Het Zilverfonds mag niet vergrijzen

Is het Zilverfonds van vice-premier Johan Vande Lanotte (SP) – waarbij over een periode van dertig jaar 4700 miljard frank wordt opzijgezet om de kosten van de vergrijzing te kunnen dekken – een goed idee? Het heeft alvast de verdienste in te gaan tegen de neiging van de paarsgroene coalitie het dividend van de hoogconjunctuur meteen op te souperen.

Het Zilverfonds zet terecht de problematiek van de vergrijzing bovenaan de politieke agenda. De hoogste tijd. De bevolkingsveroudering tikt als een tijdbom onder onze samenleving. Ze komt zo rond 2010 tot een grote ontlading wanneer een eerste lichting babyboomers zorgt voor een opaboom. Maar ook vandaag al stuurt de vergrijzing schokgolven door de arbeidsmarkt: jonge werkzoekenden worden steeds meer een schaars goed, terwijl de rangen van de vijftigplussers flink aandikken.

Hier en nu.

Nu handelen is de boodschap. Het Zilverfonds kan en moet de katalysator zijn van een allesomvattend actieplan om de duurzaamheid van onze welvaartsstaat te verzekeren. Dat moet veel verder gaan dan de aanleg van een reservefonds. Dit fonds heeft misschien de verdienste ons in te dekken voor een ernstig politiek risico, namelijk dat de komende jaren de dividenden van de economische groei en de dalende rentelasten worden opgesoupeerd waardoor er op termijn onvoldoende middelen overblijven om de kosten van de vergrijzing, in termen van pensioenlasten en gezondheidszorgen, op te vangen.

Maar een Zilverfonds biedt weinig of geen weerwerk tegen het economische risico dat onze welvaartsstaat bedreigt: een krimpende groep actieven die de lasten van een toenemende groep ouderen moet dragen. Om dit economisch risico te tackelen, dringen zich andere actielijnen op. Zoals een verhoging van de werkgelegenheidsgraad, inzonderheid bij de vijftigplussers, en een grotere efficiëntie van het sociale stelsel, die werkgelegenheid en economische groei stimuleert in plaats van af te remmen. Het volstaat niet een deel van de welvaartskoek nu al in een fonds opzij te zetten voor latere sociale uitkeringen, het komt er vooral op aan de koek te vergroten.

Ouderen en werk.

Met een werkgelegenheidsgraad van 62% staat Vlaanderen nog een stuk van de 70% die op de Europese top van Lissabon als gemiddelde doelstelling voor de EU werd vooropgesteld. Het arbeidsdeficit situeert zich vooral bij de ouderen: bij de vijftigplussers werkt amper één op vijf, tegenover gemiddelde meer dan één op drie in de EU en ruim één op twee in de Scandinavische landen. De ondertewerkstelling van ouderen in Vlaanderen is tegelijk een geweldige troefkaart: het biedt ons nog een aanzienlijk arbeidsreservoir. Tot op zekere hoogte is de toename van de werkgelegenheidsgraad zelfs een voorwaarde om voort te kunnen groeien: gebrek aan personeel is vandaag één van de belangrijkste flessenhalzen voor de Vlaamse economie. Uiteraard heeft dit ook te maken met een mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt of de werkloosheidsval die werklozen aan de kant houdt. Maar zelfs met de noodzakelijke activering van werklozen, al dan niet werkzoekend, komen we er niet. Ook wie nu gewoon de arbeidsmarkt volledig de rug toekeert, moet worden aangesproken.

Vlaanderen moest al lang een ouderenbanenplan hebben, waarin overheid, sociale partners, ondernemingen en werknemers elk hun deel van de verantwoordelijkheid nemen. Een diepe mentaliteitswijziging is nodig. Weg van het huidige loopbaanmodel van de citroenpers: tot de leeftijd van 25 jaar de citroen vullen met zoveel mogelijk kennis; tussen 25 en vijftig alles eruit persen op het werk, in het gezin of maatschappelijke leven; na vijftig uitbollen en afgevoerd worden. Daartegenover staat het nieuwe model van de levensloopbaan: werken en leren combineren, ook na het verlaten van de school; ruimte voor gezin en maatschappelijk engagement ook in de meest actieve jaren; ook na 55 actief zijn op de arbeidsmarkt. Het is het model dat de auteurs van de akkoorden voor de welzijnszorg voor ogen hadden. Alleen werd het accent nogal nadrukkelijk gelegd op het vieren van de teugels op de arbeidsmarkt, eerder dan op de activering van wie aan de kant staat.

Een beleid dat onze welvaartsstaat duurzaam wil veiligstellen, kan niet voorbijgaan aan een aanpassing van ons sociale stelsel. Zonder afbreuk te doen aan de noodzakelijke sociale cohesie kan de effectiviteit en efficiëntie zeker worden verbeterd. De problematiek van de werkloosheidsvallen is bekend. Maar er bestaat enige koudwatervrees om ook uit de werkloosheidsverzekering zelf de vallen te halen, zoals andere landen met een sterk sociaal model hebben gedaan, Zweden en Denemarken bijvoorbeeld. Het brugpensioen – de lospremie om oudere werknemers af te voeren – blijft een vrijwel ongenaakbaar instituut.

Herziening.

Over pensioenen wordt er amper een debat gevoerd. Het Belgische pensioengebouw is nochtans manifest aan herziening toe. Het wettelijke pensioen werd door de jaren heen overladen met pensioenrechten die totaal losstaan van bijdragen en dus puur op inkomenssolidariteit draaien. De keerzijde daarvan is dat de werkende middenklasse haar inkomen steeds minder verzekerd weet via het wettelijke pensioen en bijdragen tot dit stelsel steeds meer ziet als een pure belasting.

De tweede pijler van bedrijfsgebonden pensioenen is slechts voor een beperkte groep van werknemers weggelegd: amper één op drie, waarmee België op Europees vlak bijzonder laag scoort. Nochtans vormt deze tweede pijler een betere garantie op inkomensverzekering dan het wettelijke pensioen, brengt het kapitalisatiestelsel eigen aan deze pensioenpijler meer op dan het wettelijke omslagstelsel en zorgt kapitalisatie ook voor een verruiming van de kapitaalmarkt. Discussies achter de schermen over de dynamisering van de tweede pijler – binnen de regeringswerkgroep onder leiding van professor Van Broekhoven – lijken te verzanden in een ideologische stellingenoorlog. Nu zou het Zilverfonds deels de rol van bedrijfspensioenfondsen kunnen overnemen, althans wat betreft het middels kapitalisatie productief beleggen van pensioenreserves. Helaas lijken de reserves alleen belegd te zullen worden in overheidsobligaties.

Premier Guy Verhofstadt (VLD) heeft aangekondigd bij zijn state of the union in oktober een algemener zilverpakket te zullen lanceren. We kijken ernaar uit.

jan van doren

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content