HOE EVOLUEERT DE STAALSECTOR?
CONCENTRATIE.
Als Usinor toehapt en iets meer dan 50% van Cockerill Sambre in handen krijgt, volgt het gewoon de trend die British Steel, Usinor, Riva en CSI al uitzetten, want amper 10% van de Europese staalsector hangt nog af van regionale of federale overheden.
Het Europese staal schrapte in twintig jaar tijd 700.000 arbeidsplaatsen op 1 miljoen en voerde desondanks de productie op. Terwijl de VS neigt naar deconcentratie, volgt Europa een sterke drang naar concentratie. Er waren kostenbesparende allianties tussen Arbed, dat eerder al Sidmar inlijfde, en CSI – nu Aceralia -, een fusie tussen Krupp Hoesch en Thyssen, de opslorping van Boël door het Nederlandse Hoogovens en van Fafer door Usinor. De vroegere Forges de Clabecq horen na een tumultueus faillissement bij de Zwitserse tradergroep Duferco.
Analisten voorspellen nog meer moeilijke jaren voor de Europese staalbedrijven, van wie de tien grootste 65% van de EU-markt controleren (zie tabel: Toptien van de Europese staalmakers). De export buiten de Unie is miniem: amper één vijfde van de totale tonnenmaat (zie tabel: Staalstromen). Volgens het statistisch bureau Eurostat kwam in 1996 31% van de staalproductie in de bouwsector terecht, tegenover 16% in de transportmiddelenindustrie en 13% in zware uitrustingsgoederen.
Maar staal is in Europa al lang geen grote groeimarkt meer, hoewel het Internationaal Instituut voor Staal en IJzer ( IISI) in 1997 wel een stijging van de vraag vaststelde. De markt voor vlakke en lange staalproducten – staalplaten, betonstaal, staven, profielen, rails – is de jongste twintig jaar stabiel gebleven, omdat de groei van het staalverbruik in de bouwsector door de wegsmeltende vraag in de scheepsbouw en het succes van alternatieve materialen voor staal in, bijvoorbeeld, auto’s wordt tenietgedaan. Veranderingen in de situatie zijn meestal verschuivingen: binnen het segment vlakstaal is de vraag naar beklede producten toegenomen en is de productie van halffabrikaten verdwenen ten voordele van de afgewerkte producten. Terwijl de wereldeconomie de jongste tien jaar 3% per jaar groeide, haalde de totale staalsector gemiddeld amper 0,5% per jaar. De IISI voorspelt voor 1998 een groei van 1,6%. “In volwassen industrielanden als Japan, de Verenigde Staten en in de Europese Unie is de rek eruit,” meldt de KBC-studiedienst. In het voormalige Oostblok – tien jaar geleden nog goed voor ruim één vijfde van het staalverbruik in de wereld – daalde de vraag met 75%.
Het zwaartepunt van de wereldstaalproductie verschuift naar Azië en China. De Chinese Volksrepubliek verdubbelde in de jaren ’90 zijn staalverbruik en tekende in 1996 nog een consumptiegroei van 9,1% op, wat China tot de grootste individuele staalproducent maakt. Zuid-Korea verbruikte 4,1% méér staal in 1996 dan in 1995. De crisis heeft de capaciteitsuitbreidingen in Azië afgeremd, maar niet gestopt, hoewel Japanse staalfabrikanten met een belangrijke export in Azië zware klappen incasseren. Zegt een IISI-nota: “De vraag stokte in Japan, verminderde met 4% in Zuidoost-Azië en zelfs in China hinkte de groei achterop.”
Ook de VS streeft naar méér capaciteit. Terwijl die ontwikkelingen de uitvoermogelijkheden voor Unie-staal indammen, bevestigen cijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso) dat Europa’s producenten zelfs in een gunstige staalconjunctuur amper driekwart van hun capaciteit kunnen benutten. De verhoogde import uit Azië – plus 5% in het eerste kwartaal van 1998 – versterkt die evolutie. “De Europese staalindustrie zal aan de Europese Commissie vragen om die invoer aan banden te leggen,” zegt hoofdeconoom Tony Tricket van het IISI.
België
was met 10,8 miljoen ton de vijfde EU-producent in 1996, goed voor 9% van de totale productie. Arbed-dochter Sidmar is de grootste met een productie van ruim 7 miljoen ton, waarvan 4 ton in België en 3 ton bij Stahlwerke Bremen wordt geproduceerd. Cockerill haalt 6,2 miljoen ton (4,6 in België, 1,8 bij Eko Stahl), Hoogovens-UGB 1,3 miljoen ton, Duferco op volle kracht 900.000 ton en Fafer 200.000 ton. Meer dan hun Europese concurrenten leven de Belgische marktspelers van vlakstaal en beklede producten. De KBC-studiedienst berekende in februari 1998 dat staalplaten voor 85% van de totale staalproductie zorgen. Het Europese gemiddelde is daar 53%. De geringe schaalgrootte van de Belgische siderurgie dwingt de bedrijven in niches voor producten met een hoge toegevoegde waarde. De Belgische staalfabrikanten zijn ook benadeeld door de hoge loonkosten (25% boven het EU-gemiddelde) en door hun kleinere thuismarkt: van de productie gaat 25% naar Frankrijk, 15% naar Duitsland, 8% naar Italië en 7% naar Nederland. 20% verlaat de EU, 8% richting VS.
FRANK DEMETS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier