HET VERDRIET VAN DE VENNOOTSCHAP

De verhoging van de roerende voorheffing, de hardere aanpak van bedrijfswagens, de wijziging van het pensioenstelsel: door die maatregelen van de regering-di Rupo zijn vennootschappen minder voordelig geworden. Toch zijn ze nog lang niet ten dode opgeschreven.

SÉBASTIEN BURON

Heel wat zelfstandigen en vrije beroepers stellen zich de vraag of een vennootschap nog wel voldoende voordelen biedt tegenover een eenmanszaak. Aan de basis van die onzekerheid liggen de recente fiscale maatregelen van de regering-Di Rupo. De verhoging van de roerende voorheffing op dividenden, de extra heffing van 4 procent op roerende inkomsten boven 20.020 euro en de verhoging van het voordeel van alle aard voor wagens met een hoge CO2-uitstoot hebben het fiscale voordeel van een activiteit die wordt uitgeoefend via een vennootschap aanzienlijk uitgehold (zie kader De zeven maatregelen van Di Rupo). De afweging of het nog interessant is voor een vennootschap te kiezen, is daardoor moeilijker geworden.

Vooral de managementvennootschappen worden in de tang genomen. Die zijn erg populair bij bedrijfsleiders, zelfstandigen en vrije beroepers, die de vennootschap gebruiken om zich te laten vergoeden als loontrekkende. Zo worden ze belast tegen de tarieven van de vennootschapsbelasting (33,99 %), vermijden ze de hoogste belastingschijven van de personenbelasting (50 procent op de inkomensschijf boven 36.300 euro) en kunnen ze zichzelf een dividend uitkeren. Tot voor kort konden ze met die constructie een belastingbesparing van ongeveer 15 procent realiseren. In sommige gevallen – als ze bijvoorbeeld aanspraak konden maken op de verlaagde tarieven van de vennootschapsbelasting – kon dat voordeel zelfs oplopen tot meer dan 30 procent.

De belastingdruk stijgt

Tot voor kort dus. “Vandaag is het niet meer de voordeligste optie om zich een dividend uit te keren in plaats van een vergoeding als bedrijfsleider”, zegt Bertrand Roland, consultant en partner bij Devaux & Associés. Wie zich een dividend toekent, betaalt daarop geen 15 procent roerende voorheffing meer, maar 21 procent. Daarbij komt eventueel nog de extra roerende voorheffing van 4 procent die wordt geheven op het deel van de roerende inkomsten (intresten en dividenden) boven 20.020 euro per jaar.

Door de fiscale maatregelen van de regering is de gemiddelde belasting voor ondernemers die hun beroepsbezigheden uitoefenen via een vennootschap gestegen van 44 tot 50,5 procent (100 x 33,99 % + 66,01 x 25 %), terwijl de marginale aanslagvoet van hun personenbelasting vaak het maximum van 50 procent bereikt (plus de gemeentebelasting). Kortom, “er is geen groot verschil meer tussen de personenbelasting, die de beroepsinkomsten onderwerpt aan een progressief fiscaal tarief, en de vennootschapsbelasting verhoogd met de belasting op dividenden”, concludeert Pierre-Philippe Hendrickx, advocaat bij Field Fisher Waterhouse. De belastingdruk is daardoor gestegen met bijna 15 procent.

Uiteraard zijn er ook de kosten. Het blijft nog altijd voordeliger een auto onder te brengen in een bvba dan hem op zijn eigen naam te zetten, maar het belastingvoordeel van een bedrijfswagen is niet meer zo groot als vroeger. Bovendien werd het voordeel van alle aard van een privéwoning verdubbeld (zie artikel Voordelen en nadelen van alle aard op p. 108). Dat geldt ook voor de administratieve kosten voor het beheer van de vennootschap, zoals het opstellen van jaarrekeningen. En een goede boekhouder kan tot 3500 euro per jaar kosten.

Geen verandering in de sociale bijdragen

Wie een vennootschap heeft, betaalt beduidend minder sociale bijdragen. Op dat gebied is er niets veranderd. De bijdragen die een werkgever en een gewone loontrekkende betalen op hun loon, zijn niet altijd geplafonneerd. Dat is wel het geval voor de bijdragen die zelfstandigen afdragen via hun vennootschap. Bovendien zijn die tarieven degressief. De sociale bedragen blijven beperkt tot 22 procent van het inkomen onder 54.398 euro (14,6 procent in de schijf van 54.398 tot 80.165 euro, 0 procent daarboven). Een bedrijfsleider die zich bijvoorbeeld een bezoldiging als zelfstandige toekent of werkt via een managementvennootschap, kan dus sociale bijdragen besparen. Wordt hij betaald als gewone werknemer, dan betaalt de onderneming de patronale bijdrage van 35 procent en draagt hij een persoonlijke bijdrage van 13,07 procent af.

Als een onderneming 50.000 euro per jaar uitgeeft aan een werknemer, houdt die daardoor een netto belastbaar loon van 32.200 euro over als hij loontrekkende is (50.000/1,35 – 13,07 %). Als hij werkt als zelfstandige, heeft hij 39.000 euro (50.000 – (22 % x 50.000)). Dat komt voor de zelfstandige dus neer op een besparing van 6800 euro, die oploopt tot 19.990 euro als hij een jaarwedde van 100.000 euro heeft. De keerzijde is natuurlijk dat een zelfstandige een lagere sociale bescherming geniet dan een gewone werknemer.

Oppassen voor schijnzelfstandigheid

Ook juridisch blijft alles bij het oude. “Belangrijk blijft dat de samenwerking niet wordt gesimuleerd en dat er geen band van ondergeschiktheid bestaat tussen degene die de managementvennootschap vertegenwoordigt en de andere partij”, benadrukt Stanislas van Wassenhove, advocaat bij CMS DeBacker. “Als wordt aangetoond dat er sprake is van fiscale simulatie, kan de RSZ dat aangrijpen als een argument om te gewagen van schijnzelfstandigheid.”

Staatssecretaris voor Fraudebestrijding John Crombez heeft al enkele keren aangekondigd dat de controles strenger worden. Wie ontslag neemt als loontrekkende om voor zijn werkgever te werken als zelfstandige via een vennootschap, moet die keuze terdege kunnen verantwoorden. Het offensief tegen valse zelfstandigen viseert voorlopig enkel welbepaalde sectoren zoals de horeca, de schoonmaaksector, de kinderopvang en de bouw. Andere zelfstandigen, zoals informatici, lijken buiten schot te blijven. Maar dat kan natuurlijk gauw veranderen.

In de rode zone

“Sommige constructies zijn niet langer toegelaten”, stelt Bertrand Roland vast. Hij verwijst naar wat hij de “bling-managementvennootschap” noemt, die enkel dient om allerlei onmiddellijke uitgaven – zoals restaurantbezoeken, kleding, wagens, een woning in naakte eigendom, enzovoort – op zich te nemen, om zijn belastbare basis te verminderen. “Zo’n vennootschap zit vandaag zowel financieel, fiscaal als juridisch in de rode zone. Daartegenover staat dat professionele vennootschappen die worden opgezet om de inkomsten te structureren en een patrimonium op te bouwen via hefbomen zoals een individuele pensioentoezegging of een vastgoedinvesteringsplan, nog een mooie toekomst tegemoet gaan.”

Hetzelfde geldt voor de vennootschappen die gepensioneerden gebruiken om het inkomensplafond dat hen is toegestaan (17.149 euro per jaar) te doorbreken. Vennootschappen zijn dus nog lang niet ten dode opgeschreven.

Lees ook

Voordelen en nadelen van alle aard, pagina 108

moneytalk

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content