‘ Hoe meer haters, hoe beter het gaat met je carriEre’
Oscar And The Wolf en Bazart zijn ook dit jaar de topfavorieten voor de Music Industry Awards. Allebei zitten ze in de stal van manager Alexander Vandriessche. “Ik teer op het talent van iemand anders. Ik verkoop iets wat ik zelf niet kan.”
Voor iedereen goed proberen te doen, dat heeft Alexander Vandriessche opgegeven. Zijn businessmodel is gebaseerd op een ander idee: “Hoe meer haters je hebt, hoe beter het gaat met je carrière.” Dat geldt volgens hem voor de artiesten die hij met zijn bureau DBNR begeleidt. “Je moet wel proberen iedereen te raken, maar of dat op een positieve of een negatieve manier gebeurt? Als iemand opmerkt dat hij de single Goud van Bazart kotsbeu is, wil dat zeggen dat die veel wordt gedraaid.”
Bazart is al een paar jaar niet meer weg te denken uit het Vlaamse muzieklandschap. Net zoals Oscar And The Wolf, het andere goudhaantje uit de stal van Vandriessche. Samen zijn ze goed voor enkele goed gevulde Sportpaleizen en negen nominaties voor de Music Industry Awards. Enkele jaren geleden liep manager Vandriessche nog elke platenfirma in België voor hen af. Elke platenfirma verliet hij opnieuw zonder ondertekend contract.
“Mijn artiesten zijn vandaag maar zo goed omdat ze eerst geen kansen kregen”, relativeert hij. “Ze konden dus niet anders dan zichzelf ter discussie stellen. Dat is niet gemakkelijk, ook niet om dat als manager te moeten benoemen. Nu belt Charlotte de Witte, die ik ook vertegenwoordig, me bijvoorbeeld met het verzoek eens een weekend vrij te krijgen. Een paar jaar geleden hing ze altijd aan de lijn met de vraag waarom ze die zaterdag geen show had. Ondertussen zijn er veel artiesten die naar mij toekomen en zeggen: ik wil ook wat Oscar And The Wolf doet. Dat zullen ze toch zelf moeten bereiken, want ik kan geen nummers voor hen maken. Er is een reden waarom ik geen muzikant ben. Wat mijn artiesten gemeen hebben, is dat ze alles geven voor hun business.”
Er zijn veel te veel artiesten die denken dat ze klaar zijn voor het buitenland
Ook gevestigde muzikale waarden kloppen ondertussen aan bij Vandriessche. “Het probleem is dat zij een verwachtingspatroon meebrengen dat moeilijk bij te stellen is. Het is soms lastig artiesten naar de moderne tijden te brengen als ze groot zijn geworden toen platencontracten nog waren gebaseerd op een verkoop van 100.000 cd’s en meer. Ik heb nu twee van de meest verkopende Belgische acts onder mijn hoede, maar die cijfers zijn niet aan de orde. Oké, we trekken naar grote zalen – iets wat vroeger moeilijker lag – maar er zijn genoeg redenen om de voeten op de grond te houden. Met Oscar And The Wolf is het nog hard werken om in het buitenland te groeien. Dat houdt je wel bescheiden.”
Om internationaal door te breken, is geld nodig. Dat zou er in de Belgische muzieksector onvoldoende zijn.
ALEXANDER VANDRIESSCHE. “Vroeger stelden lokale acts niets voor. Nu wordt heel hard geïnvesteerd in sterke, lokale markten. Maar dat betekent nog niet dat die lokale bands ook exportproducten zijn. Kijk, elke muzikant die ik in mijn leven al ben tegengekomen, meent het goed en is heel overtuigd van zijn gelijk. Dat is goed.”
Maar?
VANDRIESSCHE. “Er zijn veel te veel artiesten die denken dat ze klaar zijn voor het buitenland. Je moet je altijd afvragen of je het wel in je mars hebt om boven de lokale markt uit te stijgen. Als je morgen in het buitenland bier wilt verkopen, moet je een verhaal en een unieke identiteit hebben. Dat is in de muzieksector nog veel meer het geval. Als je in Vlaanderen woont en klinkt als iemand uit LA, en bovendien zingt over wat daar allemaal gebeurt, weet dan dat er nog miljoenen rondlopen die ook al op die manier aan de poort kloppen. Waarom ga je daar nog naast staan?
“Mijn bands hebben allemaal een identiteit. Zodra je Oscar And The Wolf hoort, weet je bijvoorbeeld: dat is die zanger die precies een patat in zijn mond heeft, dat heeft wel iets. Dat was bijvoorbeeld voor Eddie Vedder van Pearl Jam niet anders, maar het wordt vaak vergeten. Ach, wat weet ik ervan? Ik zag onlangs een optreden van de Nederlandse rapper Lil’ Kleine. De manier waarop hij muziek brengt, is heel anders dan wat ik met mijn artiesten doe. De middle aged white man in mij kan dan zeggen dat Lil’ Kleine alles is waar ik niet voor sta, maar blijkbaar is dat iets. Het is een mix tussen livemuziek en een dj-set, en low budget bovendien. Fascinerend.”
En dus ook economisch interessant?
VANDRIESSCHE. “Ja, maar je mag het grotere plaatje niet uit het oog verliezen. Ik heb veel respect voor iemand zoals Lil’ Kleine. Maar de vraag is of je wat hij doet ook over tien jaar nog kunt brengen. Je kunt niet teren op de twee jaar dat je hip bent. Met grote, goede shows creëer je wel een publiek dat je tien jaar trouw zal blijven. En puur economisch geloof ik heel hard in het model waarbij je als manager financieel investeert in een artiest. Terwijl artiesten zo’n vijf jaar geleden nog zelf financiële verantwoordelijkheid droegen, neem ik nu de kosten op mij. Dat maakt het gemakkelijker een plan voor een aantal jaren uit te bouwen. Er is minder financiële druk.”
Een positieve sfeer is veel belangrijker dan professionaliteit
Behalve voor u dan.
VANDRIESSCHE. “Oké, maar dat is allemaal berekend.”
Wat staat ertegenover als u geld in de artiesten investeert?
VANDRIESSCHE. “Het is niet dat ik mijn artiesten zomaar geld toestop, hè. Ze moeten dat op termijn terugbetalen, maar ik zal er wel voor moeten zorgen dat ze het kunnen terugbetalen. Het enige wat managers bindt, is dat het hun taak is dat een artiest geld verdient. Shep Gordon, de voormalige manager van Alice Cooper, zei ooit dat er maar drie dingen zijn die je als manager moet doen: ‘Get the money, always remember to get the money, and never forget to always remember to get the money.‘ Als manager neem je een percentage van het inkomen van een artiest, dus je moet zorgen dat dat inkomen groot genoeg is om dat te verantwoorden. Voor managers die financiële putten graven en daarna zeggen dat iets niet heeft gewerkt, heb ik geen respect.
“Zelfs een onsuccesvol project kun je break-even doen draaien. Die pretentie heb ik. Soms moet ik daar wel over discussiëren met mensen die op tour willen. Ik kan voor elke act tien of twintig shows in Vlaanderen inboeken, zo moeilijk is dat niet. Maar als je dat per show 2000 euro kost en je per show maar 1000 euro krijgt, dan heb je na tien shows 10.000 euro verlies gemaakt. Waarom heb je ze dan gespeeld? Om populairder te worden? Met alle respect voor de culturele centra, maar de ervaring leert me dat je niet daar populair wordt. Daar ga je meer voor de continuïteit van je carrière. Als je het verlies uit de cd-verkoop wilt goedmaken, moet je dus ofwel je formule van touren aanpassen, ofwel thuis blijven. Ofwel een andere manager zoeken.”
Begrijpen artiesten dat, of zien ze u als een spelbreker?
VANDRIESSCHE. “Artiesten snappen dat. Muzikanten, dat is iets anders. Zij worden meestal per show betaald en willen dus zo veel mogelijk spelen. Maar ik ben de manager van de artiesten, niet van de muzikanten. Let op, ik probeer ook voor hen een positieve sfeer te creëren, want dat is volgens mij veel belangrijker dan professionaliteit. Toch redeneren mensen vaak nog dat je de meest arrogante en ambetante muzikant mag zijn, zolang je je noten maar juist speelt. Als manager heb ik daar een probleem mee, want artiesten zijn allemaal gevoelsmensen.
“Net omdat ze eigenlijk alleen willen creëren, hoor je natuurlijk weleens hallucinante verhalen over artiesten die door hun manager worden opgelicht. Je kunt er als artiest ook voor kiezen naïef te zijn, denk ik dan. Als er jarenlang geen geld binnenkomt, moet je je toch eens vragen stellen. Maar die mensen krijgen dan te horen dat geld niet belangrijk is. Dat is niet waar. Als je als manager die mentaliteit predikt, welke rol speel je dan nog? Hoe cynisch het ook klinkt: als morgen de carrière van een artiest kapot gaat, heb ik er nog enkele andere in de stal. De artiest zelf is afhankelijk van één carrière. Hij moet er dus zelf minstens een beetje mee bezig zijn. Bovendien heb ik geen algemene waarheden. Wat nu werkt, werkt binnen vijf jaar misschien niet meer, als ik zie hoe de muziekindustrie evolueert.”
Het is niet omdat je veel airplay hebt, dat je veel tickets verkoopt
Welke evoluties ziet u dan opduiken?
VANDRIESSCHE. “Ik kijk positief naar alles wat met streaming te maken heeft, maar tegelijk…”
Brengt het niet op?
VANDRIESSCHE. “Streaming brengt artiesten inderdaad geen fluit op, maar tot daaraan toe. Dat zou bijzaak zijn, mocht het renderen in populariteit, maar ook dat is meestal niet het geval. Denk aan zanger Lukas Graham. Die had een enorme streaminghit en wilde tijdens zijn tour meteen in arena’s spelen. Wel, die verkochten niet bepaald uit. Het is dus niet omdat je veel airplay hebt, dat je ook tickets verkoopt. Het omgekeerde geldt ook. Charlotte de Witte stelt op Spotify minder voor omdat ze techno speelt, en dat genre via andere kanalen wordt beluisterd. Toch is ze superpopulair, speelt ze overal ter wereld en is het financiële model fantastisch. Tot september 2018 is haar agenda volgeboekt. De enige reden dat er daarna nog ruimte is, is dat we zelf even geen optredens meer aannemen. Ik kan nu nog niet hard maken hoeveel Charlotte in oktober 2018 waard zal zijn. Het zal meer zijn dan vandaag, maar hoeveel meer? Sommige shows kunnen haar marktwaarde ineens omhoogstuwen.
“Ik zal dus af en toe de boeman zijn die zegt dat er veel te weinig geld wordt geboden, maar ik weet ook wanneer we iets voor minder geld moeten doen, omdat het cool is. Dat kan wel tot discussie leiden, maar dat is goed. Ik vind dat artiesten hun management elke drie maanden in twijfel moeten trekken.”
Doen ze dat ook?
VANDRIESSCHE. “We zijn allemaal grote persoonlijkheden die niet zomaar alles aanvaarden van elkaar. Mijn baan mag ook niet vanzelfsprekend worden, want ik teer op het talent van iemand anders. Ik verkoop iets wat ik zelf niet kan. Tegelijk maken wij artiesten heel duidelijk dat zij daardoor de mooiste baan ter wereld kunnen doen. Daarvoor moet je wel alles geven. Dat verwacht ik. Dat maakt dat de leden van Bazart kunnen zeggen dat ze de voorbije twee jaar financieel succesvol waren. Op die leeftijd. Wat deed ik op mijn 22ste?”
Ja, wat deed u op uw 22ste?
VANDRIESSCHE. “Niet veel relevants. Ik studeerde geschiedenis aan de VUB en deed filmschool. Ik was een slechte student, ik was vooral op zoek naar wat ik wilde. Toen ik na zes jaar studeren eindelijk in het thesisjaar belandde, ben ik gratis bij De Vaartkapoen gaan werken. Later werd ik het hoofd van de organisatie, voor ik bij de Rockhal in Luxemburg ging werken. Heel cool was dat, en ik kreeg er eigenlijk veel te veel geld voor. Maar het was onhoudbaar, omdat ik niet in Luxemburg wilde wonen of alle dagen op en af rijden vanuit Brussel. Toen ik de mensen van Gentlemanagement leerde kennen, keerde ik naar Vlaanderen terug.
“Alleen besefte ik daar dat ik niet onder iemand kan werken. Als manager heb je toch een ego. Je moet daar natuurlijk mee opletten, want sommige managers zetten hun eigen ego boven dat van hun artiesten. Terwijl niemand wakker ligt van de manager, geloof me maar. Niemand gaat dit interview uitscheuren en op zijn kamer hangen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier