Het Vlaamse trauma
De katholieke flamingant Frans van Cauwelaert werd burgemeester van Antwerpen en minister. Lode Wils beschrijft zijn studiejaren en eerste stappen in de politiek. Held of opportunist?
De Britse historicus Hobsbawm legde de vinger op de pijnlijke plek: “De verdediging van een oude taal betekende ongetwijfeld de verdediging van de oude zeden en tradities van een hele maatschappij tegen haar omverwerping door de moderniteit. Dit verklaart waarom bewegingen als die van de Bretoenen, de Vlamingen, de Basken en anderen de steun kregen van de katholieke clerus. (…) Vanuit het oogpunt van het liberalisme en, zoals het voorbeeld van Marx en Engels aantoont, niet alleen van het liberalisme: wat kon de verdediging van kleine volkeren, kleine talen, kleine tradities in de overweldigende meerderheid van de gevallen anders zijn dan de uitdrukking van een conservatief verzet tegen de onvermijdelijke vooruitgang van de geschiedenis?”
Zo’n verdict toont aan hoe moeilijk het is om voeling te krijgen met een kleine taal en kleine volkeren (sic) voor prominenten uit een ideologie, regio of natie waar cultuurimperialisme de boventoon voert. Het wordt evenwel pas bizar als zulke bevindingen klakkeloos overgenomen worden door een flink deel van de intelligentsia uit de geviseerde cultuur. Dit kan alleen verklaard worden door historische trauma’s (zoals de collaboratie van een deel van de Vlaamse Beweging) en door een gebrek aan sociale verankering van de taal- en cultuurstrijd. Deze laatste wonde wordt – waarschijnlijk onbedoeld – extra in de verf gezet in De Messias van Vlaanderen. In deze biografie beschrijft de Leuvense emeritus hoogleraar Lode Wils de studiejaren en eerste stappen in de politiek van de katholieke Vlaamse pionier Frans van Cauwelaert (1880-1961).
LEEUW EN HAAN.
Terwijl hij de academische en politieke opmars van de boerenzoon uit het Pajottenland nauwkeurig schildert, verwerkt Wils markante randbemerkingen. Als burgemeester van Antwerpen (1921-1931) zorgde Van Cauwelaert voor een opmerkelijke samenwerking met de socialisten. De conservatieve katholiek komt uit deze jonge biografie nochtans niet bepaald over als een man die de tegenstellingen tussen conservatieven en liberalen of socialisten kon overbruggen. Dat neemt niet weg dat een vrijzinnige als Emmanuel De Bom hem al vrij vlug als een aanvaardbaar partner verwelkomt. De Bom noemt hem “een franciscaner monnik met zeer brede gedachten”.
Nochtans had Van Cauwelaert het aanvankelijk moeilijk om het vrijzinnige of socialistische gedachtegoed zelfs nog maar in te schatten. De strijd van de Duitse socialisten voor algemeen stemrecht in 1906 zei hem niets. De parlementaire democratie vond hij in die jaren niet eens wenselijk. Bij de inhuldiging van het nieuwe Gildenhuis van Kortrijk in 1908 oreerde hij over “de dwingelandij van de meerderheid” en “het onnatuurlijke stelsel”. Hij begreep niet waarom de socialisten sneerden dat ze beter eerst voor het algemeen stemrecht zouden opkomen, toen zijn medestanders in de Kamer pleitten voor de rechten van het Vlaamse volk.
Het water tussen de Vlaamse Beweging en een brede pluralistische en sociale bevolkingslaag werd steeds dieper. Dat is Vlaanderen zuur opgebroken. Met een brede verankering waren de zwarte bladzijden uit de Vlaamse geschiedenis snel omgeslagen geweest als de aberratie van een extremistische minderheid. Het mocht niet zijn. Wie zich enigszins Vlaamsgezind durft uiten, wordt in vele kringen, die de democratie en het volk nochtans hoog in het vaandel dragen, al gauw gebrandmerkt als een gevaarlijke renegaat. Tel, bijvoorbeeld, het aantal linkse flaminganten. Leg nu het vergrootglas opzij en tracht een overzicht te krijgen op de massa linkse wallonisten. Op de haan mag je fier zijn, de leeuw moet je behoedzaam benaderen.
BIJ HET HEBREEUWS.
Hoe diep het water wel was, blijkt uit de hoofdartikelen van de Gentse Vooruit en zijn Antwerpse evenknie De Werker uit de jaren 1905-1910. Uit die periode stammen de eerste schuchtere uitingen van Vlaamsgezindheid in de Belgische Werkliedenpartij in Antwerpen en zelfs Brussel. Maar Vooruit-hoofdredacteur Hardyns brieste over de “bekrompen taalstrijd”. Op 10 augustus 1910 schreef hij dat de Vlaamse taal wel zou overleven als ze reden van bestaan had. Zoniet zou ze een natuurlijke dood sterven en verhuizen naar “het rijk der taalschimmen bij het Hebreeuws.” Op hun beurt waren de katholieke flaminganten “niet geneigd om dit socialisme te versterken door het afschaffen van de meerstemmen”, zo voegt Wils eraan toe.
Van Cauwelaert zal altijd geassocieerd blijven met de strijd voor de vervlaamsing van de Gentse universiteit. In tegenstelling met sommige van zijn medestanders, kantte hij zich zowel in de Eerste als de Tweede Wereldoorlog resoluut tegen de collaboratie. Dan toch een beetje een held? Wils’ boek toont aan dat het een held was met opportunistische trekken. Zijn idealisme kan niet gelogenstraft worden, zijn carrièrisme evenmin.
Lode Wils, De Messias van Vlaanderen – Frans van Cauwelaert (1880-1910). Hadewijch, 180 blz., 690 fr.
LUC DE DECKER
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier