“Het L&H-faillissement deed me pijn”

Eén jaar lang was Michel Handschoewerker een Bekende Vlaming. Zijn rechtbank van koophandel in Ieper besliste uiteindelijk over het faillissement van Lernout & Hauspie. Een exclusief afscheidsinterview.

M ichel Handschoewerker is een fenomeen. De voorzitter van de rechtbank van koophandel van Ieper behandelde in 2001 het gerechtelijk akkoord van Lernout & Hauspie (L&H). Aanvankelijk leken de topadvocaten van L&H en crisismanager Philippe Bodson een kans te maken voor de flamboyante rechter, die af en toe flink uithaalde naar het wanbeheer bij het bedrijf. Maar na de juridische blunder van het jaar (het beroep in Gent tegen de voorwaarden van de Ieperse rechtbank en de definitieve weigering van het gerechtelijk akkoord die erop volgde) sprak Handschoewerker uiteindelijk het faillissement uit. Op 24 oktober 2001 kwam er een roemloos einde aan het Vlaamse avontuur met spraaktechnologie.

Handschoewerker is de zoon van een Ieperse slager, die na een carrière als priester en aan de balie in de magistratuur terechtkwam. Hij is een rechter ‘oude stijl’, die zijn vonnissen met de balpen uitschrijft. Een gsm of e-mailadres heeft hij niet, laat staan een uitgesproken drang naar digitale kennis. Dat kan tellen voor de rechter die zich moest uitspreken over de toekomstkansen van een hightechbedrijf als L&H.

Vandaag, donderdag 27 juni, zit Handschoewerker zijn laatste zitting voor als voorzitter van de rechtbank van koophandel van Ieper en als magistraat. In een afscheidsinterview blikt hij terug op zijn twaalfjarige carrière als voorzitter van de Ieperse en Veurnse rechtbank van koophandel. En op de zaak die hij als “de kroon op zijn carrière” beschouwt: Lernout & Hauspie.

MICHEL HANDSCHOEWERKER (RECHTBANK VAN KOOPHANDEL IEPER). “Het heeft wel wat. Mijn woorden werden uitvergroot in de financiële pers en brachten de koers op de Nasdaq in beweging. Ik stond er, gelukkig misschien, niet echt bij stil. Er was geen keuze. De media waren de bondgenoot van justitie. Toen ik de ochtend van de aanvraag van het gerechtelijk akkoord op de rechtbank kwam, zoemden de camera’s en wemelde het van perslui. Ik overlegde vlug met mijn griffier wat we moesten doen. Het was duidelijk dat het belang van deze zaak boven de rechtbank uitsteeg. Het publiek had recht op een correcte communicatie van onze beslissingen, dus konden we beter de pers inschakelen dan er het lijdend voorwerp van te zijn.”

Die openheid wijkt toch af van de normale gang van zaken bij justitie.

HANDSCHOEWERKER. “We stoppen ons te veel weg als rechter. Communicatie is een troef die we moeten uitspelen. Ook de interne communicatie, trouwens. Ik hoor de voorbije jaren spreken over het management van de rechtbanken. Toch draait het eigenlijk altijd om hetzelfde: praat met je medewerkers, dan weet je wat er fout loopt. Ik heb echt geen duurbetaalde externe doorlichters nodig om te beseffen dat je dat eenvoudige principe moet toepassen.”

Toch loopt het management van een rechtbank dikwijls niet van een leien dakje.

HANDSCHOEWERKER. “Het probleem op een rechtbank is dat de korpsoverste geen inspraak heeft in zijn eigen personeel, en dat hij geen eigen middelen heeft. Hij zou een vast budget moeten kunnen investeren naargelang van de noden. Hij zou de verantwoordelijkheid moeten hebben voor de benoemingen en het toezicht op het juridische en het administratieve personeel, in samenspraak met de hoofdgriffier.

“De beslissingen over het budget en de invulling van het personeelsbestand worden echter door de centrale administratie in Brussel genomen. Stel je voor: een manager van een bedrijf die geen inspraak heeft in het financiële beheer of het personeelsbeleid! Die raakt toch geen stap verder? Met andere woorden: als ik al een manager zou willen zijn, mis ik de bevoegdheden om die functie naar behoren uit te oefenen. En dat geldt voor elke voorzitter van de Belgische rechtbanken.”

U loopt niet echt hoog op met managers, lijkt het.

HANDSCHOEWERKER. “Managers! Het woord alleen al. Iedereen noemt zich vandaag manager. Dat dure begrip verbergt een hoop lucht. Als ik managers observeer tijdens een proces, valt het soms op hoe weinig die functie voorstelt. Waarom verdienen ze tien keer zoveel als een gewone mens? Zijn ze dan echt zo competent? Als ik het aantal faillissementen bij grote bedrijven zie, heb ik daar toch bedenkingen bij.

“Te veel ondernemingen gaan kapot aan incompetentie en nonchalance. Ik maak het wekelijks mee op de rechtbank. Eén op de twee ondernemers die wordt gedagvaard, verschijnt niet eens persoonlijk of via de advocaat voor de rechtbank. Omdat hun argument niet aan bod komt, leidt dat meestal automatisch tot het verlies van die rechtszaak. Ze negeren gewoon het probleem. Voor mij is het nog altijd een raadsel hoe ze zoiets kunnen verantwoorden tegenover hun personeel, hun aandeelhouders of andere belanghebbenden.”

Worden gerechtelijke akkoorden als dat van L&H even nonchalant aangepakt?

HANDSCHOEWERKER. “Laten we eerlijk zijn: het gerechtelijk akkoord is een maat voor niets. De wetgever wou met die procedure bereiken dat het gerechtelijk akkoord de regel werd en het faillissement de uitzondering. Maar het merendeel van die akkoorden mislukt. Meestal wordt een gerechtelijk akkoord ingeleid als het water al tot aan de lippen staat. Veel te laat, dus.”

Moeten ondernemers vlugger naar de rechtbank stappen voor een gerechtelijk akkoord?

HANDSCHOEWERKER. “Dat heeft weinig zin. De wet werkte een aantal beschermingsmechanismen uit voor ondernemingen onder gerechtelijk akkoord, maar die worden omzeild. Ondanks de regels draaien de banken de kraan dicht en worden schuldeisers extra voorzichtig na de aanvraag van zo’n akkoord. Met meestal een faillissement tot gevolg.

“Het gerechtelijk akkoord is een signaal dat het bedrijf fundamenteel in de problemen zit. Daarom pleit ik voor de versterking van de depistage, waarbij de rechtbank van koophandel ondernemingen in moeilijkheden actief opspoort aan de hand van een balansanalyse of signalen als achterstallige RSZ-rekeningen. Zo kan de rechter in der minne een discrete oplossing met de schuldeisers helpen uitwerken. Het zou goed zijn om de depistagedienst te bemannen met accountants, die de consulaire rechters – ondernemers, dus – helpen bij het onderzoeken van de jaarrekening.”

Consulaire rechters brengen ongetwijfeld externe expertise aan. Maar zou justitie niet beter mensen in dienst nemen die dergelijke zaken aankunnen, in plaats van slechtbetaalde vrijwilligers?

HANDSCHOEWERKER. “Inderdaad, zo zou het moeten zijn. De realiteit is dat zeker kleine rechtbanken van koophandel worden bemand met rechters die expert in alles moeten zijn: vennootschapsrecht, computerrecht, intellectuele eigendom, faillissementsrecht… Ik pleit voor de samenvoeging van lokale rechtbanken tot één grote rechtbank in de stad waar ook het hof van beroep zetelt. Alleen op die manier kun je competente rechters vinden die worden opgeleid als specialist in één materie: transportrecht, fiscaliteit, handelsgeschillen, zeerecht.

Allez, ik heb in heel mijn carrière één geval van zeerecht gehad: een aanvaring in Nieuwpoort. Ik ken niets van maritiem recht en toch moet ik over een delicate zaak beslissen. Hetzelfde probleem doet zich voor bij complexe fiscale of financiële dossiers. Het spijt me, we doen ons best, maar zo’n zaak verdient niet behandeld te worden door een leek als ik. Nu heb je in België 26 arrondissementen met een voorzitter en soms één of twee ondervoorzitters van de rechtbank van koophandel, de arbeidsrechtbank en de rechtbank van eerste aanleg. Reken maar uit hoeveel lokale zogenaamde hoogwaardigheidsbekleders dat zijn. Die mensen zijn allerminst geneigd om het systeem van vijf grote rechtbanken van eerste aanleg voor heel België te verdedigen.”

U lijkt impliciet Philippe Bodson gelijk te geven, toen hij stelde dat een complexe zaak als L&H best niet wordt overgelaten aan de rechters van de bakkers en de ‘beenhouwers’ van het verafgelegen Ieper. Wat vond u van die uitspraak?

HANDSCHOEWERKER. “Ik zag Bodson die uitspraak doen in Terzake, vlak voor een voetbalwedstrijd. Heel Vlaanderen heeft hem dus gehoord. Die woorden hebben me erg gekwetst. Alsof een Iepers rechtertje niet goed genoeg is voor de grote manager uit Brussel. Terwijl ik toch wel het een en ander van faillissementsrecht afweet. Wou Bodson dan liever een Brusselse rechter? Wel, ik ken mijn Brusselse collega’s. De expertise van de niet-Brusselse rechtbanken ligt op hetzelfde, en dikwijls op een hoger niveau.”

Plots werd u geconfronteerd met een van de iconen van het Belgische kapitalisme. Wat is uw ervaring met Bodson?

HANDSCHOEWERKER. “Ik kende de man niet. Wat had hij eigenlijk nog kunnen doen? Niets, vrees ik. Misschien was hij er beter niet aan begonnen. De zaak was door zijn voorgangers al verknoeid.”

Louis Verbeke (Allen & Overy Belgium) speelde ook een rol bij L&H. Kende u deze Ieperling?

HANDSCHOEWERKER. “Neen. Dat type advocaten zie je nooit aan de balie. Medewerkers van de grote kantoren zijn consultants geworden. Dat brengt meer op, neem ik aan. Maar werkend achter hun bureau hebben ze de voeling met de juridische realiteit en de praktijk van de rechtbanken verloren. Ik heb het al meer dan eens meegemaakt dat zo’n peperdure advocaat fantastisch creatieve constructies schrijft, die dan door de lokale confrater of magistraat met één klap van tafel worden geveegd.”

Een voorbeeld van dergelijke constructies: Koreaanse vennootschapen rond L&H die de omzet kunstmatig aanzwengelen?

HANDSCHOEWERKER. “Juist. Uiteraard spreek ik me niet uit over het legitieme karakter van dergelijke praktijken, maar je hoeft geen groot jurist te zijn om te beseffen dat ze de ware aard van een onderneming verdoezelen.

“Vreemd toch, hoe gesofisticeerd de L&H-adviseurs waren voor déze adviestak van hun industrie, terwijl ze de kernactiviteit van het advocatenberoep verwaarloosden. Hun dossier voor de rechtbank vertoonde ettelijke lacunes. Essentiële elementen van het dossier werden verborgen in kilo’s papier. Een voorbeeld? De advocaten sloegen in paniek toen ik vroeg hoeveel winst of verlies L&H in de voorbije maand maakte. Toch een belangrijke vraag bij een gerechtelijk akkoord, me dunkt. Ik kreeg er geen antwoord op. En toch moest ik een oordeel vellen over de plannen van de heren managers? Kom zeg.”

U bent niet mals voor de advocaten. Waarom? Uiteindelijk is hun eventuele incompetentie uw probleem niet.

HANDSCHOEWERKER. “Toch wel. Voor mij is een advocaat de eerste medewerker van justitie met wie de burger in contact komt. De rechtzoekende heeft recht op een correcte behandeling. Maar ik zie ze hier geregeld verschijnen, de advocaten die zonder medeweten van het bedrijf waarvoor ze optreden een zaak verknoeien. Het resultaat? Een ondernemer met een goed dossier haalt het niet, en is dus gefrustreerd. En de advocaat? Die steekt de schuld op de rechter die er niets van begrepen heeft. Dat soort advocaten is een blaam voor justitie.

“Ik heb ooit eens met het idee gespeeld om met alle rechters en griffiers van het arrondissement een quotering te geven aan de advocaten per vakgebied. We zouden à la TestAankoop een pracht van een lijst van goede advocaten en wanpresteerders kunnen opstellen.”

Nochtans zijn rechters mislukte advocaten, luidt soms de kritiek.

HANDSCHOEWERKER. “Ik weet één ding: ik verdiende dubbel zoveel als advocaat. Bovendien blijken minder geslaagde advocaten soms fantastische rechters. Ik wou magistraat worden uit maatschappelijke betrokkenheid. Ik vind – naïef misschien – het beroep van rechter een edel beroep. We moeten de mensen die met justitie te maken krijgen weer vertrouwen geven in de overheid.”

Het ambt van rechter lijkt wel een roeping.

HANDSCHOEWERKER. “Dat woord gebruik ik liever niet meer. Ik ben zes jaar jezuïet geweest, weet u.”

Oordeelt u op basis van de feiten om een oplossing te vinden, en gaat u dan pas op zoek naar de juridische argumenten? Of andersom, zoals men van een rechter zou verwachten?

HANDSCHOEWERKER. “Ik analyseer de feiten, vorm een oordeel en zoek een juridische oplossing voor een probleem. Het juridisch kleedje moet de billijkheid passen. Een rechter werkt binnen de ruime mogelijkheden die de wet hem biedt. Het wetboek is dus niet het enige uitgangspunt. Een rechter is ook een politiek wezen, en daar is niets verkeerd mee.”

Ook partijpolitiek?

HANDSCHOEWERKER. “Ik ben net als elke rechter in België die het ambt opnam vóór de Hoge Raad voor Justitie bestond, benoemd door de tussenkomst van een politieke partij. En dan? Dat principe had als gevolg dat rechters in de jaren zeventig en tachtig werden gerekruteerd uit alle lagen van de bevolking. Politieke benoemingen braken het gesloten, elitaire korps van magistraten open. Ik ben zelf een socialistische benoeming. Denkt u dat ik vijftig jaar geleden als zoon van een kleine beenhouwer benoemd zou zijn tot voorzitter van de rechtbank van koophandel? Neen, daarvoor was een politieke tussenkomst nodig.”

Hebt u tijdens het L&H-proces politieke druk ondervonden?

HANDSCHOEWERKER. “Daar kan ik formeel in zijn: neen. Nooit tijdens heel mijn carrière heb ik hints gekregen om een dossier in een bepaalde richting te sturen. Zo werkt dat niet.”

Bestaat door het beklemtonen van de maatschappelijke achtergrond van de rechter niet het gevaar dat men ‘socialistische’ en ‘patronale’ vonnissen krijgt op de rechtbanken?

HANDSCHOEWERKER. “Voor een deel wel. We hebben als rechter de mogelijkheid om ons volgens de soevereine appreciatie uit te spreken binnen de grenzen die de wet ons toelaat. Maar wat is dat, ‘soeverein’? Dat is Michel Handschoewerker, die hier voor u zit, met zijn opvoeding, familiale toestand, achtergrond, verleden, familie en streekgebondenheid. Je kunt in een vonnis lezen dat een rechter gescheiden is, of lieve kinderen heeft, of zelfs graag een pintje drinkt. Een mooi voorbeeld is de ontbinding van een huur. Ik zal daar anders over oordelen dan een rechter die in het bezit is van ettelijke panden. Dat is onvermijdelijk. Zo’n persoonlijk getinte beslissing is nog altijd beter dan de blinde beoordeling door een computer.”

Concreet: betekent dit dat u bij de beoordeling van het L&H-dossier ook rekening hield met al die kleine beleggers die in het bedrijf hadden geïnvesteerd? U kent toch ook mensen die er heel hun fortuin aan hebben verloren?

HANDSCHOEWERKER. “Uiteraard. Ik ben niet blind. Vrienden en kennissen hebben als kleine beleggers L&H mee groot gemaakt. Het bedrijf was de trots van Ieper, iedereen wou mee genieten van het succes. Toen de eerste problemen aan het licht kwamen, was dat voor alle betrokkenen een donderslag bij heldere hemel. Er was geen enkel juridisch dossier tegen L&H tot op de dag dat het verzoekschrift voor een gerechtelijk akkoord was neergelegd.

“L&H was geen normaal dossier, maar ik ben blij dat ik de kans kreeg het te behandelen. Het was de kroon op mijn carrière. Ik ging ermee slapen en stond ermee op. Een jaar lang.”

Tot u het faillissement uitsprak.

HANDSCHOEWERKER. “Een harde maar onvermijdelijke beslissing. Het deed inderdaad pijn om te zien hoe kleine beleggers hun geld en werknemers hun job verloren. Maar ik heb geen spijt van mijn beslissing. Er was geen andere uitweg.”

Hans Brockmans [{ssquf}], hbrockmans@trends.be

“Als ik managers observeer tijdens een proces, valt het soms op hoe weinig die functie voorstelt. Waarom verdienen ze tien keer zoveel als een gewone mens?”

Kun je je een manager voorstellen die geen inspraak heeft in het financiële beheer of het personeelsbeleid? Wel, zo werkt een rechtbank.

“Het gerechtelijk akkoord is een maat voor niets.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content