Het mooiste moment
Door grafieken en technische indicatoren goed te interpreteren, kunt u het beste moment voor een aan- of verkoop precies bepalen.
Controverses roept ze nog steeds op, maar toch blijft de grafische analyse een efficiënt hulpmiddel bij investeringsbeslissingen, vooral dan als het om de “timing” van een belegging gaat. De fundamentele analyse tracht de intrinsieke “kwaliteit” van een aandeel te bepalen, aan de hand van de resultaten en winstvooruitzichten, de kwaliteit van het management enz. De technische analyse, daarentegen, bepaalt op basis van grafieken en een reeks indicatoren de psychologische toestand van een markt (aandeel, munt, index, grondstof). Beide methoden vullen elkaar dus.
De technische analyse levert ons een reeks gegevens over de sterkte of kwetsbaarheid van een trend op. Ze geeft ook aanwijzingen over de waarschijnlijkheid van een eventuele trendommekeer. De combinatie van de interpretatie en analyse van een reeks grafische instrumenten kan interessante aanwijzingen opleveren voor de correcte “timing” van een belegging. Een perfecte “timing” – op het dieptepunt kopen en op de top verkopen – is in de praktijk echter zo goed als onmogelijk.
Beleggers vergeten het vaak, maar de koersgrafiek zelf is de belangrijkste technische indicator. De koersontwikkeling van een bepaalde waarde kan echter op verschillende manieren grafisch worden weergegeven. De eenvoudigste en bekendste verbindt de slotkoersen met elkaar, waardoor na verloop van tijd een regelmatige curve ontstaat.
De voorstelling van de koers via staafgrafieken (of barcharts) geeft veel meer informatie dan de gewone grafiek op basis van de slotkoersen. Zo’n grafiek (met daggegevens) bestaat uit een reeks opeenvolgende verticale streepjes (een staafje per beursdag). De basis en top van het staafje worden gevormd door de laagste en hoogste koersen die in de loop van die bepaalde dag werden opgetekend. De openingskoers wordt aangegeven met een klein horizontaal streepje links van het verticale staafje, terwijl de slotkoers door een horizontaal streepje rechts van de verticale streep wordt gemarkeerd (zie grafieken).
Vooral met barcharts kan men erg nauwkeurig trendlijnen trekken, een klassiek instrument van de technische analyse. Wanneer deze trendlijnen correct getekend, gebruikt en geïnterpreteerd worden, zijn ze een efficiënt instrument. De trendlijnen behoren tot het arsenaal aan technische instrumenten dat men hulplijnen en die rechtstreeks op de grafiek worden aangebracht.
De lijnen die men voor de analyse trekt, zijn ofwel trendlijnen, ofwel lijnen die grafische figuren omvatten. Trendlijnen zijn steeds schuin of horizontaal. Een steunlijn is een rechte lijn die verschillende kenmerkende dieptepunten van de koersgrafiek verbindt. Omgekeerd verbindt een weerstandslijn verschillende kenmerkende hoogtepunten.
Naargelang men punten verbindt die in de tijd dicht of minder dicht bij elkaar liggen, krijgt men steun- of weerstandslijnen op korte, middellange of lange termijn. Voor het tekenen van een trendlijn zijn minstens twee kenmerkende punten nodig, die men ankerpunten noemt, maar ze heeft alleen zin als ze drie of meer punten met elkaar verbindt. Bij een stijgende trend moet men op de steunlijn letten. Evolueert een aandeel à la baisse, kijk dan goed naar de weerstandslijn.
Verkoopsignaal.
Strikt genomen wordt een verkoopsignaal gegeven wanneer de koers de steunlijn naar beneden toe doorbreekt. Op dezelfde manier is een koopsignaal aan het doorbreken van de weerstandslijn naar boven toe te herkennen. Wanneer de koers een trendlijn aantikt, zegt men dat ze “getest” wordt.
Trendlijnen zijn relatief eenvoudige instrumenten, maar leveren vaak waardevolle signalen op. Ten minste als ze goed getrokken en geïnterpreteerd worden. Bij een aandeel in een stijgende trend betekent de daling van de koers onder de steunlijn dat de trend verzwakt. Is de helling zwak en wordt de trendlijn vaak door de koers aangetikt, dan bestaat er een reële kans op een trendommekeer, een evolutie naar een dalende trend.
De rechten dienen ook om lijnen te trekken die belangwekkende grafische patronen weergeven, zoals driehoeken, rechthoeken en ruiten. Wanneer men gedurende een bepaalde tijd twee parallelle rechten kan trekken, spreekt men van een trendkanaal, dat schuin of horizontaal kan zijn (evolutie in zaagtandvorm). Voordeel: met de koersgrafiek bij de hand heeft men voor de studie van de figuren niets anders nodig dan een potlood, een regel en een gom.
Een figuur die men ook vaak tegenkomt, is die in de vorm van een M of een dubbele top (twee toppen gescheiden door een dal). Die figuur kondigt de daling van een waarde aan. Zijn tegenhanger, een W of dubbele bodem, is vaak de prelude tot een haussetrend.
Een erg bekende figuur in het wereldje van de technische analisten is de “kop en schouders”-formatie. Deze figuur wordt gekenmerkt door drie toppen, gescheiden door twee inzinkingen. De tweede top, het “hoofd”, ligt hoger dan de eerste en de derde, de “schouders”. Beide inzinkingen worden door een lijn met elkaar verbonden, de “neklijn”. Er wordt een technisch verkoopsignaal gegeven wanneer de koers na de vorming van de tweede of rechterschouder onder de neklijn daalt. Een kop en schouders-formatie vindt men vaak in de omgeving van een koerstop. De omgekeerde figuur, een “omgekeerde kop en schouders”, treft men soms na de uitbodeming van de koers aan.
Een uitstekende manier om zich in de technische analyse te verdiepen, is de studie van de verhandelde volumes. Wie het aantal verhandelde aandelen gedurende een bepaalde periode in de gaten houdt, kan daaruit interessante gegevens halen. Zelfs een beginnende belegger begrijpt intuïtief dat omzetten die hoger liggen dan gewoonlijk en met stijgende koersen gepaard gaan, de opkomst van een positieve ondertoon van de markt voor het aandeel in kwestie weergeven.
In de regel helpen de volumes om de intensiteit van de koersbeweging te meten. Hoe hoger de volumes, hoe sterker de druk in de richting van de ontluikende of bestaande trend. Omgekeerd zijn lage volumes tekenen van onzekerheid, van een aarzelende markt.
Meestal worden de volumes voorgesteld door verticale staafjes waarvan de lengte overeenkomt met de verhandelde hoeveelheid gedurende de beschouwde periode (een dag, een week,…). Door de studie van de volumes kan de belegger zijn positieve of negatieve opinie op een bepaald ogenblik versterken voor een aandeel dat hij in portefeuille heeft of zou willen kopen.
De technische indicator die MACD (Moving Average Convergence Divergence) wordt genoemd, is een andere klassieker van de technische analyse. Deze indicator behoort tot de familie van de oscillatoren, om de eenvoudige reden dat hij wordt voorgesteld als een lijn die zich kronkelt rond een horizontale as die als richtpunt dient en die met “0” wordt aangeduid (zie grafiek).
De MACD wordt bekomen door het verschil tussen twee glijdende gemiddelden te berekenen: een kort en een lang. Een glijdend gemiddelde is het rekenkundige gemiddelde van de koersen gedurende een periode in het verleden, uitgedrukt in een aantal dagen. Men noemt het gemiddelde “glijdend” omdat het elke dag opnieuw berekend wordt door de oudste door de meest recente koers te vervangen.
In zijn klassieke versie (MACD 12,26) nam de uitvinder van deze indicator, Gerald Appel, een exponentieel gemiddelde op 12 dagen voor het korte gemiddelde en op 26 dagen voor het lange gemiddelde. Vandaar MACD 12,26. Men geeft een exponentieel karakter aan een glijdend gemiddelde door een grotere weging toe te kennen aan de meest recente koersen en een lagere waarde aan de oudere koersen.
Trigger.
Gerald Appel voegde aan de MACD een tweede lijn toe, die niets anders dan het glijdende exponentiële gemiddelde op 9 dagen is. Die lijn noemt men de signaallijn (soms ook “trigger” of kliklijn). Wanneer ze de MACD-lijn kruist, geeft dat in theorie een technisch koop- (wanneer de MACD-lijn de trigger naar boven toe doorkruist) of verkoopsignaal (wanneer de trigger naar beneden toe wordt doorboord). Deze signalen zijn des te betrouwbaarder wanneer ze zich ver van de horizontale lijn voordoen. Voor de duidelijkheid wordt de MACD vaak niet door een curve, maar door een reeks staafjes weergegeven.
In de praktijk is de MACD (en dat geldt voor alle oscillatoren) vooral bij een eventuele divergentie interessant: wanneer de trend van de MACD à la hausse gericht is, terwijl de koers nog daalt, is sprake van positieve divergentie en is de koers rijp voor een opstoot. Ontwikkelt de MACD zich à la baisse terwijl de koers van het aandeel nog stijgt, dan is sprake van negatieve divergentie en moet men erg voorzichtig met de waarde in kwestie omspringen.
Met andere woorden: wanneer de koerslijnen en de MACD beginnen te divergeren, wil dat zeggen dat voor de waarde in kwestie een trendwijziging op stapel staat. En die kwetsbaarheid is nog meer uitgesproken als de divergentie zich over een lange periode van meer dan vier weken voordoet.
De grafiek van de Belgische telecomgroep Mobistar is in meer dan één opzicht interessant. Tijdens de laatste twee maanden van 1998 vormde de koers een driehoek waarvan de bovenkant gelijk liep met de horizontale weerstandslijn rond 44 euro (EUR). De koers brak hier op een spectaculaire wijze door gedurende de eerste dagen van januari 1999 en dat bij zeer grote volumes. Daarna werd tot half februari een zeer steil haussekanaal gevormd. Op dat ogenblik bereikte het aandeel-Mobistar een historische topkoers van 80 EUR, maar eind februari dook de koers onder de haussetrendlijn.
Parallel daarmee genereerde de MACD een sterk baissesignaal, half februari, met een lijn die tot onder de “trigger” daalde op een niveau dat ver van de nullijn was verwijderd. Dat dubbele signaal kwam er bij eerder lage verhandelde volumes. Echt verontrust hoefde de technische analist niet te zijn, omdat een hausse beter met toenemende omzetten gepaard gaat, terwijl een dalende beweging bij beperkte volumes zeer spectaculair kan zijn.
De koers van Mobistar daalde tijdens de volgende twee maanden bijna even spectaculair als hij eerder gestegen was. Tijdens de maand april deed zich een divergentie voor tussen het haussesignaal van de MACD en de dalende koerstrend. Half mei gaf de MACD een koopsignaal dat des te opvallender was omdat de divergentie zich over een relatief lange periode van twee maanden uitstrekte.
En inderdaad, de koers van Mobistar herstelde tussen midden mei en begin juni en op de grafiek werd een driehoek gevormd. De basis van deze driehoek werd gevormd door een rechte die rond 47,5 EUR horizontale steun gaf. Deze driehoek werd eind juli 1999 naar beneden verlaten. Daarna zagen we een “pull back”, een fenomeen dat zich bij technische analyse vaak voordoet: het aandeel daalde onder zijn steun, maar kwam de zone zeer snel opnieuw “testen” (eind augustus). De oude steunzone is nu een weerstandszone geworden.
Philippe Tomberg
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier