Hoe ondernemend is de Belgische adel?
De adel is ruim vertegenwoordigd in de zakenwereld. Trends ging op zoek naar de nieuwe en oude baronnen in de Belgische bestuurskamers. En kwam Georges Jacobs en Daniel Janssen opvallend vaak tegen. Ons kent ons, of zuivere merite? Wat hebben zij dat u niet hebt?
Elk jaar, in de periode rond de nationale feestdag, wordt het prestigieuze aureool van de adel opgepoetst met een reeks adelstandverheffingen. De verdiensten van enkele medeburgers worden bekrachtigd met de eretitel van ridder, baron en – uitzonderlijker – burggraaf en graaf. De wereld van de economie en van de werkgevers ontsnapt er niet aan, en kijkt er integendeel naar uit. Dit jaar heeft de koning Luc Vansteenkiste, Claude Desseille, Jean-Pierre Laurent Josi en Luc Bertrand geadeld. Eerder traden Albert Frère, Paul Buysse, Philippe Bodson en anderen toe tot het vrij beperkte clubje.
Zo bestaat er nu een link tussen de zakenwereld en de adel. Dat was vroeger wel anders. Oorspronkelijk was de adelstand er om het volk en de geestelijken te beschermen, niet om te arbeiden of geld te verdienen. Mettertijd en door de inflatie werd de adel geconfronteerd met een dringende behoefte aan geld. “Vanaf de achttiende eeuw moesten edelen zich inwerken in de zakenwereld. Daarvóór leefden ze van hun gronden, legers en een beetje diplomatie. Daarom zijn er in de zakenwereld zo weinig vertegenwoordigers van de oude adel te vinden,” verduidelijkt Valérie d’Alkemade, sociologe, filosofe en auteur van een thesis en twee publicaties over de hogere klassen.
Het nut van het adressenboekje
Te oordelen naar zijn vertegenwoordigers lijkt de adel zich nochtans vrij goed te hebben aangepast aan die zaken- en bedrijfswereld. Het heeft echter veel tijd gekost om af te rekenen met bepaalde hardnekkige privileges, zoals het inpalmen van postjes in de bestuursraden, enkel en alleen omdat men van adel was. “Zo’n dertig of veertig jaar geleden zetelden ze in de bestuursraden, niet om hun deskundigheid maar omdat dat zo hoorde,” zegt Bernard de Romerée, gedelegeerd bestuurder van vermogensbeheerder Axitis. “Ik behoor tot de eerste generatie die echt werkt. Vroeger waren dat erefuncties, ook wel werk, maar onbetaald.”
Vandaag is er geen enkel voorrecht meer gekoppeld aan deze status. “Toch beschikt elke aristocraat van jongs af aan over een adellijk adressenboekje,” zegt Yves de Jonghe d’Ardoye, voormalig burgemeester van Elsene. Didier de Callataÿ, CEO van het informaticabedrijf Callataÿ & Wouters, relativeert: “Ik ben er zeker van dat hetzelfde mechanisme zou werken als ik een ancien van Solvay, Vlerick of Harvard was. U mag het belang van die dimensie ook weer niet té hoog inschatten.”
Behalve dat adressenboekje lijkt de adel niet langer een milieu te zijn dat essentieel dankzij een netwerk functioneert. En een businessnetwerk is het al helemaal niet. Uiteraard hebben ze hun vaste ontmoetingsplaatsen. De Cercle du Parc, tegenover de vijvers van Elsene aan de Generaal de Gaullelaan, is zo’n plek: 95 % van de leden is aristocraat, maar het is niet meteen een plaats waar deals gesloten worden. Sommige royaltywatchers denken dat Opus Dei veel edelen in zijn rangen telt, wat de uitwisseling van informatie zou vergemakkelijken. “Daar klopt niets van. U vindt meer aristocraten in de Orde van Malta,” corrigeert een anonieme waarnemer. Die katholieke club lijkt echter slechts licht te wegen in het zakenmilieu.
En de Vereniging van de Adel van het Koninkrijk België (VAKB)? Deze organisatie – die in de eerste plaats aan wederzijdse hulp denkt – telt ongeveer 14.000 leden, of driekwart van de Belgische adel. “Ze publiceert maandelijks een circulaire met werkaanbiedingen en vastgoedvoorstellen. Veel mensen zoeken op die manier een jonge au pair uit de adelstand. Maar ook een loodgieter. Daarnaast publiceren de Carnet Mondain en de High Life de Belgique (de twee repertoria van de Belgische high society) kleine beroepengidsen. Edelen gaan liever te rade bij hun gelijken vanwege hun reputatie, die steunt op ernst en eerlijkheid. Het is een kwaliteitslabel,” verduidelijkt Valérie d’Alkemade.
Adelstand: vloek of zegen?
Adellijke personen worden meestal vrij goed onthaald in het zakenmilieu. “In alle professionele kringen waar een belangrijk prestigeaspect meespeelt, zijn ze welkom,” merkt Valérie d’Alkemade op. “De adel wordt geassocieerd met een reeks positieve clichés: eerlijkheid, eergevoel, respect, ijver. Edelen gelden als ernstig en het vertrouwen waard. Men kan zich niet voorstellen dat een edelman zich zou bezondigen aan malversaties. Ze hebben bovendien de reputatie prima opgevoed te zijn, onberispelijke manieren te hebben en zich correct te kunnen uitdrukken.”
Geen wonder dat ze vaak terug te vinden zijn in private banking en vermogensbeheer. De meeste edellieden menen nochtans dat het behoren tot die adelstand een neutraal gegeven is in een beroepsloopbaan. “In Londen, Parijs en ook in Brussel gaat het om de competentie, meer dan om de afkomst,” stelt een Belgische, in de Londense City gevestigde zakenbankier. Didier de Callataÿ treedt hem bij: “De leden van de adel die in de zakenwereld werken, zijn zeer atypisch in vergelijking met de adel in het algemeen. Ze kijken er overigens met een veel frissere instelling tegenaan. Ze onthechten zich meer van de adel, omdat het geen sleutel is in het zakenleven.”
Bernard de Romerée (Axitis) gaat nog verder: “Het netwerk kan soms averechts werken. Begin eens op 25-jarige leeftijd in een bedrijf, onderaan de ladder. De collega’s beschouwen je soms een beetje als een kalf met pluimen en een onnozele naam. Men verwijt ons dat we onze adellijke titel en naam zelf niet hebben verdiend, maar dat geldt in beide richtingen: wij kunnen het ook niet verhelpen, net zoals niemand kiest om met een klompvoet of als diabeticus geboren te worden.”
Vandaar dat de adel zich vaak low profile opstelt. Paul Buysse sluit zich daarbij aan. De voorzitter van Bekaert, intussen al verscheidene jaren baron, heeft lang in Groot-Brittannië gewerkt. Hij ziet een verschillende perceptie van de adelstand in België en Engeland: “Bij de Britten biedt het dragen van de titel voordelen. Het staat voor een verschil in maatschappelijk niveau en biedt toegang tot bevoorrechte kringen. In België geldt veeleer een pragmatische benadering. Hier wordt in de eerste plaats de persoonlijke verdienste bekroond.”
Ook Yves de Jonghe d’Ardoye geeft toe: “Als er vandaag niet enkele aristocraten waren die bijzonder geslaagd zijn in de zakenwereld, zou er niet meer veel over de adel gepraat worden.”
Communautair evenwicht
Davignon, Lippens, Bodson, Frère. De zakelijke adelstand vermengt oudere met recentere adellijke namen. De nieuwe aristocratie speelt de eerste viool en draagt dus bij tot de legitimatie van de hele adel.
De nieuwe aristocratie werd de voorbije jaren niet alleen aangevuld met werkgevers, zakenlui en federatievoorzitters, maar nu ook met geleerden, medici, academici, vertegenwoordigers van de sociale sector, kunstenaars en zangers. In 25 jaar tijd hebben Boudewijn en daarna Albert II bijna 470 Belgen tot de adelstand verheven. Uit onderzoek van de KU Leuven blijkt dat onze vorsten tussen 1980 en 2002 vooral adellijke titels toekenden aan de economische en industriële sector (27,4 %). Wetenschappen (13,8 %) en cultuur (12,4 %) volgen op een respectabele afstand.
Maar wie denkt dat de koning adelt wie hem bevalt, vergist zich. De procedure wordt in goede banen geleid door een adviescommissie voor het toekennen van adellijke gunsten. Die werd in 1978 in het leven geroepen door de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Renaat Van Elslande. Bedoeling was de Vlaamse burgers vlotter toegang te geven tot de adelstand. Vroeger volstond het vooral katholiek te zijn, vaderlandslievend en liefst Franstalig. De commissie heeft de Belgische wafelijzerpolitiek toegepast om bepaalde onevenwichten te herstellen tussen mannen en vrouwen, Vlamingen en Walen, katholieken en vrijzinnigen, elitaire en volkse kringen. Het communautaire evenwicht wordt nu gerespecteerd (50,4 % Nederlandstaligen, 49,6 % Franstaligen). Toch voelt baron Paul de Meester voelt het evenwicht zo niet aan. “Hoewel er een gelijke benoemingspolitiek gevoerd wordt, grijpen de Vlamingen hun kans niet. Ofwel laten ze zich in de kringen verfransen, ofwel blijven ze weg van de activiteiten. De adel staat open voor Vlaamse initiatieven maar ze komen er niet. Het is een gemiste kans.” In de benoemingspolitiek valt wel een ander onevenwicht op: de dames vormen amper 10 procent van de nieuwe aristocraten.
Welke criteria?
Discretie blijft in ieder geval de boodschap. “De beste manier om nooit de adelstand te bereiken, is rond te bazuinen dat u er echt mee in de wolken zou zijn. Strikt juridisch belet niets u om de koning een lijstje van uw verdiensten toe te sturen. En dan mag u erop rekenen dat er nooit iets van komt. Een van de grote waarden van de adel is discretie. Zulk gedrag staat totaal haaks op die deugd,” verduidelijkt Valérie d’Alkemade.
“Voor heel wat bedrijfsleiders is de adelstand een droom,” erkent een eminente betrokkene. “Maar ondergrondse stappen naar die titel worden niet systematisch met succes bekroond.” Betekent dit dat aan bepaalde criteria moet worden voldaan?
“Alles hangt af van de kwaliteit van het individu, zijn verdiensten en zijn reputatie,” stelt baron Paul Buysse. Valérie d’Alkemade acht vooral een belangrijke en voorbeeldige professionele loopbaan een must. “Hoewel ook dat subjectief blijft. De waarheid is dat er geen lijst van criteria voor verheffing tot de adelstand bestaat.” Het morele aspect is echter vrij belangrijk. Onder koning Boudewijn maakte een gescheiden persoon geen enkele kans op een adellijke titel. Wijlen John Goossens, de intussen overleden Belgacom-baas, kon pas baron worden na de troonsbestijging van koning Albert.
Andere criteria: koningsgezind en zeker geen voorstander van het separatisme zijn. En de religieuze waarden respecteren. Kortom, de waarden van de koninklijke familie en van de adel in het algemeen: patriottisme, royalisme en respect voor de katholieke godsdienst.
Enkele waarnemers denken dat een zekere financiële generositeit voor charitatieve verenigingen met edele doeleinden zeker geen kwaad kan. En dan wordt automatisch naar de Koning Boudewijnstichting gekeken. “Generositeit is inderdaad een waarde die de adel hoog in het vaandel voert, maar met een te ostentatieve, buitensporige toepassing ervan komt u meteen schaakmat te staan. Ook hier geldt vooral discretie,” legt Valérie d’Alkemade uit.
Het einde van de adelstand?
Hoe dan ook is de toevoer van nieuw bloed welkom in een clubje dat zich vaak met uitsterven bedreigd voelt. De adel is de verheffing tot de adelstand dan ook eerder gunstig gezind. In 2002 stelden VLD-senatoren Jean-Marie Dedecker en Vincent Van Quickenborne de opheffing voor. “De adel vreest dat het einde van de adelstandverheffingen zeer snel zou leiden tot het wegvallen van de wettelijke en juridische basis,” aldus Valérie d’Alkemade. Maar schijn bedriegt. De verheffing tot de adelstand evolueert langzaam maar zeker naar een soort persoonlijke beloning, die vergelijkbaar is met het Légion d’honneur in Frankrijk. “Dat klopt. Bij die verheffing tot de adelstand passeerden de belangrijkste markante feiten uit mijn professionele loopbaan de revue,” verklaart ridder Claude Desseille, voorzitter van Winterthur en Assuralia.
Een andere bevestiging van het persoonlijke karakter van de adellijke status is het feit dat de adviescommissie sinds 2003 ook zijn zeg heeft bij het toekennen van de nationale ordes (Leopoldsorde en Kroonorde). “Men fluistert – maar dat valt moeilijk te controleren – dat de herwaardering van die nationale ordes het gevolg is van een zekere onvrede over de toekenning van lintjes aan mensen die niets te zoeken zouden hebben in die kringen,” aldus D’Alkemade, verwijzend naar zangers, sporters en artiesten die vandaag geadeld worden. “Zo kan men de ene belonen zonder de andere te kwetsen.”
Pierre-Yves Warnotte
Pierre-Yves Warnotte
“Wij kunnen het ook niet verhelpen, net zoals niemand kiest om met een klompvoet of als diabeticus geboren te worden.”
“Strikt juridisch belet niets u om de koning een lijstje van uw verdiensten toe te sturen. En dan mag u erop rekenen dat er nooit iets van komt.”
Onder koning Boudewijn maakte een gescheiden persoon geen enkele kans op een adellijke titel. Wijlen John Goossens kon pas baron worden na de troonsbestijging van koning Albert.
“Men fluistert dat de herwaardering van de nationale ordes het gevolg is van een zekere onvrede over de toekenning van lintjes aan mensen die niets te zoeken zouden hebben in die kringen” – verwijzend naar zangers, sporters en artiesten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier