HET SUBTIELE GELIJK ROND ONGELIJKHEID

Simon Kuznet, een van de eerste Nobelprijswinnaars Economie, schreef vijftig jaar geleden een artikel dat nog steeds voor verhitte discussies over economische ontwikkeling zorgt.

De auteur van deze tweewekelijkse column is directeur van de denktank VKW Metena.

(1) Voor een overzicht van studies ter zake, zie Finis Welch, ed., 2001, The Causes and Consequences of Increasing Inequality, Chicago, University of Chicago Press

(2) ‘The Disturbing “Rise” of Global Income Inequality’, NBER working paper 8904 (2002)

(3) ‘The Quantity and Quality of Life and the Evolution of World Inequality’, NBER working paper 9765 (2003)

(4) Imagine There’s No Country. Poverty, Inequality, and Growth in the Era of Globalization, Institute for International Economics, 2002

Precies vijftig jaar geleden verscheen in het maartnummer van de (toen ook nog voor niet-wiskundigen perfect leesbare) American Economic Review het artikel ‘Economic Growth and Income Inequality’. De auteur van deze analyse was de Russisch-Amerikaanse econoom Simon Kuznets (1901-1985), die in 1971 als een van de allereersten de Nobelprijs Economie in ontvangst mocht nemen. Jan Tinbergen en Ragnar Frisch kregen in 1969 de eerste Nobelprijs Economie die, zo durven we stilaan te stellen, in die dagen iets meer uitstraling had dan de jongste jaren.

Hoewel Kuznets zijn Nobelprijs vooral kreeg voor zijn baanbrekende werk in verband met nationale boekhouding – hij vulde als eerste concepten zoals het bruto binnenlands product concreet in – leverde hij met zijn studie ook een Klassieker met een hoofdletter af. Op basis van uitgebreid statistisch onderzoek concludeerde Kuznets dat zodra de moderne economische ontwikkeling in gang schiet, de inkomensongelijkheid aanvankelijk toeneemt en vervolgens afneemt. Dit verband tussen inkomensongelijkheid en de graad van economische ontwikkeling gaf niet enkel aanleiding tot een zondvloed aan research, maar staat nog steeds centraal in menig economische en politieke discussie, niet het minst die over de voor- en nadelen van globalisering. Zeker in de maand november behoort deze discussie elk jaar tot de orde van de dag.

Ongelijkheid neemt weer toe. Het door Kuznets onderzochte verband tussen inkomens(on)gelijkheid en economische ontwikkeling valt uiteen in twee deelthema’s. Het eerste gaat over de vraag hoe de inkomensongelijkheid evolueert naarmate de economische ontwikkeling zich doorzet. Voor de geïndustrialiseerde landen leek het er – tot pakweg vijftien jaar geleden – op dat Kuznets gelijk zou krijgen: de inkomensongelijkheid nam af. De jongste jaren neemt ze echter weer toe. Dat komt voornamelijk, zo blijkt uit steeds meer onderzoek, door de technologische vooruitgang, die aanzienlijke meerinkomsten oplevert voor geschoolden en vooral hooggeschoolden (1).

Over inkomensverdeling en ontwikkelingslanden rijst een dubbele vraag. De eerste luidt: in hoeverre kan het gemiddelde inkomen in de ontwikkelingslanden dat van de rijke landen benaderen? De meest verspreide mening hierover is dat de arme landen een steeds grotere achterstand oplopen op de rijke. Dat is echter duidelijk niet zo voor de ontwikkelingslanden die meesurfen op de globaliseringsgolf. De Spaanse econoom Xavier Sala-i-Martin, verbonden aan Columbia University in New York, verzamelde hierover overtuigend bewijs (2), bevestigd in diverse andere studies zoals die van Gary Becker, Tomas Philipson en Ro- drigo Soares (3) en van de Indiase econoom Surjit Bhalla (4). Minder duidelijk is het bewijs over de tweede subvraag: hoe evolueert de inkomensverdeling in deze landen zelf? In China nam de interne inkomensongelijkheid fors toe, terwijl ze in India blijkbaar eerder afnam.

Beetje ongelijkheid is goed. Het tweede grote thema dat Kuznets met zijn studie uit 1955 op de kaart zette, betreft de vraag in hoeverre inkomensongelijkheid op zich de economische ontwikkeling al dan niet stimuleert. Ook hier reikt de bestaande research geen ondubbelzinnig antwoord aan. De huidige consensus gaat ervan uit dat een zekere mate van inkomens- ongelijkheid inderdaad de sociaal-economische ontwikkeling ten goede komt, maar dat al te grote inkomensongelijkheden dan toch weer verlammend gaan werken. Op de vraag waar dan de grens tussen beide ligt, moeten wij u deemoedig het antwoord schuldig blijven. De typische novemberdiscussies over globalisering, armoede, ongelijkheid en groei, en de verbanden tussen deze fenomenen, kunnen dus nog een tijdje doorgaan.

Johan Van Overtveldt

Een zekere mate van inkomensongelijkheid komt de sociaal-economische ontwikkeling ten goede.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content