Het licht schijnt in Oostenrijk

In Oostenrijk werkt zogoed als iedereen die wil en kan werken. Met dank aan een flinke dosis flexibiliteit, een doorgedreven sociale dialoog en een efficiënte werkgelegenheidsdienst. Reportage vanuit een modelstaat.

Het is zomer in het station van Linz, de hoofdstad van Opper-Oostenrijk. In af-wachting van hun trein ijsberen de reizigers op het perron, halen iets in het stationswinkeltje, lezen een krant… Of ze werpen een blik op de werkaanbiedingen in de grote inkomhal. Ze worden er opgehangen door JobExpress, een afdeling van de Arbeitsmarktservice (AMS, het equivalent van onze VDAB). Vandaag blijken bedrijven op zoek naar technici met een diploma mechatronica, commerciële krachten en gespecialiseerde arbeiders in de machinebouw. “Het agentschap mikt vooral op mensen die van baan willen veranderen. Door aanwezig te zijn in het station winnen we aan zichtbaarheid”, verduidelijkt Gerhard Strasser, een van de verantwoordelijken van de AMS.

Zichtbaarheid is het sleutelwoord. Hier, aan de oevers van de Donau, moet een werkgever zich tonen, zich mooi maken, zichzelf bijna te koop aanbieden. Deze regio – het industriële hart van Oostenrijk – kent geen crisis. Met een werkloosheidsgraad van amper 3 procent is de invulling van vacante functies de belangrijkste kopzorg voor de arbeidsbemiddelingsdienst en de plaatselijke bedrijfsleiders.

Achter het kolossale Voestalpine, wereldwijd een van de reuzen van de staalsector, zit een netwerk van kmo’s die zich nadrukkelijk op de export richten. Onderaannemers of filialen van de Duitse autosector, maar ook familiebedrijven die kampioenen zijn in hun sector. Het zijn bijvoorbeeld fabrikanten van machinewerktuigen voor de kunststoffenverwerking of voor de spoorwegen en een producent van uitrusting voor de brandweer. “In deze regio zijn al die bedrijven tezamen op zoek naar minstens 8000 geschoolde werknemers”, berekent Hermann Pühringer, een van de directeurs van de kamer van koophandel. Daarom wil hij deze herfst banenbeurzen organiseren in Madrid en Barcelona, in de hoop daar de werknemers te vinden die hier ontbreken.

Geluk en ‘het model’

Welkom in Oostenrijk, een oase van voorspoed te midden van een Europa in crisis. Na de recessie van 2009, toen het bbp met 3,8 procent daalde, heeft de economie zich snel herpakt (+2,3 % in 2010, +2,7 % in 2011). Dit jaar bedraagt de groei wellicht 1 procent, een van de beste prestaties in de Europese Unie. Volgens de jongste cijfers van Eurostat heeft amper 4,5 procent van de actieve bevolking geen werk. Geen enkel ander Europees land doet beter. Begin juli, toen alarmerende berichten over de werkloosheid in de zuiderse eurolanden begonnen door te sijpelen, waarschuwde de Oostenrijkse minister van Werk, Rudolf Hundstorfer, voor het dreigende tekort aan werknemers in zijn land.

“De actieve bevolking neemt tegen 2020 af met 170.000 mensen. Dat is ons voornaamste probleem”, legt hij uit. Zijn kantoor ligt vol met stapels dossiers over hervormingen die de activiteit van de senioren, de vrouwen en de jongeren moet aanzwengelen.

Uiteraard is dat succesverhaal niet alleen maar het werk van de minister. “We zijn een klein land dat geluk heeft gehad, en waar de werkloosheid altijd laag is geweest”, erkent Helmut Hofer, werkgelegenheidsspecialist bij het Weense instituut voor economisch onderzoek IHS. De voorbije decennia werd de groei gestimuleerd door de toetreding tot de Europese Unie, de opening van de grenzen naar het Oosten en recenter door de Duitse boom. Maar dat Oostenrijk zijn voordeel wist te halen uit de gunstige conjunctuur heeft het ook te danken aan zijn ‘model’, een subtiele mengeling van flexibiliteit en zekerheid.

De wortel en de stok

“In tegenstelling tot de Duitsers hebben wij onze arbeidsmarkt niet grondig hoeven te hervormen; ze is altijd al soepel geweest”, benadrukt Stefan Bruckbauer, hoofdeconoom van Bank Austria. Iemand ontslaan kan zonder motivering, het volstaat een vergoeding te betalen die naargelang van de anciënniteit varieert van zes weken tot vijf maanden. Elke maand stort de werkgever ook 1,53 procent van het brutoloon op een geblokkeerde rekening. Bij zijn al dan niet gedwongen vertrek kan de werknemer het totale bedrag van de rekening halen. Het systeem moedigt de arbeidsmobiliteit aan. Bijna de helft van alle Oostenrijkers verandert minstens een keer per jaar van werk.

Johannes Kopf, de jonge baas van de AMS, is blij met dat cijfer. “Sommigen zien in die extreme mobiliteit een teken van instabiliteit. Maar zo vermijden we vooral dat de werkzoekenden ingekapseld geraken in langdurige werkloosheid.” Dat blijkt ook uit de cijfers: de gemiddelde periode van werkloosheid bedraagt drie maanden en amper een kwart van de werklozen zoekt al meer dan een jaar werk. In Belgë is dat 49 procent.

“De druk om werk te zoeken is groot”, getuigt Gabriele, een vijftiger die al twee keer zonder werk viel. Haar vergoeding, 55 procent van het nettoloon, wordt gemiddeld gedurende zes maanden uitbetaald. “Je moet elke week aantonen dat je bij verschillende ondernemingen bent geweest, anders wordt de vergoeding opgeschort.” Anderzijds stelt de AMS tal van instrumenten ter beschikking om de herintrede in het arbeidsproces te vergemakkelijken. Er zijn subsidies voor ondernemingen die mensen aanwerven die het meest kans maken om langdurig werkloos te worden. Er worden ook heel wat opleidingen aangeboden. Gabriele, die nu zelfstandig osteopate is, kreeg een jaar lang praktijklessen en steun bij de oprichting van haar onderneming.

Uniek verbond

De sociale partners zijn een belangrijke schakel in het Oostenrijkse model. Als een soort schaduwregering worden Christoph Leitl, de voorzitter van de kamer van koophandel, en Erich Foglar, de voorzitter van de vakbondsfederatie ÖGB, over alle kwesties geconsulteerd. Het wederzijdse vertrouwen is groot. “We zoeken altijd naar een oplossing die voor iedereen aanvaardbaar is, met respect van het algemeen belang”, verzekert Erich Foglar. Als enige organisatie die in naam van de werknemers spreekt en de nodige banden heeft met het parlement en de regering – minister Rudolf Hundstorfer is een voormalig voorzitter – weet de ÖGB haar visie te doen gelden, zonder aan opbod te doen. De jaarlijkse loononderhandelingen illustreren die zin voor compromissen: “De vakbond en de werkgevers tonen verantwoordelijkheid. We slagen er altijd in het behoud van de concurrentiekracht te combineren met de verbetering van de koopkracht, en dat is goed voor de werkgelegenheid”, zegt een opgetogen Christophe Leitl namens de werkgevers.

Dankzij dat unieke verbond is Oostenrijk de crisis van 2009 zonder veel kleerscheuren doorgekomen. Toen de eerste donderwolken opdoken, kwamen de vakbonden en werkgevers overeen om het budget van de AMS, dat ze samen beheren, te verdubbelen. Tegelijk werd ingezet op meer deeltijds werk, waardoor het aantal afvloeiingen beperkt bleef.

Het verbond geldt ook in de bedrijven, waar de ondernemingsraden uitgebreide bevoegdheden hebben. Wilhelm Hörmanseder en Gerhard Novotny, respectievelijk baas van de verpakkingsgroep Mayr-Melnhof en vertegenwoordiger van de werknemers, kunnen ervan meespreken. Tijdens de crisis werd de flexibiliteit opgeofferd ten gunste van het behoud van arbeidsplaatsen. Toen onlangs nieuwe bestellingen opgevangen moesten worden, ging Novotny zelf bij de lokale overheid onderhandelen over het recht om op zondag te werken. “Had ik dat niet gedaan, dan was het nooit gelukt”, vertelt de bedrijfsleider. “Als tegenprestatie heb ik een machine gekocht voor onze fabriek in Wenen, om er de werkgelegenheid veilig te stellen.”

Zoals de meeste Oostenrijke onder-nemingen is Mayr-Melnhof nog deels eigendom van de stichtersfamilie. “Dat familiaal kapitalisme speelt ook een rol, want het management is in die ondernemingen duurzamer dan in grote beursgenoteerde vennootschappen, die slechts op zoek zijn naar winst op korte termijn”, onderstreept Christoph Schneider, de hoofdeconoom van de kamer van koophandel.

Kleine inkomenskloof

In Linz toont Klaus Schmied trots de lokalen van Silhouette, de brillenfabriek die door zijn ouders werd opgericht in 1964 en die nu wereldwijd 1500 medewerkers en een omzet van 160 miljoen euro telt. “We houden voor zover mogelijk de productie hier. We hebben een verantwoordelijkheid tegenover onze werknemers. Ik wil in de straten van Linz niet met de vinger gewezen worden omdat ik hen liet vallen”, zegt hij. Maar dan geeft hij toch toe dat hij ook een soortgelijke fabriek bezit in Tsjechië, “de enige manier om onze concurrentiekracht te bewaren en onze activiteiten in Oostenrijk te vrijwaren”.

Dat alles natuurlijk met de instemming van de ondernemingsraad. Pragmatische vakbonden, beredeneerd kapitalisme. Dat verklaart meteen ook een laatste kapittel van het ‘Oostenrijkse model’: een vrij egalitaire maatschappij met minder schrijnende inkomenskloven dan elders. “In normale omstandigheden kan een groot deel van de bevolking sparen”, analyseert econoom Stefan Bruckbauer. In het land van Sissi draagt zelfs de consument bij tot het economische sprookje. Eén vraag blijft vooralsnog onbeantwoord: kan Oostenrijk verschillende jaren van zwakke groei of een forse Europese recessie overleven?

STÉPHANIE BENZ (L’EXPANSION) IN OOSTENRIJK

“We zoeken altijd naar een oplossing die voor iedereen aanvaardbaar is, met respect voor het algemeen belang”

Erich Foglar, voorzitter vakbondsfederatie

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content