Hoe moet de jeugdwerkloosheid aangepakt worden?
De ministerraad van vorige week vrijdag besliste een sociale top op 12 en 13 april te houden. De jeugdwerkloosheid wordt een van de onderwerpen. Terecht, want één op vijf jongeren is werkloos. Hoe kunnen we die hoge jeugdwerkloosheid terugdringen? Wat werkt er en wat niet?
A ïsha is 19 jaar en studeerde vorig jaar in juni af. Bijna negen maanden later heeft ze nog steeds geen job gevonden. Ze woont alleen en krijgt als schoolverlater van de RVA een maandelijkse wachtuitkering van 374 euro. Pas als ze 21 jaar is, wordt dat 607 euro.
Aïsha moet zich niet eenzaam voelen. Op dit moment krijgen bijna 80.000 jongeren onder de 25 van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) een werkloosheidsuitkering. 73 % van hen krijgt die uitkering als schoolverlater.
Je bent jong en je wilt wat. Niet echt van toepassing op Aïsha (als het werk is dat ze wil). De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) berekende in zijn recente studie van de schoolverlaters dat van de 75.581 jongeren die eind juni 2003 de school verlieten, er een jaar later nog 15,5 % zonder werk zat. De helft daarvan had tijdens dat jaar zelfs helemaal geen werkervaring gehad.
Zo’n 12 % van de jongeren onder de 25 jaar in België zijn werkzoekende werklozen. Volgens Europese definities bedraagt de jeugdwerkloosheid in België 19,8%. Dat is 3,4 % slechter dan in de vijftien oude lidstaten van de Europese Unie (terwijl de totale werkloosheid in België net iets onder dat EU-gemiddelde ligt).
Nu u dit weet, mag u die 12 % meteen weer vergeten, want het is evenveel waard als de spreekwoordelijke centimeter diepe vijver waarin u kunt verdrinken. Die 12 % staat immers voor 7,25 % in Vlaanderen; 21,1 % in Wallonië en 19 % in Brussel (cijfers december 2004).
Velen trekken hieruit de conclusie dat de jeugdwerkloosheid een Waals en Brussels probleem is. “Niet echt,” vindt Ivan Van de Cloot, econoom bij ING. “Het aandeel van de jongere werklozen in de totale werkloosheid ligt in Vlaanderen hoger dan in de andere regio’s. Ook in Vlaanderen moet jeugdwerkloosheid dus een prioriteit voor het beleid zijn.”
Die conclusie trok ook het ABVV enkele weken geleden, toen federaal minister van Werk Freya Van den Bossche (SP.A) de sociale partners bij zich riep om de discussie over het loopbaaneinde in gang te schieten. “Het debat over de eindeloopbaan mag niet alleen over de 50-plussers gaan,” herhaalt Xavier Verboven, algemeen secretaris van het ABVV. “Het moet over de hele loopbaan gaan. We moeten eerst werk verschaffen aan de huidige werklozen (onder wie veel jongeren) en dan pas moeten we aan de ouderen werken.”
Heeft Xavier Verboven gelijk? De werkgelegenheidsgraad van jongeren – we bedoelen hiermee steeds min-25-jarigen – is in België met circa 27 % even slecht als die voor de ouderen. Maar dat wil zeker niet zeggen dat het probleem even groot is. Sommige niet-werkenden zijn werkloos, maar de meerderheid loopt nog school. In België loopt de leerplicht immers tot 18 jaar, terwijl in veel andere landen dat maar 16 jaar is. In de uitbouw van een kenniseconomie is dat een gunstige zaak.
Ook al noemt Ivan Van de Cloot, net als het ABVV, de jeugdwerkloosheid een prioriteit, toch zit hij helemaal niet op dezelfde lijn. “Het grootste probleem is de illusie dat de arbeidsmarkt een vaste taart is die je kunt verdelen in verschillende stukken,” zegt de ING-econoom. “In economische termen noemt men dat de lump of labour fallacy. In de jaren zeventig heeft men de werkloosheid willen oplossen door de ouderen uit de arbeidsmarkt te duwen via allerlei vervroegde pensioneringssystemen. De idee was dat er zo meer jobs voor jongeren zouden ontstaan. Maar dat is niet gebeurd. De ouderen die vertrokken, werden niet vervangen. De taart werd kleiner.”
Omgekeerd blijkt dat hoe hoger de werkgelegenheidsgraad is, hoe lager de werkloosheid. Want hoe meer mensen werken, hoe lager de sociale lasten kunnen én dat geeft meer mogelijkheden tot aanwerven. De taart wordt groter. Het aan het werk zetten van meer ouderen helpt dus de jongeren. “In Nederland is de vakbond hiervan overtuigd,” zegt Ivan Van de Cloot. “Ze leggen zich neer bij de wetenschappelijke feiten. Als die consensus bereikt is, dan kan je vooruitgaan. Maar hier is dat niet zo. Een vakbondsman als Gilbert De Swert schrijft een boek met het tegenovergestelde.”
Welke oorzaken?
Aïsha is afgestudeerd in de richting snit en naad. Die studiekeuze was niet haar slimste beslissing. Want op de arbeidsmarkt is er niet veel vraag naar afgestudeerden snit en naad. Een van de belangrijkste oorzaken van de jongerenwerkloosheid is de mismatch tussen vraag en aanbod. Die blijkt vooral uit het parallelle bestaan van knelpuntberoepen – vacatures die niet ingevuld kunnen worden – en een hoge werkloosheid.
De vakbonden zeggen vaak dat de werkgevers de lat te hoog leggen. Ze zoeken te veel een schaap met vijf poten. “Maar als een vacature open blijft, zal de werkgever de normen wel laten zakken, hij zal tevreden zijn met een schaap met vier poten,” zegt Sonja Teughels, arbeidsmarktspecialist van Voka. Dat klopt, maar een schaap zonder wol maakt weinig kans. Kwalificaties zijn dus zeker een probleem.
Voor een belangrijke oorzaak van het werkloosheidsprobleem is er geen oplossing. Aïsha weet er alles van. Haar voornaam is een ernstige belemmering om aan een baan te geraken. Veel migrantenjongeren zijn werkloos. Hoeveel precies weet niemand echt. Veel tweede- en derde-generatiemigranten hebben immers de Belgische nationaliteit en zijn dus niet traceerbaar in de statistieken. De lagere geschooldheid van veel migranten speelt een grote rol. Maar ook bij hogere kwalificaties zijn migranten meer werkloos. “Dat is een tijdbom die verder tikt,” zegt Rudy De Leeuw, nationaal secretaris van het ABVV.
Een moeilijk probleem is het loon voor jongeren. Enerzijds moet het loon hoog genoeg liggen om de overgang van werkloosheid naar werk interessant te maken. Anderzijds mogen de loonkosten niet te hoog liggen, want anders zal de werkgever niet aanwerven vanwege de onzekerheid over de productiviteit van de jongere. “Het minimumloon is goed bedoeld, maar een te hoog minimumloon kan de jongere extra hard treffen,” vindt Ivan Van de Cloot. “In Nederland heeft men een experiment gehad met een lager minimumloon en dat gaf een lagere werkloosheid onder jongeren. Dat kan ook in België zo zijn, maar er is geen onderzoek naar.”
Voor het ABVV is het duidelijk. “De lagere minimumlonen voor min-21-jarigen moeten afgeschaft worden,” poneert Rudy De Leeuw. Dat daardoor jongeren wel eens te duur zouden kunnen worden, gelooft hij niet. “Voor veel lage lonen is een groot deel van de sociale bijdragen al weggevallen en zijn er allerlei financiële steunmaatregelen voorzien.”
De traditionele oplossingen. Wat werkt niet?
1. Scholing
De oplossing voor de te lage kwalificaties lijkt een betere scholing. “Dat is niet de wonderoplossing,” waarschuwt Ivan Van de Cloot. “Voor een individu geldt dit natuurlijk wel. Maar als iedereen langer studeert, wordt niet iedereen daar beter van. Als de gemiddelde scholingsgraad stijgt dan zal de werkloosheid niet automatisch dalen.”
2. Banenplannen
In het verleden hebben veel politici er niet aan kunnen weerstaan om actief te willen ingrijpen via een banenplan. Ook niet Laurette Onkelinx (PS), die in 2000 als toenmalig federaal minister van Werk het beruchte Rosetta-plan opzette. Vandaag is dat beter gekend als het startbanenplan. Het plan verplicht bedrijven met meer dan 50 werknemers een aantal jonge werknemers tewerk te stellen a rato van 3 % van hun personeelsbestand. Voor de non-profit en de overheid is dat slechts 1,5 %. De doelgroep: schoolverlaters en werkzoekenden jonger dan 25 jaar. Indien er een tekort is in deze categorieën, tellen ook werkzoekenden tot 30 jaar mee. In Vlaanderen mag men meteen uit die ruimste doelgroep putten.
“Ik ben daar sceptisch over,” commentarieert ING-econoom Ivan Van de Cloot. “Het is een programma dat mogelijk kan werken in België, maar dat zijn doel voorbijschiet in Vlaanderen.” Het probleem is ook dat de startbanen net als alle andere banenplannen lijden aan twee euvels. Ten eerste zouden veel startbanen ook zonder het plan gecreëerd zijn (dead-loss weight). Ten tweede creëren ze wel een job voor iemand, maar vaak ten koste van iemand anders (het beruchte substitutie-effect). Uit studies blijkt dat de echte jobcreatie van heel wat banenplannen op ten hoogste 10 à 20 % geschat mag worden. Als je dan de kosten per job berekent, wordt een banenplan erg duur.
“Het doelgroepenbeleid van het banenplan werkt niet,” meent Sonja Teughels (Voka). “De afbakening is te streng, waardoor het aantal gebruikers te beperkt blijft. En bij de potentiële gebruikers is er een mismatch tussen vraag en aanbod. Bovendien gaat er een ingewikkelde administratie mee gepaard. Een algemene lastenverlaging is veel beter.”
Daarmee staat Voka lijnrecht tegenover het ABVV, want Xavier Verboven wil het Rosetta-plan verder uitbouwen. “Het percentage moet zeker opgetrokken worden voor de openbare sector en misschien ook voor de privé-sector.” Ook het Activa-plan, dat financiële steunmaatregelen voorziet voor langdurige werklozen, moet voor het ABVV beter op de jongeren toegesneden worden.
Wat werkt wel?
1. IBO
Aïsha heeft met haar snit- en naadopleiding een probleem. Weer naar de schoolbanken gaan, ziet ze niet echt zitten. De uitweg kan ze vinden in de individuele beroepsopleiding (IBO). Het is een federaal systeem waarbij een werkgever iemand – niet noodzakelijk een jongere – een opleiding geeft in zijn bedrijf. Hiervoor wordt zes maanden lang de werkloosheidsvergoeding geactiveerd als loon en betaalt de werkgever een aanvullend en per maand oplopend bedrag. “IBO is een zeer goed systeem,” prijst Sonja Teughels. “83 % van de deelnemers wordt aangeworven. Het aantal is naar 11.000 gegroeid. De Vlaamse vakbonden doen er echter moeilijk over, omdat de periode te lang duurt. Ze vinden dat de werkloosheidsuitkering wordt gebruikt als een subsidie aan de werkgever.”
In Vlaanderen is in het kader van het Vlaamse Werkgelegenheidsakkoord de instapopleiding gecreëerd, die tegen de zomer effectief moet zijn. Het gaat om mensen die vanuit een opleiding een job krijgen. De werkloosheidsvergoeding wordt ook hier geactiveerd als loon, maar slechts voor twee maanden. “Voor jongeren zal dit een zeer goed systeem zijn,” verwacht Teughels. “Ze doen werkervaring op en krijgen na twee maanden een contract van onbepaalde duur.”
2. Alternerend leren
Duitsland kent een uitstekend systeem van alternerend leren. Duitse jongeren studeren bijvoorbeeld twee dagen en werken drie dagen. Ze doen dat werk bovendien voor een niet al te hoog loon.
In België bestaat ook alternerend leren, maar het is een totale mislukking. Het grootste probleem is het gebrek aan stageplaatsen. Het Vlaams Werkgelegenheidsakkoord voorziet de creatie van meer plaatsen en ook voor Vlaams minister van Werk en Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) is dat een prioriteit.
De middenstandsopleidingen zijn wel een succes. Minder dan 10 % van de deelnemers vindt in het eerste jaar geen werk. Die opleidingen zijn dan ook zeer specifiek. En erg veeleisend, zodat heel wat leerlingen tijdens de opleiding afhaken. Zij die volharden, vinden dan ook makkelijk een job.
Wat moet er veranderen?
Volgens het recente Oeso-rapport over België is meer flexibiliteit dé oplossing om meer jongeren aan het werk te krijgen. Dat betekent bijvoorbeeld een niet te hoge ontslagbescherming. De Amerikaanse slogan luidt: ” If you can’t fire, you can’t hire.” De Oeso pleit ook voor flexibele werkuren.
Een belangrijke aanbeveling is het afschaffen van verdere beperkingen op uitzendarbeid. “Uitzendwerk is erg laagdrempelig,” zegt Sonja Teughels (Voka). “Waarom moet dit beschouwd blijven als een uitzonderingssituatie?” Een op de vijf jongeren vindt zijn eerste job via een uitzendkantoor. Zo’n 40 % van de uitzendkrachten in 2003 was jonger dan 25 jaar, zo blijkt uit een studie van Idea Consult. Terwijl die jongeren amper 10 % uitmaken van de beroepsbevolking.
Rudy De Leeuw (ABVV) ziet het anders: “Uitzendarbeid is een belangrijk kanaal omdat er geen alternatieven zijn,” zegt hij. De vakbond is niet gewonnen voor meer flexibiliteit, omdat ze de kwetsbaarheid van de werknemers verhoogt. Maar misschien wil Aïsha wel iets kwetsbaarder zijn, maar dan wel meer kans maken op een job?
Guido Muelenaer
Ook in Vlaanderen moet jeugdwerkloosheid een prioriteit voor het beleid zijn.
Het aan het werk zetten van meer ouderen helpt de tewerkstelling van jongeren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier