HET VERDRIET VAN HOLLAND
De Nederlanders trekken woensdag naar de stembus in een uiterst onzeker economisch klimaat. Dalende huizenprijzen, krimpende pensioenfondsen, burgers die de hand op de beurs houden, stijgende werkloosheid…
Van de Belg is bekend dat hij met een baksteen in de maag wordt geboren. Sinds enkele jaren geldt dat ook voor de Nederlanders. Maar die baksteen dreigt een ernstige indigestie op te leveren. In Nederland is de voorbije vijftien jaar een heuse vastgoedzeepbel ontstaan. Die is opengebarsten, met grote gevolgen voor de rest van de economie.
Recente cijfers van het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) leren dat de huizenprijzen vorig jaar het sterkst gedaald zijn sinds 1995. De prijs van de koopwoningen lag in juli 2012 8 procent lager dan in juli 2011. Augustus 2008 was een piekperiode en sindsdien zijn de prijzen met 15 procent gekrompen. De huizenprijzen bevinden zich weer op het niveau van 2004 (zie grafiek Nederlandse huizenprijzen dalen). Ondertussen torst Nederland de hoogste hypotheekschuld van Europa: meer dan 650 miljard euro.
Het begon allemaal halfweg de jaren negentig, toen de banken royaal hypotheekleningen rondstrooiden. Kredieten tot meer dan 120 procent van de waarde van de woning waren geen uitzondering. De vastgoedmarkt werd de aanjager van de Nederlandse groei. De hoge vastgoedprijzen dopeerden de groei sinds 1995 elk jaar met 0,2 tot soms een vol procentpunt.
De overwaardering van hun huis verzilverden de Nederlanders via een extra lening en dat geld werd geconsumeerd. Klaas Knot, de voorzitter van de Nederlandsche Bank, deed over die periode onlangs een zeer oncalvinistische bekentenis. “Nederland heeft boven zijn stand geleefd.”
Sinds 2008 en de financiële crisis ging het omlaag met de huizenprijzen. Daardoor zit de Nederlandse economie eigenlijk extra op slot. De huiseigenaars hebben een gebrek aan vertrouwen en willen niet langer consumeren (zie grafiek Dalend consumentenvertrouwen).
Pensioenen onder druk
De kuchende huizenmarkt is niet de enige reden waarom de Nederlanders zich zorgen maken en hun portemonnee dicht houden. Een minstens even grote bron van ongerustheid is de verslechterende financiële gezondheid van de pensioenfondsen. In Nederland is dat aanvullende pensioen boven op de staatspensioenuitkering (de AOW) veel belangrijker dan in België. Bij ons overweegt het repartitiestelsel, waarbij de werkenden betalen voor de gepensioneerden. Daarbovenop is er de tweede pijler van het pensioensparen door kapitalisatie via een groepsverzekering of pensioenfonds, en het individuele pensioensparen, de derde pijler.
In Nederland is het gekapitaliseerde aanvullende pensioen dé financiële buffer voor ouderen. Maar tal van die pensioenfondsen lijden onder de lage rente. Daardoor is hun dekkingsgraad verlaagd. Dat is de verhouding tussen het vermogen van de pensioenfondsen en hun verplichtingen, nu en in de toekomst. Fondsen die zich via renteswaps gedeeltelijk hebben ingedekt tegen de gevolgen van een rentedaling hebben hun dekkingsgraad dit voorjaar met 4 tot 6 procentpunt zien dalen. De dekkingsgraad van fondsen die het risico slechts beperkt afdekten, daalde in mei met 8 procentpunt.
Daardoor zit er voor de fondsen niets anders op dan de pen-sioenuitkeringen te verlagen. In februari lieten 103 pensioenfondsen aan hun 7,5 miljoen deelnemers weten dat de pensioenen met gemiddeld 2,3 procent zouden worden gekort. De vier grote fondsen Zorg en Welzijn, ABP, PMT en PME kondigen voor april 2013 een korting aan. En niemand gaat ervan uit dat het de laatste keer is.
Daar komt nog bij dat de voorbije jaren reële inkomstenstijgingen voor de Nederlanders uitbleven. De verhoging van de lonen, uitkeringen en pensioenen werd ongedaan gemaakt door prijsstijgingen via de hogere inflatie, belastingen en hogere premies voor pensioenen. Dat laatste was ook een bijsturing voor het verleden, want in de jaren negentig werden de bijdragen voor de pensioenfondsen verlaagd en uitgegeven aan consumptie.
De Nederlandsche Bank berekende begin dit jaar dat steeds meer Nederlandse huishoudens een negatief netto-vermogen hebben door de dalende huizenprijzen, de lagere reële lonen en de hogere werkloosheid. In 2008 had 5 procent van onze noorderburen een nettoschuld, ondertussen is dat al 9 procent. De waarde van hun spaargeld en andere tegoeden zoals aandelen wegen niet meer op tegenover hun schulden, zowel gewone kredieten als hypotheekschulden.
Al die factoren drukken op de economische groei. In 2011 groeide de Nederlandse economie met 1 procent, een stuk minder dan België (1,8 %) en Duitsland (3 %). Na een krimp van 0,75 procent in 2012 herstelt de Nederlandse economie vanaf volgend jaar met gemiddeld 1,5 procent groei tot 2017, voorspelt het Centraal Planbureau. Een stijgende werkloosheid is al een tijd een normale zaak boven de Moerdijk. In juni 2011 was de werkloosheidsgraad 5 procent, ondertussen 6,3 procent.
Tot 20 miljard saneren
Economen voorspellen dat Nederlanders de hand op de knip houden. De regering-Rutte viel omdat er onenigheid was over het besparingsbeleid. Nadat de PVV van Geert Wilders vorige lente zijn gedoogsteun aan het VVD-CDA-kabinet opzegde, slaagde de aftredende premier er samen met CDA, GroenLinks, D66 en Christenunie in een besparing van 12 miljard euro door te voeren. Die is noodzakelijk om het begrotingstekort op 3 procent te houden.
Maar dat waren niet direct maatregelen om de consumptie te ondersteunen. Er worden hogere belastingen geheven, waaronder een stijging van het btw-tarief van 19 naar 21 procent vanaf 1 oktober. Dat is een lastenverhoging van 250 euro per Nederlander. Volgend jaar volgt wel een belastingverlaging in de inkomstenbelasting. Daarnaast stijgen de woonlasten van de consumenten die voor het eerst een huis kopen in 2013 door een beperking van de hypotheekrenteaftrek. Rente is alleen nog aftrekbaar als kopers maandelijks aflossen.
En dat is nog niet het einde van de besparingen. Nederland moet tegen 2017 een structureel begrotingsevenwicht voorleggen. Het Centraal Planbureau spreekt van een saneringsoperatie van 7 miljard tot 20 miljard euro. De Nederlandse overheidsschuld is immers gestegen van 45 procent van het bbp in 2007 naar meer dan 70 procent nu, en over een paar jaar wordt de grens van 75 procent overschreden (zie grafiek Schuld en overheidsdeficit lopen op). Is Nederland veroordeeld tot een lage groei tot de staats- financiën op orde zijn, de consument het vertrouwen terugwint en het geld weer laat rollen?
Sterk exportland
Het lijkt allemaal kommer en kwel in Nederland, maar dat is het niet, want ‘elk nadeel heb zijn voordeel’. Consumptie is niet de enige Nederlandse groeimotor. Het Nederlandse overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans is in het eerste kwartaal van 2012 uitgekomen op 19 miljard euro. Nooit eerder heeft Nederland een zo hoog saldo van de ontvangsten en uitgaven op de lopende rekening gemeten. De sterke stijging van het overschot in de voorbije kwartalen hangt volgens de Nederlandsche Bank samen met achterblijvende binnenlandse bestedingen. Tegenover een jaar geleden is de uitvoer van goederen met 9 procent in waarde gestegen. Daartegenover staat de stijging van de invoerwaarde met 7 procent.
Dat komt omdat Nederland nog altijd een sterk uitvoerland is. Het is de op vier na grootste exporteur ter wereld. Maar ook hier is er wat reden tot bezorgdheid. De Nederlandse export blijft te veel gericht op traditionele exportmarkten als buurlanden België (12 %) en Duitsland (meer dan 20 %). De export naar Italië is nog altijd groter dan naar China, India en Brazilië samen. De export naar de BRIC-landen bedraagt slechts 4 procent van de totale Nederlandse export. Van de OESO-landen doen alleen Noorwegen, Griekenland, Portugal en Ierland slechter. Nederland moet kiezen voor nieuwe, innovatieve exportsectoren en voor een verlaging van de loonkosten, want ook die zijn de voorbije jaren sterk gestegen (zie kader Het ondergelopen poldermodel).
Pensioenfondsen redden banken
De aandacht gaat volgens economen en werkgevers in de eerste plaats naar het stimuleren van de binnenlandse vraag. “De consumptie trekt pas weer aan met structurele oplossingen voor de vastgoedcrisis”, zegt Lans Bovenberg van de universiteit van Tilburg. “Er bestaat bij de hypotheeknemers onduidelijkheid over wat er op termijn met de rente-aftrekken gebeurt. Als daar duidelijke beslissingen genomen worden, is dat goed nieuws voor de huizenmarkt. Daarnaast moet het voor de gezinnen mogelijk zijn hun restschuld te herfinancieren bij de bank als ze verhuizen. Als het vertrouwen op de vastgoedmarkt terugkomt, stimuleert dat de consumptie. Extra besparingen om het begrotingsdeficit af te bouwen hebben minder invloed op de beslissing van Jan Modaal om het geld al of niet te laten rollen.”
De banken moeten wel meer ademruimte krijgen om de hypotheekkraan open te draaien. De Nederlandse banken hebben een funding gap tussen depostio’s en hypotheekschulden van 250 miljard euro. “Het probleem van de Nederlandse banken is niet dat het hier om hypotheken van slechte kwaliteit gaat, zoals de Amerikaanse subprimes”, legt Arnout Boot van de Universiteit van Amsterdam uit. “Wel dat de Nederlanders hun spaargeld niet bij de bank plaatsen, maar bij de pensioenfondsen die het dan in het buitenland beleggen.”
Om de Nederlandse banken meer ademruimte te geven, kwam Bernard Wientjes van de werkgeverorganisatie VNO-NCW dan weer met een opvallend voorstel dat hij aan Bovenberg en Boot ontleend heeft. De topman van de Nederlandse tegenhanger van het VBO pleit ervoor om de hypotheken van de banken te laten opkopen door de Nederlandse pensioenfondsen. Eind juni hadden Nederlandse Pensioenfondsen voor 913 miljard euro beleggingen op hun balans staan waarvan 10 miljard, of 1,1 procent, is belegd in hypotheken.
Pensioenfondsen hebben volgens Wientjes genoeg geld om die hypotheken op te kopen en “dit een is minder risicovolle belegging dan Zuid-Europees staatspapier. Op lange termijn levert het bovendien een aardig rendement op.” Volgens Boot zou dat goede keuze zijn. “Op voorwaarde dat het toezicht op de fondsen optimaal blijft en de pensioenrechten van de deelnemers niet worden aangetast.”
ALAIN MOUTON
“Nederland heeft boven zijn stand geleefd” Klaas Knot, Nederlandsche Bank
De verhoging van de lonen, de uitkeringen en de pensioenen werd ongedaan gemaakt door prijsstijgingen, belastingen en hogere premies voor pensioenen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier