Het nieuwe Japan komt eraan
De herstructurering van Japan zal volgend jaar in een versnelling raken. De basis van een evenwichtiger economie krijgt vorm.
Na tien jaar van voorzichtige hervormingen, handig afgedekt door herhaaldelijk getalm, krijgt het nieuwe Japan in 2001 duidelijk zichtbare contouren. En het zal vooral het eerste jaar zijn van autonome economische groei na het uiteenspatten van de zeepbel tien jaar geleden. Het komende jaar zal de herstructurering van Japan in een versnelling raken, daartoe aangezet door de globalisering, de snelle verspreiding van het internet en de groeiende druk vanuit de kapitaalmarkt. De afbrokkeling van het traditionele naoorlogse systeem zal doorgaan, met een buitengewoon hoog aantal faillissementen voor een periode van economisch herstel. De meeste sectoren van de Japanse economie zullen een groot aantal fusies en overnames te zien geven, waarbij buitenlanders uitstekende ondernemingsactiva opkopen tegen gedwongen verkoopprijzen.
Ondertussen zullen goed geleide Japanse bedrijven duidelijke tekenen van herstel te zien geven. De bedrijfswinsten zullen over de gehele linie uiteindelijk hoger uitkomen dan die van 1989. Als gevolg daarvan zullen de angst en de onzekerheid die Japan het afgelopen decennium hebben gekenmerkt, geleidelijk verdwijnen.
Een grootschalige economische herstructurering is een moeizame en langdurige kwestie. Of de gewenste resultaten nu worden bereikt of niet is op het moment zelf zelden duidelijk. Voor zowel Groot-Brittannië als de Verenigde Staten werd de basis van de huidige welvaart bijna twee decennia geleden gelegd, maar tot het midden van de jaren negentig was het idee van een voortdurende neergang wijdverbreid. In het geval van Japan hebben er wezenlijke veranderingen plaatsgevonden.
Tot nu toe zijn de meest zichtbare effecten negatief geweest: faillissementen, werkloosheid, waardevermindering van de aandelen en een zwak vertrouwen van de consument. Maar de basis voor een meer evenwichtige economie krijgt vorm. Sinds 1990 is de totale werkgelegenheid licht gestegen, maar de industriële werkgelegenheid is met 15% afgenomen – een ontwikkeling die overeenkomt met de Amerikaanse ervaring van tien jaar geleden.
Duizenden metaalverwerkende bedrijven die de concurrentie niet aankonden zijn verdwenen, terwijl een paar van de beste Japanse ondernemingen het belang hebben leren inzien van kernactiviteiten. Toshiba en Fujitsu besteden nu de productie van geheugenchips en pc’s bij Taiwanese bedrijven uit en concentreren hun eigen inspanningen op producten met een hogere toegevoegde waarde en op internetstrategieën.
Er is ook een sociale verandering te zien, omdat traditionele rolmodellen ter discussie staan of simpelweg worden genegeerd. Japanse vrouwen worden assertiever – ten dele omdat de behoefte aan een thee schenkende dame op kantoor schaarser is geworden binnen de hedendaagse afgeslankte organisaties. Er gaat nu al een groter aantal vrouwen dan mannen naar het hoger onderwijs. De jongere generatie verliest in toenemende mate haar geduld met de rogai (letterlijk: bejaardenschade) die oudere burgers veroorzaken aan de top van de Japanse economische piramide. De jeugdcriminaliteit neemt snel toe, maar het aantal nieuwe ondernemingen – gesteund door durfkapitaal – ook. De Japanse jeugdcultuur – op het gebied van ontwerpen, animatie en videospelletjes bijvoorbeeld – doet zo van zich spreken dat ze concurreert met die van Los Angeles en Londen. Ondertussen valt het op dat er meer buitenlandse werknemers zijn verschenen in de grote steden, wat een nieuwe uitdaging oplevert voor de zolang verheerlijkte Japanse culturele homogeniteit.
Een wandeling over Omotesando, de Champs Elysées van Tokio, geeft een goede indruk van de verandering die het economische landschap ondergaat. In Japans chicste winkelgebied zijn nu verschillende new wave-winkels gevestigd, zoals Uniqlo, een kledingzaak die lage prijzen hanteert, en Tsutaya, een landelijke keten van videotheken. Maar de meest in het oog springende verandering is de aanwezigheid van buitenlandse bedrijven als Gap, Boots, Bodyshop, Starbucks, Aigle en Gucci.
Het groeiende aantal buitenlandse winkels maakt deel uit van de enorme toename van directe investeringen uit het buitenland, die sinds 1997 zijn verviervoudigd. Zelfs het industriële centrum is veranderd. In 1990 telde Japan negen autofabrikanten, die allemaal buitenlandse vestigingen hadden. Nu zijn er slechts twee onafhankelijke producenten overgebleven. De rest is opgegaan in Europese en Amerikaanse bedrijven. De oude logica van de onderling met elkaar verbonden keiretsu is in de financiële crisis van 1997 tenondergegaan en zelfs een grote naam als Nissan kon niet langer worden behoed voor een bestuurlijk fiasco.
Maar verreweg de belangrijkste buitenlandse invasie vindt plaats in de financiële wereld. Overheidscontrole over de financiën was een essentieel kenmerk van het naoorlogse Japan. De kapitaalverschaffers – de huishoudens – werden opgeofferd aan de belangen van de politiek machtige kapitaalgebruikers. Concurrentie om het rendement te maximaliseren bestond eenvoudig niet, evenmin als transparantie, verantwoordingsplicht en alle andere vertrouwenwekkende begrippen die bij bankieren horen. In de deflatoire neergang van de jaren negentig kwam daar een einde aan.
De jongste jaren switchte het Japanse politieke establishment tussen hervormingsdrang en het verlangen om machtige belangengroepen te beschermen tegen ongebreidelde financiële concurrentie. Maar de aanwezigheid van buitenlanders op sleutelgebieden van het financiële systeem betekent dat de beweging in de richting van efficiëntie op financieel terrein onomkeerbaar is. De barbaren – de buitenlandse eigenaren van effectenhuizen, verzekeringsmaatschappijen, banken en fondsbeheerders en hun ter plekke aanwezige advocaten- en accountantskantoren, belastingdiensten en consultants – bevinden zich al in groten getale binnen de poorten van de Japanse maatschappij. Er is nu geen weg terug.
In de vroege jaren tachtig was de vestiging van Japanse ondernemingen in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië een belangrijke katalysator voor economische herstructurering. Japanse autofabrikanten en elektronicaconcerns dwongen inefficiënte binnenlandse concurrenten om hun productie op te jagen of om uit de markt te stappen. Zij introduceerden ook nieuwe denkwijzen over de kwaliteit van het product en de relaties met de toeleveranciers, en maakten het voor een bedrijfsleiding die onder de maat presteerde onmogelijk om aldoor de schuld op de werkvloer te gooien. De buitenlandse expansie in de Japanse financiële sector zal een dergelijk effect hebben. Om te overleven, zullen binnenlandse financiële ondernemingen alle facetten van hun handelen opnieuw tegen het licht moeten houden, van investeringen in IT tot het beloningssysteem en het personeelsbeleid.
Buitenlandse aandeelhouders bezitten nu zo’n 18% van de Japanse effectenmarkt en buitenlandse effectenkantoren beheersen een derde van de aan- en verkopen. Het systeem van wederzijdse deelname aan elkaars aandelenkapitaal dat het Japanse bedrijfsleven in staat stelde zijn eigen grootste aandeelhouder te zijn en dus tegenover niemand verantwoordingsplichtig te zijn, brokkelt af. Het effect op het gedrag van het bedrijfsleven zal aanzienlijk zijn. Alle Japanse ondernemingen besteden meer aandacht aan de relatie met hun investeerders. Vanaf 1990 is het aantal gekwalificeerde financiële analisten gestegen van 2400 naar 15.000 – ongeveer gelijk aan het aantal advocaten. Als deze beter opgeleide groep verantwoordelijke posities bereikt, zal de manier waarop investeringsbeslissingen totstandkomen uitgekiender worden.
Er zijn wezenlijke verbeteringen gaande met betrekking tot de duistere financiële administratiepraktijken waar Japan berucht om was. Vanaf 2001 zullen de bedrijven verplicht zijn lopende pensioenverplichtingen te boeken en moeten ze aan de markt duidelijk kenbaar maken wat ze aan onroerend goed bezitten. Bovendien bemoeilijkt de invoering van strengere financiële regels het aanhouden van clandestiene rekeningen en het wegsluizen van verliezen naar dochterbedrijven. De wettelijke straffen bij overtredingen zijn enorm gestegen, zoals elf directeuren van de Daiwa Bank in september 2000 ontdekten toen een Japanse rechtbank hen veroordeelde tot de betaling van bijna twee miljard gulden aan aandeelhouders voor verliezen die voortvloeiden uit een schandaal in de aandelenhandel.
Gedurende de jaren negentig, het ‘verloren decennium’ van Japan, werden economische hervormingen herhaaldelijk teruggedraaid. De zelfgenoegzame ‘zaken zijn zaken’-mentaliteit heeft te lang de boventoon gevoerd. De cultuur in het bedrijfsleven is nu echter veranderd. Er wordt strenger gekeken naar incompetentie en fiasco’s en de straffen zijn veel hoger. Als gevolg hiervan zal het eerste herstel in 2001 na de financiële catastrofe van 1997 zich kenmerken door een grotere discipline en een grotere duurzaamheid dan de voorgaande keren.
Japan is niet langer de economische moloch van de jaren tachtig, maar het is ook niet langer synoniem met het eeuwige uitstel en de verlammende werking die het in de jaren negentig tentoonspreidde.
Peter Tasker is een vennoot van Arcus, een vermogensbeheerder die in japanse effecten is gespecialiseerd. Hij is ook auteur van
‘Japan in Play’ en ‘Samurai Boogie’, een roman.
PETER TASKER
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier