Het ongelijk van de profeten?
Van de verplichting om genetisch gewijzigde voedingsproducten te etiketteren, is in de praktijk maar weinig te merken. Is er iets loos?
Op 26 mei 1998 keurde de Europese Commissie de verordening goed die de etikettering van voedingsproducten op basis van genetisch gewijzigde maïs of soja moet regelen. Op 1 september trad ze in werking. Maar heeft u er al iets van gemerkt? “Het is moeilijk na te gaan of de verordening wordt nageleefd,” zegt Christine Vinkx van de Algemene Eetwareninspectie. “Er zijn nog maar weinig etiketten te vinden in de winkels.”
ONUITVOERBAAR.
De opvallende afwezigheid van genetisch gewijzigde soja of maïs op het winkelschap, staat in schril contrast met het luide protest dat Greenpeace hierover in het najaar van 1996 liet horen. Johan Hallaert van de Federatie Voedingsindustrie ( LVN) relativeert: “De verordening heeft betrekking op soja en maïs. Soja was al een tijdje op de markt, maar daar was het belangrijkste product de olie. En die moet niet geëtiketteerd worden omdat ze niet wezenlijk verschilt van traditionele sojaolie. Bij maïs is de nieuwe oogst nog niet op de markt. Wellicht komt die er vanaf volgende maand.”
Paul Verhaeghe, gedelegeerd bestuurder van LVN, spreekt echter krassere taal. Volgens hem is de nieuwe verordening “in realiteit onuitvoerbaar” omdat drie essentiële elementen van uitvoering onvoldoende zijn uitgeklaard. Eén: de drempelwaarde, namelijk vanaf welke hoeveelheid aan genetisch gewijzigde bestanddelen is etikettering verplicht? Twee: de negatieve lijst, voor welke voedingsmiddelen is etikettering sowieso niet nodig? En drie: de analysemethode, welke testmethode kan officieel worden opgelegd om na te gaan of er genetisch gewijzigde bestanddelen in het voedsel aanwezig zijn?
“Bedrijven hebben een hemelse schrik om die verordening toe te passen,” zegt Verhaeghe. “Om het probleem van de etikettering te vermijden, zoeken ze naar uitwegen via substitutie.” De LVN-topman ziet de toekomst somber in. “Hoe trager de uitvoering van de verordening van de grond komt, hoe meer aanleiding ze zal geven tot ongerustheid. Niet de consument ligt wakker van de problematiek, wel een aantal bewegingen die het vacuüm hebben bezet.”
En dit vacuüm is er. Uit een studie van Dimarso vorig jaar bleek dat slechts 57% van de Belgen ooit had gehoord van het genetisch wijzigen van erfelijk materiaal van voedingsmiddelen. Daarom bracht de LVN onlangs een eenvoudig geschreven brochure uit (*) om die dialoog met de consument op gang te brengen.
Weinig voordeel.
Eén van de fundamentele problemen in het hele debat is dat het consumentenvoordeel van genetisch gewijzigd voedsel (zie tabel) niet altijd even duidelijk is. Eind 1996 kwamen de eerste genetisch gemanipuleerde sojabonen aan in België, niet omdat ze commercieel nut opleverden voor de eindgebruiker, maar wel omdat ze ongevoelig waren gemaakt voor de onkruidverdelger Roundup van de chemiereus Monsanto. Het waren dus vooral de landbouwer en de chemische industrie die er voordeel bij hadden. Vóór de markt het goed en wel besefte, werd de soja verwerkt in allerlei sauzen en soepen, meelkoekjes, gebak en diepvriespizza’s.
Hetzelfde gebeurde met maïs. Eind 1997 gaf de overheid de toelating om een genetisch gewijzigde maïsvariëteit in te voeren en te kweken in Europa. Wetenschappers hadden die plant insectenresistent gemaakt. Maïs wordt vooral gebruikt als veevoeder, maar ook als ingrediënt in verschillende voedingsproducten zoals snoepgoed, sauzen en confituren.
Geeft die maïs aanleiding tot prijsverlaging? Neen. Bevat ze extra vitaminen of mineralen? Neen. Maakt ze een product beter houdbaar? Evenmin. Is het dan niet logisch dat de consument achterdochtig werd of op zijn minst vragen ging stellen? Paul Verhaeghe erkent dat probleem. “Het is een harde les voor de toekomst,” zegt hij.
Zo is het opvallend dat genetische modificatie in de geneeskunde nooit op dezelfde wijze in vraag werd gesteld als in de voedingssector. Nu al vind je diverse geneesmiddelen bij de apotheker die gemaakt werden met deze techniek: er is insuline voor mensen die aan suikerziekte lijden, er bestaat een vaccin tegen geelzucht ( hepatitis B) en er is een middel dat hartinfarcten beter behandelt. Op de markt zijn er ook al waspoeders te koop met biotechnologisch vervaardigde enzymen, waardoor bijvoorbeeld vetvlekken kunnen worden opgelost bij lagere temperaturen. Het voordeel voor de consument? Een lager energieverbruik én kleren die langer meegaan. Dit product werd zonder problemen aanvaard.
“Eigenlijk heeft Greenpeace de kwetsbare voedingssector voor een deel gebruikt om zijn eigen agenda – de milieuproblematiek – te berde te brengen,” zegt Paul Verhaeghe. “En ik kan hen dit niet kwalijk nemen. Zij zijn als de profeten in het Oude Testament. Ze moeten signalen geven als dingen effectief kunnen mislopen. Maar misschien hebben wij ze daarvoor te veel het podium gegeven.”
“Biotechnologie en onze voeding: een stand van zaken”, Federatie Voedingsindustrie (LVN), Tel. (070) 22.22.77, http://www.lvn-fia.be
PDP
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier