Hoe u de banken buiten houdt
Banken willen het onderste uit de kan, zelfs bij bedrijven in moeilijkheden. Het gerechtelijk akkoord kan ze evenwel stoppen. Curator Christian Van Buggenhout vertelt waarom sommige concordaten tóch lukken.
Vriend en vijand bestempelen Van Buggenhout als dé advocaat die de relatief jonge techniek van het concordaat hielp vormgeven. De wet op het gerechtelijk akkoord is al drie jaar van kracht. Van 1998 tot oktober 2001 kenden de rechtbanken van koophandel het al 610 keer toe om ondernemingen in moeilijkheden te redden. De 371 faillissementen die volgden _ Lernout & Hauspie, Sabena, LU Groep, CityBird, Continental Printing, Fulton Hemiksem _ kregen heel wat aandacht in de pers. “De slaagkans is uiterst klein,” geeft Van Buggenhout toe.
Ondernemingen die in de problemen zitten, moeten vóór ze een gerechtelijk akkoord aanvragen maar eens uitmaken of die procedure het aangewezen instrument is. Alternatieve oplossingen zijn het faillissement, de vereffening of een niet-gerechtelijke oplossing. De keuze gebeurt op basis van een eerste analyse van de onderneming, die ook aan de rechtbank gepresenteerd wordt, zodat die kan oordelen of ze een gerechtelijk akkoord toestaat.
Van Buggenhout: “Zo’n operatie moet professioneel worden aangepakt en professionalisme is een deugd die zeldzaam is, ook bij ondernemers.” Er schort wat op het vlak van de verwerking en de analyse van de cijfers. Hij wijst erop dat er heel wat ondernemers in grote én kleine bedrijven niet eens weten of hun zaak winstgevend is of niet “en eigenlijk al in staat van faillissement zijn zonder dat iemand het weet”.
Om een gedwongen stopzetting te voorkomen, raadt de curator aan om al vroeg over een gerechtelijk akkoord na te denken. Dat ligt niet altijd voor de hand. Van Buggenhout: “Bedrijfsrevisoren of andere consultants beseffen soms niet dat hun klant alle belang heeft bij een gerechtelijk akkoord, voor de potten definitief gebroken zijn. Zelfs confraters houden het dossier liever onder zich. Ze staan weigerachtig tegenover de doorzending van hun klant naar een kantoor dat de finesses van insolventiedossiers kent.”
Shoppen naar specialisten
Meestal doet Van Buggenhout, als hij ter hulp wordt geroepen, een beroep op derden voor de grondige financiële doorlichting. De curator werkt met een vast team (“mijn loge”) van accountants (meer bepaald van PricewaterhouseCoopers), notarissen, consultants, communicatiedeskundigen en juristen _ al dan niet van zijn eigen kantoor Stibbe.
Zo’n interprofessionele mix werd bijvoorbeeld gevormd bij Real Software, voor wat chief executive officer (CEO) Theo Dilissen “een amicaal concordaat” noemt (zie Trends, 22 november 2001). Het herstructureringscomité (HC) dat sinds begin 2001 verantwoordelijk is voor de operatie, bestaat uit vier externe adviseurs en vier senior managers. Naast Van Buggenhout vinden we er ook Peter Leys ( corporate lawyer van Stibbes concurrent Baker & McKenzie), Harold Vanheel, Matthew Wilde (beiden PricewaterhouseCoopers) als externen.
Van Buggenhout raadt een matig gebruik van externe krachten aan. “De dames en heren van de Big Five hebben de neiging om als een getraind leger aan zo’n opdracht te beginnen, maar verliezen soms de kosten uit het oog,” zegt hij. “Een voorbeeld? Lernout & Hauspie, uiteraard. Vanaf dag één betoogde ik dat dat bedrijf niet meer te redden was. Externe consultants noch crisismanagers konden die trein weer op de rails zetten.”
Voorlopige opschorting van betaling
Een herstelplan wordt op papier gezet in de periode van de voorlopige opschorting van betaling. De onderneming krijgt van de rechtbank alleen het fiat voor de voorlopige opschorting als ze te goeder trouw blijkt en twee zaken kan bewijzen. Ten eerste dat ze tijdelijk niet aan de schulden kan voldoen, of dat de continuïteit op korte tijd wordt bedreigd door betalingsmoeilijkheden. En ten tweede dat de financiële toestand van de onderneming gesaneerd kan worden en het economisch herstel mogelijk lijkt.
Die definitie geeft de rechter een ruime beslissingsmarge. Van Buggenhout verbaast zich nog steeds over het feit dat magistraten zeer ver meedenken met ondernemers die voor hen verschijnen. “Tot voor een paar jaar was het legio, zo’n rechter die verheven stond boven de realiteit en die louter en eng juridisch tewerkging. Met alle wereldvreemde beslissingen vandien,” aldus de curator. “Maar vandaag worden we geconfronteerd met magistraten die wél naar economische en sociale argumenten luisteren en je tegemoetkomen.”
De psychologische factor is van groot belang. Er is nood aan een overtuigend dossier op het vlak van de cijfers, maar ook voor de gevolgen voor het personeel, de aandeelhouders, de streek. Van Buggenhout: “Als altijd de letter van de wet werd toegepast, dan zouden er meer ondernemingen over de kop gaan. Belgische magistraten zijn bereid om de échte ondernemers in de rug te dekken. Ze volgen daarmee volledig de filosofie van de wetgever, die ervan uitging dat een faillissement de ultieme sanctie is.”
Financieel fundamentalisme
Dat laatste was blijkbaar een probleem voor het openbaar ministerie in de zaak- Sofinal/Sofitex. Toen topman Erwin Vandermeulen zijn strategie om de onderneming via een gerechtelijk akkoord te redden, aan de voorzitter formuleerde, repliceerde de substituut dat de goedkeuring een ongewenst precedent zou scheppen. Het gerechtelijk akkoord zou de regel worden en het faillissement de uitzondering. Van Buggenhout: “Die had het dus tegelijk wel en niet begrepen.”
Toen de voorlopige opschorting werd toegekend, gingen Sofinals banken dwarsliggen. Erwin Vandermeulen: “Zo’n 4 miljard frank bankkredieten werden bijna volledig gedekt door allerlei waarborgen, zoals een pand op onze weefmachines. Zij hadden dus alleen te verliezen bij een gerechtelijk akkoord, omdat dit hun vorderingen voor negen maanden ( nvdr – de maximumperiode voor de voorlopige opschorting) kon bevriezen.”
De banken antwoordden tijdens het proces laconiek dat ze een eventueel herstelplan sowieso zouden verwerpen. De rechter laakte die vorm van “financieel fundamentalisme” in zijn vonnis, en stond het gerechtelijk akkoord voor Sofinal desondanks toe.
Maar wat als de eerste herstructurering van het textielbedrijf in de komende maanden slaagt en de banken halsstarrig een redelijke oplossing weigeren? Wat als ze hun dreigement waarmaken en de definitieve opschorting weigeren? “Dat is best mogelijk,” zegt een strijdbare Van Buggenhout. “De banken hebben dat recht. Maar wat als blijkt dat Sofinal na negen maanden een positieve kassituatie heeft, dat de vrije cashflow het bedrijf kan laten werken en tegelijk ruimte overlaat om de schulden af te betalen? En dat de groep zich richt op een niche met toegevoegde waarde, dus in de toekomst rendement heeft? Gaan de bankiers zo’n bedrijf torpederen voor het snelle gewin? In dat geval zullen ze hun gezicht verliezen bij alle sociaal-economische actoren.”
Van Buggenhout wijst erop dat parlementsleden bij de totstandkoming van de Wet op het Gerechtelijk Akkoord al de vraag stelden of de termijn van de opschorting van de schulden niet te kort was (maximum negen maanden). Het antwoord van de verdedigers kwam erop neer dat de praktijk wel zou uitwijzen dat de banken vrijwillig meewerken. “Met dat argument kon ik leven,” zegt Van Buggenhout. “Maar misschien had ik ongelijk. Dan komt deze redenering op losse schroeven te staan en stel ik alles in het werk om te komen tot een reparatiewet, waarbij de wettelijke termijn wordt verlengd. Zonder een vrijwillige medewerking van de schuldeisers aan de uitvoering van deze wet, wordt hij zinloos.”
Stok achter de deur
Ook Theo Dilissen had met ontevreden bankiers te maken. Die stelden enkele maanden na een eerste schuldherschikking vragen bij het liquiditeitstekort van Real Software. Maar net door de aard van de activiteiten van Real Software waren de banken wél bereid mee te werken aan een herstructurering, en dat buiten de rechtsfiguur van het gerechtelijk akkoord. “Het was wel een stok achter de deur,” verklaart Van Buggenhout. Dilissen verklaart de houding van de banken door het verschil tussen de herstructurering van een klassiek bedrijf en een dienstenonderneming. “Wat zijn onze assets?” betoogt hij. “Onze medewerkers.” Bij Sofinal en dergelijke kan een financiële instelling wel uitvoeren op de machines en zo de dans ontspringen. Voor een bank is het echter onmogelijk een bewarend beslag te leggen op het personeel. Meer nog: hoe langer de onrust in zo’n bedrijf duurt, hoe sneller het personeel geneigd is naar andere oorden te trekken.
Dilissen: “In ons type van bedrijf betekent het verlies van personeel dat de klanten mee wegtrekken.” De banken hadden er dus alle belang bij om mee te werken aan een financiële oplossing, om te vermijden dat de activa week na week wegschrompelden. Real Software van zijn kant moest bewijzen dat het in staat was zijn belangrijkste actief te behouden.
Van Buggenhout legt uit dat een gerechtelijk akkoord in het geval van Real Software niet aangewezen was. “De totstandkoming van de herstructurering zou volop onder de aandacht van het publiek zijn gekomen,” redeneert hij. “We opteerden dus voor een discrete afwikkeling.”
“Ontsla uzelf”
In het geval van Crown Londerzeel (nu Crown-Baele) kwam de bank-schuldeiser zélf met het voorstel voor een gerechtelijk akkoord op de proppen. De Vlaamse poot van de Amerikaanse groep Crown-Simplimatic _ actief in de productie van vul- en spoelmachines voor drankenfabrikanten _ kwam midden 2000 in zware problemen. Gewezen algemeen directeur Leo Verheyen: “Via een mailtje kreeg ik de opdracht de deuren te sluiten, de activa te verkopen en een C4 klaar te maken voor de 150 personeelsleden _ inclusief mezelf.”
Crown-Simplimatic in Londerzeel werd echter met twee problemen geconfronteerd. Het volledig geïntegreerde productieapparaat en de voorraad machineonderdelen en -materialen hadden zo goed als geen liquidatiewaarde: “Drie frank per kilo oud ijzer,” dixit Verheyen. Het tweede mankement voor een snelle vereffening was een hypotheek op het vastgoed en een pand op de voorraden. Zij waren de waarborg van een lening van 9,7 miljoen dollar die de Amerikaanse moeder bij Bank of America had afgesloten.
Toen de advocaat van de Bank _ de onvermijdelijke Van Buggenhout _ bij Verheyen aanklopte, bleek dat Londerzeel nog een aantal opdrachten afhandelde die voor ettelijke miljoenen aan inkomsten zouden zorgen. Bovendien waren er heel wat trouwe klanten die aan de herstructurering van hun belangrijke leverancier wilden mewerken.
Londerzeel schakelde advocaat Paul Van Hooghten (Linklaters) in, die met de Bank over een gerechtelijk akkoord onderhandelde. De moedermaatschappij was ondertussen zelf in Chapter 11 gesukkeld, en de Amerikaanse voorlopige bewindvoerder was allang blij dat hij de huisbankier even op een afstand kon houden.
Enkele weken later keurde de rechtbank de voorlopige opschorting van betaling goed. Grote investeringen waren uitgesloten om de schuldaangroei te vermijden. De cashflow zou worden gegarandeerd met betalingen voor eerdere orders en herstelopdrachten. Verheyen kon op een omzet van 16,86 miljoen euro (680 miljoen frank) in augustus 2000-augustus-2001 liefst 4,07 miljoen euro (165 miljoen frank) vrijmaken. Dat geld kwam bovenop de som van 3,72 miljoen euro (150 miljoen) die het Buy-Out Fund in augustus 2001 neertelde voor de aandelen van Crown-Simplimatic. Verheyen: “Bank of America kwam er met andere woorden in België goed van af. De rest van de groep verdween immers in het niets.”
Niet verkopen? Dan onteigenen
De overname is de derde mogelijkheid om via een gerechtelijk akkoord een bedrijf te redden _ naast de stok achter de deur (Real Software) of het zuivere herstelplan door het bestaande management (Sofinal).
Bij Crown gebeurde de overname met medewerking van de aandeelhouders. Maar dat is niet per se noodzakelijk. Zo kaapte BASF Antwerpen de core business van het bedrijf Pantochim nv in het Waalse Feluy weg voor de neus van de Italiaanse eigenaars. Pantochim had zo’n 372 miljoen euro (15 miljard frank) schulden, vooral aan Belgische banken. In september 2000 vroeg het een gerechtelijk akkoord aan bij de rechtbank van koophandel in Charleroi. De Italiaanse moedermaatschappij Sisas (zelf in moeilijkheden) stuurde erop aan dat bevriende managers het bedrijf voor een prikje konden overnemen. Er stonden 350 jobs op het spel.
Maar plots deed BASF Antwerpen een bod van 149 miljoen euro (6 miljard frank) op de activiteiten van Pantochim (niet de nv!). Dat lijkt vreemd, omdat deze economisch rendabele activiteiten los werden gekoppeld van de met schulden beladen juridische entiteit. “We gooiden roet in het eten van de aandeelhouders, die een mooie zaak wilden doen op nek van de schuldeisers,” zegt Koen Van Raemdonck, bedrijfsjurist van BASF Antwerpen. “De lokale commissarissen inzake opschorting wisten in het begin zelf niet goed wat ze met ons bod moesten aanvangen.”
Deze commissarissen, meestal advocaten of accountants, voeren de controle op het bestuur van de schuldenaar onder toezicht van de rechtbank. De rechtbank kan beslissen dat belangrijke beleidsdaden alleen mogen worden uitgevoerd als de commissaris ze goedkeurt.
Bovendien kan de commissaris autonoom beslissen om een vijandig bod op de bedrijfsactiviteiten over te leggen aan de schuldeisers, na een (niet-bindend) advies aan de aandeelhouders en de werknemers. Het had bij Pantochim heel wat voeten in de aarde om de commissarissen te overtuigen van hun eigen uitgebreide bevoegdheid. Van Buggenhout: “Terecht denken zij ook in termen van aansprakelijkheid. Zij kunnen op eventuele fouten worden aangepakt.”
Uiteindelijk gingen de schuldeisers op het Antwerpse bod in. De kernactiviteiten van Pantochim kwamen bij BASF terecht, onder opschortende voorwaarde van de goedkeuring van de overname door de Europese mededingingsautoriteiten.
Van Buggenhout noemt het dossier Pantochim/BASF historisch. Hij definieert de overname tegen de wil van de eigenaars onverbloemd als een “onteigening in het belang van de werkgelegenheid en de voortzetting van het bedrijf”.
En hij heeft daar geen problemen mee. “Het gerechtelijk akkoord is een trotskistisch product,” zegt hij monkelend. “De autoriteiten krijgen verregaande interventionistische mogelijkheden die hun gelijke niet kennen in heel Europa. En daar kan ik perfect mee leven.”
Hans Brockmans
“Professionalisme is een deugd die zeldzaam is, ook bij ondernemers.”
[Christian Van Buggenhout]
“Belgische magistraten zijn bereid om de échte ondernemers in de rug te dekken.
[Christian Van Buggenhout]
“Als altijd de letter van de wet werd toegepast, zouden er meer ondernemingen over de kop gaan.”
[Christian Van Buggenhout]
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier