Het land van de herrijzende zon

Een combinatie van rampzalige begrotingspolitiek en Aziatische besmetting heeft het Japanse economische landschap tot een puinhoop herleid. Maar als u vandaag voorbij de brug over de baai van Tokio gluurt, dan kunt u een verjongde Godzilla eens te meer zien oprijzen om opnieuw een hoofdrolspeler te worden bij het aantrekken van ‘s werelds kapitaal.

In april bracht de Japanse regering de hoogste marginale belastingvoet in de personenbelasting (federaal en lokaal) terug van 63 op 47%, en dit door gewoon de hoogste belastingschijf weg te snoeien. Aan de lagere belastingschijven werd helemaal niet geraakt.

Ook de hoogste belastingvoet voor vennootschappen werd met 10% verminderd naar een fractie boven de 40%. De belastingtarieven voor KMO’s werden van ongeveer 34% neergehaald naar 27%. Van geleidelijke invoering, uitzonderingen, koppeling aan de vermindering van het begrotingstekort, of om het even welke andere gadget die in continentaal Europa en de VS zo populair zijn, was er helemaal geen sprake. Wat we hier zien is zuivere aanbodeconomie.

Daar bleef het niet bij. Japan zette ook nog het mes in de vermogensbelasting en de successierechten, schafte de transactietaks op de handel in aandelen af en schortte de bijzondere belasting op bedrijfspensioenen voor twee jaar op.

Gevolgen.

Hoeft het dan nog te verbazen dat de yen op de wisselmarkten enorm sterk uit de bus is gekomen? Of dat de Japanse aandelenmarkt met een winst – in dollars uitgedrukt – van zo’n 36% dit jaar de best presterende grote aandelenmarkt ter wereld is? Of dat de populariteit van eerste minister Keizo Obuchi pijlsnel de hoogte ingaat? Alle klassieke gevolgen van een indrukwekkende belastingverlaging in een overbelaste economie worden nu in Japan zichtbaar.

Deze ommekeer had niet veel langer op zich moeten laten wachten. Gedurende heel de jaren negentig deed Japan op een groteske manier aan zelfverminking, niet het minst door te weigeren de massale vergrijzingscrisis aan te pakken. In 1960 was 17% van de Japanse bevolking vijftig jaar of ouder, vandaag is dat 34%. De overeenkomstige percentages voor de Verenigde Staten zijn 24 in 1960 en 26 nu.

Die veranderende demografische gegevens hadden een vertraging van de groei tot gevolg. Toch deed de Japanse regering niets om de groei van haar uitgaven een halt toe te roepen. Dat leidde tot verschrikkelijke deficits en een nationale schuld die in dollartermen zelfs groter is dan de Amerikaanse, ook al is de omvang van de Japanse economie slechts een fractie van die van de VS. Alsof de problemen nog niet erg genoeg waren, trok de Japanse regering de belastingen op tot het hoogste niveau van al de G7-landen en dat is geen klein bier in aanwezigheid van concurrenten als Frankrijk en Duitsland. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de hogere belastingtarieven de economie nog meer vertraagden zonder voor extra inkomsten te zorgen.

Die problemen vloeiden over op het Japanse systeem van sociale zekerheid en op de privé-pensioenfondsen. In het voorbije decennium investeerden de Japanse pensioenfondsen hun geld in een aandelenmarkt die van een piek van 38.900 in december 1989 recentelijk neergetuimeld is op 13.000 (ter vergelijking: indien de Japanse beurs erin geslaagd was om de Dow Jones Industrial Average bij te houden, dan zou die vandaag op 150.000 staan). Een vertrouwelijk rapport van Goldman Sachs, dat in mei gepubliceerd werd, maakt gewag van een onderfinanciering van de privé-pensioenen in Japan met ongeveer 500 miljard dollar.

De gevolgen van een decennium van economisch wanbeheer zijn voor Japan in de jaren negentig even erg als ze voor de VS waren aan het einde van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig. De Japanse werkloosheid staat op dit ogenblik op het hoogste niveau ooit en de groei van de productie was nagenoeg onbestaand. Tot voor kort ontvluchtte het kapitaal Japan zo snel het kon, zoals aangetoond wordt door de bijna 3% overschot op de lopende rekening van het bruto binnenlands product (BBP).

De enige held in dit tragische verhaal is misschien nog de Bank of Japan, die door dik en dun bleef weigeren de yen te ondermijnen. Stel u eens voor hoeveel slechter het nu met de Japanse economie zou gesteld zijn, indien het land een inflatie van 15% tot 20% zou hebben en torenhoge interestvoeten op lange termijn.

Obuchi.

Maar toen verscheen Obuchi op het toneel met zijn belastingverlagingen. En voor het herstellende Japan staat er nog heel wat meer te gebeuren. Er worden nu al pogingen ondernomen om de Japanse ondergefinancierde pensioenfondsen en het systeem van sociale zekerheid te elimineren door de pensioenleeftijd op te trekken, de pensioenvoordelen terug te schroeven en voor de uitbetaling aan de gepensioneerden over te gaan van een systeem met vaste uitbetalingen naar een systeem met vaste bijdragen.

Als Obuchi die maatregelen kan doordrukken, heeft hij een plaatsje verdiend naast Ronald Reagan en Margaret Thatcher, als een leider die een groot land redde van de economische vergetelheid. Lionel Jospin en Gerhard Schröder – om nog niet te spreken van George W. Bush en Al Gore – doen er best aan dat in hun oren te knopen.

ARTHUR B. LAFFER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content