Hét model

Net als loonmatiging behoort ook vermindering van de belastingdruk tot het wezen van het Nederlandse model. Belgische bewonderaars van dit model vergeten dit nogal eens. Anthonie Knoester van de Erasmus Universiteit onderzocht de relatie tussen uitbouw van de overheidssector, de evolutie van de belastingdruk en de economische groei. Zijn conclusies zijn verpletterend.

Rotterdam.

Met de Europese monetaire unie (EMU) in Europa zullen we het met z’n allen beter krijgen. Zo hielden EMU-propagandisten als premier Jean-Luc Dehaene (CVP) ons de voorbije jaren voortdurend voor. Zeker in het zog van opdoffers als de Renault-sluiting (zie omslagverhaal, blz. 30), bekruipt echter steeds meer mensen een averechts gevoel : naarmate de EMU dichterbij komt, groeit de onzekerheid en de twijfel over inkomen en jobmogelijkheden. Dit soort van vicieuze-cirkeldenken volgt onvermijdelijk uit de manier waarop vooral landen als België, Frankrijk en Duitsland beleidsmatig naar die EMU toeleven. Dat is de mening van Anthonie Knoester, professor financieel en economisch beleid aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.

Anthonie Knoester onderzocht de voorbije jaren de relatie tussen uitbouw van de overheidssector, de evolutie van de belastingdruk en de economische groei. Zijn conclusie is verpletterend voor het beleid dat al sinds de jaren zestig in Europa wordt gevoerd. De Siamese tweeling grotere overheidssector gefinancierd door voortdurend opgedreven lastendruk doet de economische machine stilvallen. “In de almaar competitievere internationale verhoudingen kan het niet dat in Europa de collectieve sector beslag legt op gemiddeld 50 % van de beschikbare middelen, terwijl dat in de Verenigde Staten en Japan respectievelijk 33 % en 35 % is,” aldus Knoester. Basiskenmerk van het momenteel bij ons zo geroemde Nederlands model is net de keuze voor zowel een vermindering van het begrotingstekort als het terugschroeven van de lastendruk én dus inperking van de omvang van de overheidssector.

KEYNES IS ECHT DOOD.

Het basisconcept waarmee Knoester werkt, is het omgekeerde Haavelmo-effect. Het is genoemd naar Trygve Haavelmo, de Noorse econoom die in 1989 de Nobelprijs Economie won en als één van de grondleggers van de econometrie mag worden beschouwd. In 1945 publiceerde deze Haavelmo in het tijdschrift Econometrica een analyse waaruit bleek dat de uitbouw van de overheidssector via een opvoering van de belastingdruk een positieve impact uitoefent op de economische activiteit. Centraal in deze groeidynamiek staat het keynesiaanse concept van de begrotingsmultiplicator. Eenvoudig gesteld komt die multiplicator erop neer dat de positieve groei-impulsen komend van een grotere overheidssector de negatieve groei-gevolgen van de hogere belastingdruk overtreffen.

De voorbije twintig jaar toonden aan dat dit keynesianisme niet werkt (zie grafiek : Knoesters carrousel). Anthonie Knoester : “Het Haavelmo-effect werkt in de realiteit in totaal omgekeerde richting. Een uitdeinende overheidssector gefinancierd met toenemende belastingen leidt uiteindelijk tot structureel lagere groei, grotere begrotingstekorten en dus de noodzaak tot nog hogere lastendruk. Belastingen, van welke aard ook, worden immers afgewenteld op de lonen. De negatieve carrousel die op gang wordt gebracht door hogere belastingen, is typisch voor het beleid dat landen als België, Frankrijk en Duitsland hebben gevoerd om de begrotings- en schuldnormen van het Verdrag van Maastricht te halen.”

DE TWEE GEZICHTEN VAN RUUD.

In Nederland groeide al in het begin van de jaren tachtig het besef dat de keynesiaanse techniek onhoudbaar was. De nu 49-jarige Knoester werkte in die dagen op het ministerie van Economische Zaken als hoofd van de researchafdeling en plaatsvervangend directeur op de dienst algemene economische politiek. Ruud Lubbers speelde een schizofrene rol in de geschiedenis van het Nederlandse economisch model, zo herinnert Knoester zich levendig.

“Het eerste kabinet- Dries Van Agt,” aldus Knoester, “kwam in 1977 met een financieel-economisch plan waarin het trio bezuinigingen op de uitgaven, vermindering van het begrotingstekort en stabilisatie van de lastendruk centraal stonden. CDA-fractievoorzitter schoot Ruud Lubbers dit plan lek. Het resultaat was een vergroting van het deficit, een verhoging van de belastingen, een lagere groei en een toenemende werkloosheid. Kortom, het omgekeerde Haavelmo-effect in volle glorie. Onder meer door de tweede oliecrisis ontstond grote druk om het beleidsroer om te gooien.”

Dat gebeurde onder leiding van… Ruud Lubbers die vanaf 1982 in de premierstoel kwam. Anthonie Knoester : “Onder Lubbers verliep het beleid in twee fasen. Gedurende de eerste fase van 1982 tot het einde van de jaren tachtig mikte men via een bevriezing van de lastendruk en een beperking van de uitgaven op een vermindering van het begrotingsdeficit. Dat lukte en zodoende kon men vanaf 1990 overschakelen op de tweede fase, namelijk een effectieve vermindering van de belastingen en dit zowel in de sfeer van de persoonlijke inkomens als inzake vennootschapsbelasting. Dit beleid gaat onverminderd voort : in de plannen van het kabinet- Kok zit voor zo’n 180 miljard frank lastenverlichting.”

Het Nederlandse beleid van de jaren negentig stond volkomen haaks op dat van Duitsland, Frankrijk en België. Daar voerden de regeringen de belastingdruk voortdurend op om de Maastricht-normen te halen. Op die manier ontstond voor Nederland een competitief voordeel. Dat voordeel werd nog ondersteund door een behoedzaam loon- en arbeidsmarktbeleid, wat zich vertaalde in een hoger niveau van economische activiteit en een lagere werkloosheid.

SOCIALER.

Ook voor de andere landen kan het anders. Uit berekeningen van Anthonie Knoester blijkt dat indien België zijn overheidsuitgaven terugschroeft met 1 % van het bruto binnenlands product (BBP) en tegelijk de belastingen met evenveel procent verlaagt, de productie het eerste jaar met 0,5 % stijgt. Na 5 jaar is het positief effect op de economische activiteit opgelopen tot 1,5 %. Anthonie Knoester : “Stel dat België een dergelijke ingreep vier jaar na elkaar toepast. In het vierde jaar krijg je, alleen door deze beleidsingreep, een gecumuleerde toename van het productievolume met 4,7 %.”

Knoester pleit ervoor om een dergelijk beleid op Europese schaal te voeren : “Als alle EU-lidstaten gedurende vier jaar elk jaar zowel de uitgaven als de belastingen met 1 % van het BBP terugschroeven, dan stimuleert dit in open economieën als de Belgische of de Nederlandse de economische groei tegen dat vierde jaar met gecumuleerd 6,3 %. Deze groeiverschillen geven een totaal andere situatie, ook op sociaal vlak. Wat is immers voor de herverdeling het beste : dat men 45 % kan herverdelen van een nationaal product dat 100 is of dat men 35 % kan herverdelen van een nationaal product dat 150 bedraagt ?”

De Rotterdamse hoogleraar meent dat pas de voorbije twee jaar in Duitsland, Frankrijk en België de gedachten in de richting van de Nederlandse strategie zijn beginnen evolueren. Anthonie Knoester : “Het plan- Waigel in Duitsland is kenschetsend in deze context. Trouwens, als men het geweer niet spontaan van schouder verandert, zal de druk vanuit de internationale markten steeds groter worden. De enige vraag is dus of men vrij kiest voor de Nederlandse route dan wel of men er onder dwang toe wordt verplicht.”

Johan Van Overtveldt

PROF. ANTHONIE KNOESTER (ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM) Als België zijn overheidsuitgaven terugschroeft met 1 % en tegelijk de belastingen met 1 % verlaagt, stijgt de productie in het eerste jaar volgend op deze beslissing met 0,5 %.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content