Het paradijs van Voltaire
Aan het eind van een lange oprijlaan ligt het kasteel van Cirey-sur-Blaise, eigendom van de heer en mevrouw de Salignac Fénélon. In dit prachtige gebouw, gelegen in een grandioos domein, voelde Voltaire zich ooit thuis.
Het is tien uur in de ochtend, februari en ijzig koud. Wat schaarse zonnestralen werpen een feeëriek licht op de kleuren van de omringende natuur: het groen van bossen en weiden, gedompeld in een allesoverheersende rust. Het is niet moeilijk zich deze streek voor te stellen zoals ze er bijna drie eeuwen geleden uitzag. François-Marie Arouet, bijgenaamd Voltaire, arriveerde hier rond dezelfde tijd van het jaar met de diligence, op zoek naar beschutting en liefde in de onverstoorbare rust van deze omgeving.
De jonge onstuimige schrijver, geboren in Parijs in 1694, zat ooit elf maanden in de Bastille omdat hij satirische geschriften gepubliceerd had tegen de gevestigde macht. Na een tweede verblijf in de gevangenis, het gevolg van een twist met een edelman, nam Voltaire de wijk naar Engeland waar hij drie jaar verbleef. Bij zijn terugkeer naar Frankrijk in 1734 publiceerde hij zijn “Lettres Philosophiques” of “Lettres Anglaises”: weer een bom onder het gezag…
Hij vluchtte naar Lotharingen, waar hij een onderkomen vond bij zijn vriendin madame du Châtelet: een markiezin voor wiens charmes hij een jaar eerder al was bezweken tijdens een bezoek aan de Opéra.
In Cirey
kon Voltaire niet ongevoelig blijven voor de schoonheid van de omgeving en van het (nochtans onafgewerkte) kasteel. Volgens een document uit de 12de eeuw zou Cirey gebouwd zijn op de overblijfselen van een middeleeuwse vesting. De bouw begon in 1642 toen de familie du Châtelet, verwant aan de hertogen van Lotharingen, eigenaar werd van het domein.
Voltaire kreeg de vrije hand om het gebouw volgens zijn smaak aan te passen, te restaureren en te vergroten. Ondanks hun adellijke titel baadden de du Châtelets niet in weelde, terwijl Voltaire wel redelijk gefortuneerd was. Hij engageerde metselaars, schilders en schrijnwerkers; zelf ontwierp hij de versieringen en de inscripties voor het ereportaal, de prestigieuze toegang tot het kasteel.
Deze poort herinnert aan de zee als oorsprong van het leven op aarde. Vandaar de aanwezigheid van allerlei schelpen en van Neptunus, de god van de zee: met gesloten ogen aan de ene kant van de poort, met open ogen aan de andere kant. Een wereldkaart verbeeldt de reizen van de schrijver, de doedelzak vormt een knipoog naar de muziek. Een deel van de versiering in het portaal verwijst naar de zaken waarvoor de markiezin zich interesseerde: astronomie, geometrie, literatuur,…
Het interieur
van het kasteel is monumentaal, ondanks de geringe omvang van de vertrekken die aldus makkelijk te verwarmen zijn. Een trap strekt zich uit van de kelders tot de zolder, met brede trapdelen in gehouwen stenen van verrassende afmetingen.
In de eetkamer lijkt de tijd te hebben stilgestaan: het vaatwerk, de dientafel en de bordenlift naar de keuken (een verdieping lager) zijn nog altijd zoals destijds. De ramen bieden een subliem uitzicht op de tuin en de heuvels die overdekt zijn met wijngaarden.
In de bibliotheek, tot aan het plafond volgepakt met boeken, staat een bureau dat doet denken aan een vooroorlogse schoolbank. In de kapel met stenen beelden echoën de gebeden van Voltaire.
Het salon is getooid met schitterende Brugse wandtapijten van eind 17de en begin 18de eeuw, die de zeven wereldwonderen voorstellen. Aan de muur hangt een portret van de markiezin; de fauteuils in Louis XVI zijn opgesmukt met illustraties uit de fabels van La Fontaine.
De tien jaren die Voltaire hier doorbracht, waren voor hem een periode van intense literaire productiviteit. Cirey maakt dan ook deel uit van de literatuurgeschiedenis.
‘s Winters
was vanaf de avondschemering het gehuil van de wolven hoorbaar rondom het dorp. Om de aandacht af te leiden van dit sinistere geluidsdecor, liet Voltaire op een dag een rondtrekkende groep poppenspelers naar het kasteel komen. Het succes van dit optreden bij de entourage van madame du Châtelet bracht hem op het idee een theater in te richten op de zolder van het kasteel.
Het toneel is minuscuul, maar er ontbreekt niets: het voetlicht vooraan de scène, het gekleurde achterdoek, de uitgang naar de loge. Een paar banken in het zaaltje bieden plaats aan de toeschouwers. De genodigden kregen ook rollen toebedeeld in de talrijke stukken die Voltaire schreef tijdens deze erg creatieve periode, waaronder “La mort de César” uit 1735. Boven het toneel staat nog een inscriptie te lezen, aangetast door de tand des tijds: “Tableau vivant”.
Ondanks zijn intense activiteit werd Voltaire verteerd door heimwee naar Parijs; regelmatig verliet hij dan ook Cirey om naar de Lichtstad te trekken, maar hij reisde ook naar Pruisen en naar de Nederlanden. Na de dood van de markiezin in 1749 (bij de geboorte van een kind dat noch van haar echtgenoot noch van Voltaire was) nam François-Marie Arouet definitief afscheid van het kasteel van Cirey, dat zijn paradijs op aarde was geworden.
Bijna dertig jaar later, in 1778, stierf de schrijver in Parijs op 84-jarige leeftijd.
CHANTAL CORTHALS / CDT – PHILIPPE LEMOINE
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier