“Het worden ouderwetse onderhandelingen”

ACV-Metaal bereidt zich voor op de sectorale onderhandelingen. Meer loon staat voorop, maar de christelijke metaalbond wil ook een statuut van de metaalarbeider realiseren.

“Er is niets dat ons stoort in het net afgesloten interprofessioneel akkoord,” zegt Tony Janssen, voorzitter van ACV-Metaal, met een brede glimlach. “We hebben vrijheid van onderhandeling. Bovendien is het goed dat we het in eigen handen hebben genomen. Dat is beter dan dat de regering maatregelen neemt in onze plaats. Daar is in het verleden nooit wat van gekomen.”

En dan komt Janssen op het thema van de loonnorm. In het interprofessioneel akkoord is een loonnorm van 6,4% afgesproken. Het akkoord zelf kost 0,2% en sectoren die het “bijzonder goed” doen, kunnen 0,4% extra besteden. De tekst is duidelijk: 7% is een maximum (zie ook blz. 151). Maar zo begrijpt Tony Janssen dat niet. “De interpretatie is dat 7% een gemiddelde is. Dat was in het verleden zo en dat is nu ook zo. Sommige sectoren zullen lager gaan, anderen hoger. Ach, het zullen ouderwetse onderhandelingen worden: macht en tegenmacht en zien wie het sterkst is.”

Tony Janssen is echter verre van blind voor de realiteit. Hij weet ook dat te hoge looneisen toch terugkomen in de vorm van meer flexibiliteit en hogere productiviteit (lees: minder jobs en hogere werkdruk). “Ik reken op de scholing van mijn afgevaardigden,” zegt Tony Janssen. “Zij weten dat de bomen niet tot in de hemel groeien. Maar anderzijds is er de druk van de basis waardoor de kwalitatieve punten in deze onderhandelingen toch op de achtergrond zullen raken.”

Nochtans wou ACV-Metaal net van deze onderhandelingen gebruik maken om een eerder kwalitatief element te realiseren: een statuut van de metaalarbeider. Op het congres van de christelijke metaalvakbond werd dat statuut als volgt samengevat: “werkzekerheid, inkomen, loopbaanplanning, permanente opleiding, onderhandelde werktijd en flexibiliteit, medezeggenschap en overleg over alles wat werkorganisatie en arbeidsvoorwaarden betreft.”

Het belangrijkste punt van het statuut is de werkzekerheid. “Uiteraard kan die niet waterdicht zijn op ondernemingsvlak,” weet Tony Janssen, “maar wel op sectoraal niveau. Wij willen op die manier een contract voor onbepaalde duur realiseren voor de metaalarbeiders. Wie als student een opleiding in de metaalsector aanvangt, moet zeker zijn altijd een job te hebben of een opleiding te kunnen volgen.”

En zo komt ACV-Metaal op een meer creatieve wijze in de buurt van het thema van een eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden. Elders in het statuut van de metaalarbeider wordt een ander sleutelelement aangehaald: het afschaffen van de carenzdag (de eerste dag ziekte valt ten laste van de arbeider, terwijl bij bedienden de werkgever daarvoor betaalt).

Dat eenheidsstatuut is voor de metaalcentrale van het ABVV een absoluut strijdpunt. Maar tijdens de interprofessionele onderhandelingen is gebleken dat het water daarvoor te diep is tussen werkgevers en vakbonden.

Tony Janssen wil ook een grondig onderzoek naar de ‘tijdsbank’: het recht op loopbaanonderbreking. “Wij hebben hierover snel een visie nodig vóór het fenomeen zich doorzet op het terrein. We moeten vermijden dat we zoals met het sectorale pensioenfonds in snelheid worden genomen.”

guido muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content