis over alle inkomsten, zodat een grondige fiscale hervorming mogelijk wordt.” Het is de vrees van de vakbonden dat een vermindering van de sociale bijdragen de financiering van de sociale zekerheid in gevaar brengt.

Vandaar ook dat men zich in het verleden vanuit syndicale hoek vaak verzet heeft tegen een netto-index. Om de loonkostenstijging onder controle te houden, worden enkel de nettolonen aangepast, maar niet de brutolonen. In dat geval ontvangen de overheid en de sociale zekerheid minder belastingen en sociale bijdragen. Ook wijst Vande Keybus erop dat de aan het brutoloon verbonden rechten (werkloosheids- en ziekte-uitkeringen, pensioenen) erop achteruitgaan, en met de tijd worden de werkloosheidsuitkeringen, ziekte-uitkeringen en pensioenen lager.

Afruiloperatie

Zal de Zweedse coalitie die in de steigers staat, kiezen voor een lagere loonwig door de combinatie van minder loonkosten en een verhoging van de netto-inkomens? Het lijkt erop dat stappen in die richting worden gezet. Er is een consensus om de loonkosten te verlagen via lagere werkgeversbijdragen (van 33 naar 25 procent). Aan de andere kant zouden de netto-inkomens kunnen stijgen door het optrekken van de belastingvrije som en/of een herziening van de belastingschalen.

Dat ligt in de lijn van wat de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka in haar verkiezingsmemorandum voorstelde. Voka pleit voor een lineaire halvering van de loonkostenhandicap (die 16,5 procent bedraagt ten opzichte van de buurlanden, of 25 miljard euro). Daarnaast pleit ze voor een koopkrachtinjectie voor iedereen door de belastingvrije som te verhogen met 1800 euro. Die zou gaan van 6800 euro naar 8600 euro. Dat ondersteunt de koopkracht per belastingplichtige aanzienlijk en verkleint ook de werkloosheidsval voor lagere inkomens.

Het ABVV is geen tegenstander van een verhoging van de belastingvrije som, maar als die lineair (voor alle inkomensklassen) wordt toegepast, dan heeft dat voor de socialistische vakbond weinig meerwaarde. Het ABVV is van oordeel dat vooral de hogere inkomensklassen er voordeel uit zouden halen. “Een sociale correctie door middel van de herinvoering van de hogere belastingschijven is dus noodzakelijk. Hierdoor zouden de sterkste schouders de zwaarste lasten blijven dragen”, aldus Vande Keybus. “Wel zijn we voorstander van een verdere versterking van de werkbonus. De laatste aanpassing dateert van 1 april van dit jaar, toen die ook werd opgetrokken en wij dat mee onderhandelden.”

Lagere loonkosten, werkbonus uitbreiden en andere belastingschalen… Kiest de Zweedse coalitie straks voor een combinatie van die maatregelen? De kans is groot dat het tot een afruil komt: een budget wordt vrijgemaakt voor loonlastenverlagingen aan de werkgeverskant enerzijds en koopkrachtversterkende maatregelen anderzijds. Als meer geld wordt besteed aan een daling van de patronale bijdragen, zal dat dan ten koste gaan van bijvoorbeeld de werkbonus of een lagere personenbelasting? Gezien de beperkte budgettaire ruimte wordt dat een zeer moeilijke oefening.

ALAIN MOUTON

“De werkgever financiert de volledige loonwig: werkgevers- en werknemersbijdragen, plus de bedrijfsvoorheffing van de werknemers” Bart Buysse (VBO)

“Dat de economische crisis niet ongenadig hard toesloeg in België, is grotendeels te verklaren door die herverdelingsmechanismen” Lars Vande Keybus (ABVV)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content