Het palet van Permeke
In België loopt de Antwerpse binnenhuisarchitect Jean De Meulder zelden in de schijnwerpers. Nochtans dragen zijn cliënten in de VS, Parijs, Rome en Wenen hem op handen. Tijd voor een ontmoeting met de man die het huwelijk smeedde tussen soberheid en warmte, tussen strakke eenvoud en veelzeggend detail.
We wilden Jean De Meulder introduceren als een gezellig causeur, maar daarmee zouden we velen op het verkeerde been zetten en hem onrecht aandoen. Zijn warme stem en vlotte praatstijl doen denken aan de losse causerie, maar de pregnante beschrijvingen en spitse vergelijkingen tillen zijn betoog op een hoger platform. Het beluisteren van flarden opgenomen gesprek is dan ook een verrassing. Zijn uitleg blijkt gelardeerd met een interessante eruditie, zonder dat hij aanstellerig of overladen overkomt. We durven het evenwel geen bedrieglijke eenvoud noemen. Een cliché past immers absoluut niet bij de certaine présence en het authentieke oeuvre van deze door de wereld gelooide, Antwerpse binnenhuisarchitect en meubelontwerper.
Zijn werkstijl vormt een perfecte weerspiegeling van zijn spreektrant. Eenvoud, soberheid, rust en ruimte maken het palet uit waarmee hij creëert. Dit simpele kwartet roept armoede en schraalheid op, maar die indruk keert De Meulder om door uitgekiend aangebrachte details en kunstobjecten. Zo schept hij een subtiele harmonie, waarin het behaaglijk wonen moet zijn.
Minimalisme
komt niet zelden voor in spontane beschrijvingen van zijn werk. “Ik heb altijd een minimalistische invloed ondergaan”, geeft de 57-jarige interieuralchemist toe. In één adem, met een fond van kregeligheid in de anders zo beleefde stem: “Maar ik heb niets te maken met de hedendaagse minimalistische golf. Het is een modekreet die te pas en te onpas gebruikt wordt. Mode is niet aan mij besteed, ik laat me niet op sleeptouw nemen door trends of scholen. Ik kies voor tijdloosheid.”
Wie zijn interieurs betreedt, voelt zich in een mum van tijd ondergedompeld in een warmte die je nooit met minimalisme zal associëren. “Ik zou niet in een minimalistisch ingericht huis kunnen wonen”, haakt hij in. “Minimalisme is het nirwana voor fotografen. Ze schieten de prachtigste sessies. Maar het is me te koel en te klinisch. Als ik, bijvoorbeeld, in de keuken sta, wil ik niet de indruk hebben me in een laboratorium te bevinden. Ik kook graag, ik houd het dus praktisch. Het woongevoel vind ik bijzonder belangrijk. Het feitelijke en het emotionele wooncomfort maken de essentie uit. Voor ik een opdracht aanvaard, praat ik altijd uitvoerig met de bewoners van het huis of de gebruikers van de kantoren. Ik heb mijn stijlconcept en mijn opvattingen waarvan ik niet afwijk, maar ik wil eerst wel weten of de bewoners het goed vinden. Ik wil me niet opdringen. De accenten kan ik aanpassen aan de levenswijze en het wooncomfort van de bewoners. Het Franse gezegde luidt weliswaar le style fait l’homme, maar het is net omgekeerd. Vooraf vraag ik altijd dat mijn potentiële cliënten me in zeven woorden uitleggen wat voor gevoel hun huis moet oproepen. Ik eis dus een intellectuele inspanning van hen. We gaan niet even rond de tafel zitten om een budget overeen te komen, ik wil dat ze zich goed zullen voelen in het interieur.”
Het misverstand
laat zich makkelijk verklaren: de soberheid, de strakke lijnen en het creëren van opvallend veel ruimte doen denken aan het minimalisme, terwijl de warme materialen, kleuren en details de tegenovergestelde weg inslaan. Zijn interieurs zijn aangekleed.
Het kleurenregister speelt geen geringe rol. De Meulder gebruikt nooit primaire en zelfs geen secundaire kleuren. “Ik vervuil de kleuren”, laat hij zich ontglippen, maar daar komt hij later op terug. “Ik meng, ik verrijk kleuren. Ik kan geen grijs maken zonder er oker aan toe te voegen.”
Harde contrasten vind je al evenmin. Hij houdt het bij warme, aardse nuances. De mediterrane sfeer is nooit ver weg, maar tegelijkertijd heeft het geheel iets typisch Vlaams. “Klopt”, bevestigt hij. “Ik streef naar een zuiders palet, maar gebruik daarbij de Vlaamse tinten. Vooral de schilderijen van Permeke inspireren me, de kleuren van de West-Vlaamse akkers. Vreemd genoeg zijn die tonen sterk verwant met het palet van modeontwerper Armani. Het noorden en het zuiden ontmoeten elkaar, waarbij de aardse kleur als go-between optreedt.”
De referentie naar Armani mag niet verbazen. De modewereld stond niet ver van De Meulders wieg, letterlijk zelfs. Zijn Engelse moeder Mary Prijot richtte de Antwerpse modeacademie op, inmiddels de bakermat van enkele generaties Vlaams ontwerptalent.
Uiteraard wil De Meulder het licht naadloos laten samenvallen met zijn kleurtoon. Ook op dit terrein gaat hij de hardheid en de confrontatie uit de weg en speurt hij consciëntieus naar de tussenschakel. Wie een definitie zoekt van zacht licht, moet maar eens naar een creatie van De Meulder. De omschrijving schemering ligt op de tip van de tong, maar voldoet niet. “Ik streef naar harmonie tussen rechtstreeks licht en een verlichting uit een ander perspectief. Het tweede dempt de directe inval.” Andermaal trekt hij resoluut op zoek naar een warme sfeer. We zouden het als knus willen omschrijven, maar ook dit woord past niet in het raffinement van het geheel. We houden het liever op sereen.
Zijn huis
in de zoom van het Antwerpse centrum dateert uit de jaren vijftig. De onopvallende voorgevel geeft geen geheimen prijs. Het is wachten tot binnen voor je kan baden in de subtiliteit van De Meulder. Een traditionele gang komt uit op het salon en het bureau, maar we betreden de niet door muren of schotten gehinderde ruimte vanuit de eetkamer aan de straatkant. Een monumentale tafel met een blad van gechloreerd hout versterkt de lengte-impressie van het vertrek. Ruimte lijkt het sleutelbegrip. “Ruimte is de grootste luxe”, beaamt De Meulder.
Dankzij de chloorbehandeling kreeg de tafel een zekere sensualiteit. De ovalen stoelen, ook een ontwerp van De Meulder, dragen bij tot de zinnelijke indruk. Je hebt zin om het materiaal aan te raken.
Een grote zwartwitfoto van een balkon, een werk van Marc Luyten, aan de ene muur en een sober sibillijns schilderij van de Chinees Xiao-Xia aan de andere zijde wijzen op De Meulders andere passie, de opname van kunstobjecten in het geheel. Ze fungeren er niet als decoratie, maar maken wezenlijk deel uit van de creatie. Interieur en kunst ademen tegelijkertijd.
In de zithoek merken we dezelfde touch. De kracht van de eenvoud, de veelzeggendheid van het ascetisme blijkt uit de zwarte rechthoeken van Alan MacCollum en een markant tableau van Pier Paolo Calzolari, een adept van de arte povera. Steeds weer stuiten we op eenvoud. “Maar het mag geen pauperisme worden”, stuurt De Meulder bij. “De aankleding is wel degelijk van belang, maar het is een afgewogen aankleding. Het past bij mijn uitgangspunt: ik werk door eliminatie in plaats van accumulatie.”
Hij loodst ons naar de open haard. Op de okergrijze steen staat een slanke vaas met één orchideetak. Het is zijn handtekening: “Een pompeuze vaas met een weelderige ruiker vind je niet bij mij. Ik stapel de ruimte ook niet vol met objecten en blijf spaarzaam met kunst aan de muur. In plaats van te decoreren, zoek ik naar harmonie.”
Zijn werk vergelijkt hij wel eens met een symfonie. “Althans in de zin van harmonie. Geen klaroenstoten dus,” verduidelijkt De Meulder. “Naar Wagner luister ik niet. Mijn voorkeur gaat uit naar Erik Satie, Chet Baker en Keith Jarrett. Dat wil ik ook: veel uitdrukken met weinig en eenvoudige middelen.” Weifelt even, laat zich zakken in de stoel achter zijn houten bureau, een De Coen-ontwerp uit de jaren dertig: “Het gaat om de tegenstelling tussen een barokkerk, waar ik niet van houd en de strengheid van een cisterciënzerabdij.”
De zwarte achtergevel
van het huis verrast. “De verflaag was een gemakkelijke manier om de lelijke baksteen aan het oog te onttrekken”, glimlacht De Meulder. “Het zwart verwijst ook naar de vele gelijkaardige gevels in Londen en New York. Samen met het Middellandse-Zeegebied hebben die grootsteden me het meest geïnspireerd.” Andermaal vergast hij ons op een paradox: een extreem urbane cultuur tegenover een kabbelende landelijkheid, het hyperhedendaagse tegenover een eeuwenoud patina.
Onmiskenbaar beantwoordt de tuin aan de visie die De Meulder er voor zijn interieurs op nahoudt: een sobere, grotendeels groen blijvende plantenkeuze, een haast meetkundig uitgewogen rechthoek, waarvan de strakheid tijdig doorbroken wordt met enkele uitbundiger struiken en bamboe. Als overgang leunt een teakhouten vloer tegen de gevel. Meubelen uit hetzelfde hout en de even klassieke als onovertroffen Impruneta-potten werden geplaatst met een gewiekst uitgemeten nonchalance. Bloemen vind je er vrijwel niet. Ze krijgen geen kans om de harmonie te verstoren.
Zijn visie
ontwikkelde De Meulder tijdens lange omzwervingen. Na zijn studies aan het Brusselse Sint-Lucas, werkte hij bij de inmiddels opgedoekte, Brusselse interieurontwerper en aannemer Vanderborght. Het gerenommeerde huis stuurde hem onder meer naar Rome en Parijs. Al vrij gauw kreeg hij de opdracht om de kantoren van de luchtvaartmaatschappij Pan American Airlines te ontwerpen. In Rome bleef hij hangen. Tijdens een intermezzo in België ontmoette hij antiek- en kunsthandelaar Axel Vervoordt. Samen richtten ze een pand in op de hoek van de toen nog leegstaande Vlaeykensgang in het Antwerpse centrum. “In de beginperiode hadden we niet eens verwarming.” Begin jaren tachtig bleken hun activiteiten te ver uiteen te liggen en gingen de leden van het succesduo ieder hun eigen weg.
De Meulder leek wel voorbestemd tot de binnenhuisarchitectuur. Zijn overgrootvader ontwierp en fabriceerde meubelen. De volgende generaties legden de klemtoon veeleer op decoratie en nog later puur op interieurontwerpen. Inmiddels stapt alweer een volgende generatie in de voetsporen. Dochter Vanessa studeerde recentelijk af in Antwerpen. Of ook zijn jongste dochter Elisa dezelfde passie erft, is voorlopig een open vraag. Zij is bijna twee jaar.
LUC DE DECKER, JAN VERLINDE
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier