Het raadsel anders bekeken

Lage werkloosheid gecombineerd met lage inflatie is een van de economische wonderen van de jongste tien jaar in de Verenigde Staten. De meeste Europese landen kampen daarentegen nog steeds met relatief hoge werkloosheid, hoewel de laatste tijd een positieve evolutie kan worden opgemerkt. Wat verklaart de werkloosheid – vooral dan in Europa? Deze vraag is opnieuw brandend actueel. De interesse van topeconomen zoals Olivier Blanchard ( Massachusetts Institute of Technology) en Steve Nickell ( Londen Stock Exchange) is kenmerkend.

Waarom werkloos?

Arbeidseconomen zochten een verklaring voor werkloosheid. We sommen er een aantal op:

1. ” Vakbonden zijn sterk in Europa, zwak in de Verenigde Staten. Zij veroorzaken de hoge werkloosheid.” Dat bleek niet volledig juist te zijn. Toen de macht van de vakbonden in Groot-Brittanië werd gefnuikt, steeg de werkloosheid in plaats van te dalen.

2. “De welvaartsstaat is te ver uitgebouwd met te genereuze werklozensteun.” Ook dat bleek niet helemaal te kloppen. De welvaartsstaat bestond al in de jaren zestig, toen de werkloosheid in Europa zeer laag was. Daarenboven toont onderzoek aan dat de werklozensteun en minimumlonen nagenoeg geen effect op de werkloosheid hebben.

3. “Door de vooruitgang van de technologie zijn jobs vervangen door machines.” Dat is niet zo. Technologie bleek eerder complementair aan jobs en is nu zelfs de basis van de nieuwe economie.

4. ” Globalisering.” De protectionisten hoopten dat globalisering dé verklaring zou zijn voor de hoge werkloosheid. Maar de migranten en de opening van Centraal- en Oost-Europa hebben geen negatieve invloed op de werkloosheid gehad. De toenemende globalisering zorgde juist voor meer jobs.

Waarom écht werkloos?

Wat zijn dan wel afdoende verklaringen voor de hoge werkloosheid in Europa en vooral België, dat slecht scoort in vergelijking met andere Europese landen? Hieronder volgen vier alternatieven die nog maar weinig in de literatuur en de populaire pers aan bod zijn gekomen:

1. De immobiliënmarkt. Hoewel België een klein land is, zijn werknemers weinig mobiel. Hierbij speelt de immobiliënmarkt een belangrijke rol. Iemand die een huis heeft gekocht, zal niet snel weer verkopen vanwege een job aan de andere kant van het land. De hoge registratierechten bij aankoop van immobiliën pleiten niet onschuldig. Als de immobiliënmarkt flexibeler zou zijn, is er ook een grotere mobiliteit van werknemers mogelijk. Door de weinig flexibele immobiliënmarkt spelen werknemers minder goed in op veranderingen in het arbeidsmarktklimaat. Dit kan één van de belangrijkere oorzaken zijn van de werkloosheid.

2. Olie en loonkosten. Hoge olieprijzen drijven de productiekosten op voor de ondernemingen, die hun kosten dan moeten drukken. Eerst wordt op de loonkost bespaard, wat ontslagen impliceert. Als de jobcreatie laag is, vergroot de kans dat de ontslagen werknemers in langdurige werkloosheid terechtkomen en moeilijk opnieuw een baan zullen vinden. De olieprijs op dit moment staat in reële termen op een hoger niveau dan tijdens de oliecrisissen van de jaren zeventig. Dat hoeft geen probleem te zijn omdat bedrijven nu minder afhankelijk van olie zijn. Toch bestaat het gevaar dat als de olieprijzen blijven stijgen ook de effecten ervan zullen te zien zijn op de arbeidsmarkt. Het komt er dan op aan jobcreatie voor bedrijven aantrekkelijker te maken en jobdestructie te ontmoedigen door eventuele loonlastenverlagingen door te voeren. Intussen weet men dat het effect van de loonkosten op de tewerkstelling vrij substantieel is in België.

3. Entrepreneurship. Vaak hoort men dat vrij veel jobs verloren gaan ten gevolge van sluitingen. Zelden verneemt men de succesverhalen van nieuwe bedrijven die worden opgestart en op enkele jaren honderden werknemers in dienst hebben. Het feit dat bedrijven sluiten en worden vervangen door jonge dynamische ondernemingen zou moeten worden beschouwd als een positieve evolutie. Bijna 54% van alle nieuwe jobs in Vlaanderen wordt gecreëerd door startende ondernemingen. Daartegenover staat dat 39% van alle geschrapte banen in Vlaanderen het gevolg is van ondernemingen die sluiten. Netto gezien betekent dit dat het vooral de starters zijn die voor de nieuwe jobs zorgen. Een beleid dat erop is gericht starters te stimuleren is dan ook ten zeerste aan te moedigen.

4. De structuur van de werkloosheid en jobreallocatie. België heeft een grote proportie langdurig werklozen in de totale werkloosheid. Deze werklozen worden niet of moeilijk opnieuw in het arbeidsproces ingeschakeld omdat het voor ondernemingen niet langer aantrekkelijk is hen in dienst te nemen. Dit kenmerkt de meeste Europese landen. De les die we hieruit kunnen trekken is dat een overheid ervoor moet zorgen dat iemand die werkloos wordt snel genoeg opnieuw een baan krijgt. Dat kan alleen als er genoeg banen worden gecreëerd. Hoge jobcreatie gaat gepaard met hoge jobdestructie en dus wordt de gemiddelde duur van een job korter. Het voordeel is dat de kans langdurig werkloos te worden ook zienderogen verkleint. Dat is nu juist een van de belangrijkste problemen in België. Een belangrijke indicator van dit dynamisme is de gemiddelde jobreallocatiegraad: de som van jobcreatie en jobdestructie uitgedrukt als een percentage van de totale tewerkstelling. In België is dat percentage een van de laagste van de landen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ( Oeso). De gemiddelde jobreallocatie in de industrie in België schommelt rond de 10%, terwijl die in de Verenigde Staten rond de 20% ligt. Bovendien is het dynamisme in Wallonië veel lager dan in Vlaanderen. De gemiddelde jobreallocatiegraad in Wallonië is 9%, in Vlaanderen 13%. Met andere woorden: het werkscheppings en -vernietigingsproces blijft nog steeds weinig dynamisch, hoewel Vlaanderen het beter doet dan Wallonië.

Dit zijn enkele alternatieve verklaringen voor een hoge werkloosheid en een weinig dynamische arbeidsmarkt.

Jozef Konings

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content