HOE HET GROEIDE ?

DE WETTEN.

Reeds kort na de Tweede Wereldoorlog begon de Belgische staat aan andere staten geld uit te lenen. In het kader van de toenmalige Europese Betalingsunie die het betalingsverkeer in het zich herstellende West-Europa geleidelijk moest normaliseren stond België al in 1949 leningen toe aan Nederland, Frankrijk en Duitsland.

Maar kredieten in het kader van de bijstand aan de Derde Wereld kwamen maar goed op gang toen men in de Oeso een Turkije-consortium oprichtte waarin jaar na jaar Oeso-landen, waaronder België, programmaleningen aan Turkije begonnen toe te staan. Oeso en Navo waren in 1948 en 1949 kort na elkaar van start gegaan, de ene als de economische, de andere als de militaire invloedsorganisatie van de VS naar Europa toe. Turkije dat in de pas gestarte Koude Oorlog voor het Westen een vooruitgeschoven geopolitieke positie tegenover de Sovjet-Unie innam moest, onder de invloed van de VS, beleend worden. België deed daaraan mee, en wel voor belangrijke bedragen goedkope Belgische franken (gesubsidieerde rentevoeten van 3 %, lange terugbetalingsperiode 15 j. belangrijke respijtbepalingen). Die Turkse leningen waren toen al gedeeltelijk gebonden aan de levering van Belgische goederen.

Die Turkse leningen hebben model gestaan voor de wet over “leningen aan vreemde staten of organisaties” die op 3 juni 1964 totstandkwam. Dertig jaar later blijft het interessant de memorie van toelichting van die wet te herlezen. Het heette dat de hulp aan de arme landen meer moest behelzen dan technische bijstand alleen. De Belgische ontwikkelingshulp omvatte toen nog niet veel meer dan het ter beschikking stellen van personeel (technische hulp). De geciteerde memorie van toelichting onderstreept evenwel dat armere landen ook behoefte hebben aan uitrustingsgoederen. In tegenstelling met verbruiksgoederen hebben investeringsgoederen per definitie langetermijnfinancieringen nodig. Omdat arme landen moeilijk de hiervoor normale rentevoeten kunnen dragen, moest de overheid dan maar voordelen toestaan : geen of zeer lage rente, extra lange looptijden, uitstel van terugbetaling.

Reeds toen heette het dat Belgische ondernemingen op deze wijze in markten en sectoren zouden kunnen infiltreren, op deze wijze referenties verwerven die dan weer als troefkaart konden dienen bij de poging om door te dringen op de projectenmarkt die door multilaterale financieringsorganismen, hoofdzakelijk de Wereldbank, gegenereerd worden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content