Hoe bouw je een Silicon Valley?
De dotcom-boom is momenteel duidelijk over zijn hoogtepunt heen. Toch blijven regeringen wereldwijd hun eigen hightechindustrie stimuleren. Veel landen zijn immers jaloers op Silicon Valley – ‘s werelds succesrijkste regio voor computer-, software- en internetbedrijven – vlakbij San Francisco.
Dankzij de enorme investeringen van Microsoft en de 200 miljoen dollar die Bill Gates beschikbaar stelde voor beurzen aan technologiestudenten, is ook de Engelse universiteit Cambridge uitgegroeid tot een vooraanstaand centrum op het vlak van technologische vernieuwing. Het is dan ook niet verwonderlijk dat universiteitssteden wereldwijd nu hun deel van de koek willen.
Veel Europese en Aziatische landen trachten de groei van hun hightechbedrijven te stimuleren door middel van staatssubsidies. Nadat ik Silicon Valley jarenlang vanuit het Hoover Institution van Stanford University heb bestudeerd, ben ik er echter van overtuigd geraakt dat dynamische industriële clusters niet afhankelijk zijn van de steun van de overheid, maar wel van een flexibele economische cultuur.
De eerste steen.
Silicon Valley ontstond in de jaren vijftig toen Frederick Terman, een vooruitziend decaan van Stanford Engineering School, het plan opvatte een industriepark op te zetten op een stuk ongebruikt terrein van Stanford. Enkele bedrijven gingen op de uitnodiging in, maar begin jaren zestig stelde de regio nog niet veel voor.
De bal ging pas echt goed aan het rollen toen Apple in de jaren zeventig de pc ontwikkelde. De vraag naar software en de komst van internet zorgden voor een ongezien sneeuwbaleffect. In Silicon Valley werken momenteel ruim één miljoen mensen, waarvan zo’n 40% minstens een lagere academische graad heeft. Meer dan één derde van alle werknemers komt uit het buitenland. De arbeidskrachten worden voornamelijk aangetrokken door de goede banen die uitstekende vooruitzichten bieden en door het feit dat ze als eerste op de hoogte zijn van de nieuwste technologische ontwikkelingen.
Het krioelt in Silicon Valley van de startende bedrijfjes en van de voormalige start-ups zoals Intel en Cisco Systems die in een mum van tijd enorm groot werden. In 1999 is er in jonge bedrijfjes uit de Valley ruim 6 miljard dollar risicokapitaal geïnvesteerd en voor 77 ondernemingen, die zich voornamelijk bezighouden met internet, volgde een beursgang.
Universiteit om de hoek.
De meest dynamische starters hebben de steun van faculteitsmedewerkers en afgestudeerden van de sterke wetenschaps- en ingenieursafdelingen van de twee nabijgelegen universiteiten, Stanford en de University of California in Berkeley. Grote universiteiten mogen dan wel belangrijk zijn in de ontwikkeling van dynamische industriële clusters, toch is er meer nodig.
Naarmate Silicon Valley succesvoller werd, trok de regio steeds meer kwaliteitsvolle arbeidskrachten en risicokapitaal aan. Bedrijven kunnen voortdurend kiezen uit een grote groep ingenieurs, wetenschappers en software-experts. Werknemers worden aangetrokken door de mogelijkheden en de aantrekkelijke lonen. Bovendien weten ze dat ze hier snel een andere goede baan kunnen vinden als hun werkgever over de kop gaat. Dus hoewel Silicon Valley een vrij hoog verloop kent, ligt het werkloosheidscijfer er uitzonderlijk laag.
Nieuwe ontwikkelingen verspreiden zich enorm snel in Silicon Valley. Werknemers die van baan veranderen, zijn hiervoor ten dele verantwoordelijk. Zoals Alfred Marshall, een Brits econoom uit de 19de eeuw, al stelde: “Wanneer bedrijven uit verwante industrietakken zich in elkaars nabijheid vestigen, blijven beroepsgeheimen niet lang geheim, maar worden ze gemeengoed. Hierdoor kunnen bedrijven vernieuwingen niet lang voor zichzelf houden, maar kunnen ze wel snel profiteren van nieuwe ontwikkelingen van hun buren.”
Weinig overheid.
De flexibele arbeidsmarkt van Silicon Valley toont aan dat landen die hun hightechindustrie willen stimuleren, geen hoge ontslagpremies en wettelijke beperkingen inzake arbeidsduur mogen opleggen aan hun ondernemingen. Ze moeten het de werkgever juist eenvoudiger maken werknemers aan te werven en te ontslaan. Bedrijven zullen bij hun oprichting of uitbreiding eerder geneigd zijn extra arbeidskrachten aan te nemen wanneer ze die zonder veel problemen kunnen ontslaan als het slechter gaat.
In de Verenigde Staten zijn er maar weinig struikelblokken voor start-ups die privé-kapitaal of overheidsgeld willen aantrekken. Hoewel in vele landen de administratieve rompslomp waarmee beginnende bedrijven af te rekenen krijgen wel sterk wordt afgebouwd, moet er vaak nog een lange weg worden afgelegd naar het actief stimuleren van de ondernemingsgeest.
Het wegwerken van kunstmatige hindernissen die starters op hun weg ontmoeten, verschilt hemelsbreed van de royale subsidiëringsprogramma’s waarmee Duitsland en andere landen hun economie nieuw leven trachten in te blazen. Subsidies leiden tot veilige start-ups die veel meer gericht zijn op bureaucraten dan op de eigenlijke vraag van de markt. De enorme spontaneïteit waarvan Silicon Valley getuigt, zal nooit kunnen worden geïmiteerd door die onnatuurlijke bureaucratische steun.
Silicon Valley is gegroeid zonder veel overheidsinmenging. De grootste poging om de regio te helpen, heeft eigenlijk meer goed dan kwaad gedaan. Het U.S.-Japan Semiconductor Agreement uit 1986 legde voor de import van halfgeleiders uit Japan een aantal antidumpingmaatregelen op die het voor Silicon Valley moeilijker maakten over te schakelen naar software en andere nieuwe technologische producten en diensten. Het is weinig waarschijnlijk dat overheidsmaatregelen in andere landen een positievere invloed gaan hebben dan de Amerikaanse inmenging van vijftien jaar geleden.
Copyright: Project Syndicate, juni 2000.
gary s. becker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier