Het tweede front van Bush
De gewezen Amerikaanse president George Bush senior trok in 1992 met een overwinning tegen Saddam Hoessein naar de stembus, maar een recessie kostte hem toen een tweede ambtstermijn. Heeft de geschiedenis dit scenario ook voor George Bush junior in petto? De recessie lijkt een nog taaiere klant dan Saddam.
“I t’s the economy, stupid. ” Met deze legendarische oneliner wist Bill Clinton in 1992 George Bush senior uit het Amerikaanse Witte Huis te kegelen. De bevrijding van Koeweit en de klinkende overwinning tegen Irak hielpen Bush niet aan een tweede ambtstermijn, want de president gleed uit over een nukkige economie. Bush had pech, want even later was de VS-economie vertrokken voor een langdurige periode van economische voorspoed: van maart 1991 tot maart 2001, meteen een van de langste periodes van onafgebroken economische voorspoed in vredestijd.
Zal dat zinnetje de Bush-dynastie opnieuw zuur opbreken? Bush junior is (nog) niet klaar met de Irakese president Saddam Hoessein, maar de sputterende conjunctuur profileert zich als een nog zwarter beest. De president bestookt het economische front nochtans met alle mogelijke middelen. Bush verlaagde de belastingen (hoewel het parlement hem nu toch gedeeltelijk terugfluit) en doet aan grootschalige deficit spending om de economie vlot te trekken. Volstaat dit om de Amerikaanse economie weer aan 3,5 % groei te helpen? Of herhaalt de geschiedenis zich voor de Bush-dynastie?
Recessie of niet?
Nochtans leek de Amerikaanse economie zich aanvankelijk behoorlijk te herpakken na de inzinking die zich begin 2001 (dus voor 11 september) voordeed. Voor het eerste kwartaal van 2003 wordt nog en groeicijfer van 1,2 % verwacht, maar tijdens het tweede kwartaal zou de groei helemaal stilvallen. Een duwtje in de verkeerde richting – bijvoorbeeld aanhoudend hoge olieprijzen of een langer dan verwachte oorlog die het vertrouwen van de consumenten en bedrijven ondermijnt, of een zwaar ongeval in de verzekeringssector – en een tweede inzinking of double dip is een feit. Overigens is de first dip officieel nog altijd niet voorbij.
Het National Bureau of Economic Research ( NBER) is de erkende scheidsrechter inzake de conjunctuurbewegingen en die gaf de officiële aftrap voor de recessie in maart 2001. Het NBER floot deze recessie nog niet af, ondanks de behoorlijke groeicijfers van 2002. Hoe komt dat? Eén, de vaststelling dat de recessie soms pas een hele poos na het daadwerkelijke einde van de groeivertraging haar opwachting maakt. Twee, het NBER baseert zich ook op andere indicatoren dan het bruto binnenlands product (BBP) om de temperatuur van de economie te meten. Het bureau kijkt, bijvoorbeeld, naar de industriële productie, het vertrouwen van de ondernemers of de evolutie van het aantal jobs. Precies omdat de huidige groei niet gepaard gaat met de creatie van nieuwe jobs, wil het NBER de recessie nog niet afvlaggen.
Duidelijk is in ieder geval dat de Amerikaanse economie nog niet uit het sukkelstraatje is. En dat is zorgwekkend, gezien de enorme stimuli die deze economie krijgt. Lag er tijdens de recessie van 1991 al een stevig fundament onder de economie voor een krachtig en lang herstel, dan ziet de Amerikaanse huishouding zich vandaag geconfronteerd met stevige structurele problemen. (zie ook de Visie van Geert Noels in Trends van 27 maart 2003)
Geen zin om te investeren
Maar stel dat de economisch verlammende bezorgdheid over de oorlog in Irak snel van de baan is, zullen de bedrijven dan niet alle uitgestelde investeringen uit de lade halen, en de economie weer op gang trekken? Vooral de IT-investeringen – goed voor bijna de helft van de totale bedrijfsinvesteringen in de VS – kunnen toch niet uitgesteld blijven ?
Stephen Roach, de eerder somber ingestelde hoofdeconoom van zakenbank Morgan Stanley, noemt deze voorstelling van zaken een mythe. Hij schuift drie redenen naar voor: “Eén: de wereldeconomie kampt in heel wat sectoren met overcapaciteit. Die overcapaciteit zorgde voor een wereldwijde deflatoire trend die bedrijven de lust ontneemt om te investeren. Want hoe moet die investering worden terugverdiend als de prijzen dalen? Twee: het is voor de bedrijven geen doodzonde om een IT-upgrade over te slaan. De IT-vervangingscyclus, die nu drie jaar bedraagt, kan best wat langer worden. En drie: de bedrijfsinvesteringen trekken het herstel nooit op gang, maar volgen en versterken alleen een opgaande lijn.”
Capituleert de consument?
Nemen overheid en/of consument de trekkersrol van de bedrijven over? De Amerikaanse consument was altijd bereid die extra auto, microgolfoven of pc te kopen. Sparen? Hoefde niet, want dat ging vanzelf. Het feest op de beurs mag dan voorbij zijn, de waarde van het eigen huis staat nog altijd op recordniveaus. Bovendien was kopen op krediet soms gratis en zorgde de goedkopere herfinanciering van de hypotheek voor extra koopkracht.
Maar wat als de Dow Jones verder zakt, en vooral, wat als de huizenprijzen instorten? Capituleert de Amerikaanse consument dan, en vult hij dan de aangetaste spaarreserve aan? Komt daarbij dat de zwakke arbeidsmarkt de bestedingsdrift geen goed doet.
Maar geen nood, de Amerikaanse overheid heeft alle registers opengetrokken. Door de belastingverlagingen en de extra uitgaven voor, onder meer, defensie schrijft de overheid opnieuw met rode cijfers. Dit jaar is een tekort op de begroting van 5 % mogelijk en loopt de staatsschuld op tot 60 % van het BBP. Komt daarbij nog de oorlogsfactuur, die de VS in tegenstelling tot 1991 alleen zal mogen betalen. Recent studiewerk mag dan al aantonen dat de militaire aanpak van Irak op termijn goedkoper is dan een politiek van indijking (zie rubriek Briefing in deze Trends), toch blijft de rekening gepeperd.
Wie zal dat betalen?
In het vierde kwartaal van 2002 kwam de VS op jaarbasis een recordbedrag van 548 miljard dollar te kort op de lopende rekening. Dat is 5,2 % van het BBP. Vooral Europa en Japan passen die tekorten bij. België, Frankrijk en Duitsland financieren op die manier dus onrechtstreeks de oorlog. De groeiende geldhonger van de Amerikaanse overheid zal de kapitaalbehoefte uit het buitenland nog aanscherpen, mogelijk tot 7 % van het BBP. En daarbij rijst de vraag onmiddellijk hoe lang het buitenland nog bereid blijft om al dat kapitaal in de Amerikaanse economie te storten.
Wie het niet eens is met het Amerikaanse buitenlandbeleid, kan de VS hier in principe economisch hard treffen, maar misschien ook wel in het eigen vlees snijden. Beschikken vooral Europa of Japan immers wel over een interessante alternatieve belegging voor het eigen spaaroverschot?
Een sleutelrol in de internationale kapitaalstromen is weggelegd voor de dollar. De VS bekocht in het verleden een dergelijk tekort op de lopende rekening steeds met een fors koopkrachtverlies van de dollar. Dat was al zo in de jaren zeventig en tachtig. Een dalende dollar maakt voor de VS de import duurder en de export goedkoper, waardoor de Amerikaanse handelsbalans zou moeten verbeteren. Maar een dalende dollar moet vooral de kapitaalaanvoer op toerental houden. Een dalende dollar maakt immers Amerikaanse activa (aandelen, obligaties of directe investeringen) uitgedrukt in bijvoorbeeld euro een stuk goedkoper. Maar dat lost natuurlijk de verslaafdheid van de VS aan buitenlands kapitaal niet op.
Ooit zal de VS gewoon zelf meer moeten sparen. Pas dan zullen de Amerikanen het fundament leggen voor een duurzaam hestel, al zal dat de economie mogelijk een stevige recessie kosten. Breekt die dag in het verkiezingsjaar 2004 aan, dan zit Bush, net als zijn vader destijds, met de gebakken peren.
Intussen zorgt een verzwakte dollar voor een reële verarming en stijgende invoerprijzen. Maar omdat de Amerikaanse economie relatief gesloten is – de internationale handel maakt zowat 12 % van het BBP uit – blijft die impact beperkt. En de import van strategische grondstoffen, zoals olie, kan worden betaald in dollar. Het is een enorm voordeel het betaalmiddel van olie zelf te kunnen drukken. De euro werpt zich echter langzaam als alternatief op en als de VS de euro niet genegen is, is het vooral om die reden.
Voorlopig evenwel blijft It’s our currency, it’s your problem het devies van het dollarbeleid van de VS. Een sterkere euro en een sterke yen maken de export van Europese en Japanse bedrijven duurder en dat is wel het laatste wat de Europese en Japanse economie nodig hebben. Ze staan immers zelf aan de rand van een nieuwe recessie. Een dalende dollar is dus het schip dat de economische moeilijkheden van de VS naar Europa en de rest van de wereld exporteert. Competitieve devaluaties loeren om de hoek, precies omdat niemand de leidende rol van de Amerikaanse economie kan overnemen. In de zeven jaar tot en met 2002 was de VS verantwoordelijk voor 64 % van de wereldwijde economische groei. In principe is het de beurt aan de Europese en Japanse economie om de Amerikaanse uit het slop te importeren, maar net nu duikt de wereld in een gesynchroniseerde recessie. De groei van de wereldeconomie daalt dit jaar onder de 2,5 %, wat eigenlijk een recessie op wereldvlak betekent.
Moet het gezegd dat deze internationale economische spanningen op een bijzonder ongelegen moment vallen? De internationale verstandhouding is al zoek. Zal de Wereldhandelsorganisatie (WTO) op haar terrein kunnen wat de VN in zijn branche niet meer vermag? De groei van de wereldhandel vertraagt trouwens al sinds de Azië-crisis van 1997-1998. Groeide de wereldhandel jaarlijks met 5 % tussen 1998-2003, dan was dat nog 6,5 % voor de periode 1984-1997.
Greenspans laatste veldslag
Terug naar de interne Amerikaanse keuken. Alan Greenspan, de voorzitter van de Amerikaanse centrale bank , wil van geen recessie weten en verlaagde de rentevoeten van de Fed de jongste jaren heel agressief. De rente is net niet nul, maar de economie reageert er nauwelijks nog op. De monetaire versterkingen zijn al opgetrommeld: “Indien nodig,” zo liet Fed-vice-voorzitter Ben Bernanke weten, “worden er dollars bijgedrukt.”
De kritiek dat dit een totaal verkeerd beleid is, klinkt steeds luider. Greenspan houdt met dit expansieve monetaire beleid de geschetste onevenwichten in de Amerikaanse economie kunstmatig in leven. “Lage interestvoeten houden slechte bedrijven langer in leven. De overcapaciteit wordt dus niet weggewerkt en slechte bedrijven dumpen hun producten, met als gevolg dat de goede bedrijven niet durven te investeren,” zegt beursgoeroe Rienk Kamer (zie blz. 98).
Tegelijk ligt het voor de hand dat de monetaire autoriteiten al het nodige doen om een helse deflatiespiraal te vermijden. Het Japanse voorbeeld leert dat je dan pas echt op je bek gaat. Greenspan en Bernanke zenden een belangrijk signaal uit als ze laten weten dat ze dat niet zullen laten gebeuren in de VS.
Hoe het ook zij, het monetaire beleid botst nu zeer duidelijk tegen zijn eigen grenzen aan. Renteverlagingen vormen immers slechts een middel om tot expansie van de geldhoeveelheid te komen. Welnu, ondanks de rentedalingen van het recente verleden loopt de groei van de geldhoeveelheid terug. De geldhoeveelheid in de enge zin van het woord (de zogenaamde M1) groeit vandaag met 3 % per jaar, de brede geldhoeveelheid ( M3) met 6 %. Eén jaar geleden situeerden die twee groeipercentages zich nog op res-pectievelijk 8 % en 11,5 %. Wie Alan Greenspan ooit als een halfgod aanbad, weet nu wel beter. De kans dat Saint Alan president Bush economisch uit het moeras kan houden, daalt met de dag.
Daan Killemaes
De Amerikaanse economie is nog niet uit het sukkelstraatje. En dat is zorgwekkend, gezien de enorme stimuli die deze economie krijgt.
Wie Alan Greenspan ooit als een halfgod aanbad, weet vandaag wel beter.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier