HET JOBGAT

Vorig jaar stapten zo’n 300.000 demonstranten op in de Witte Mars tegen de Dutroux-gruwel en de ontsporing van het gerecht, de politie en de politiek. Afgelopen zondag namen afhankelijk van de bron 50.000 tot 100.000 betogers deel aan de Mars voor Werk. De poging van de twee grote vakbonden om de volkswoede en volksfrustratie te recupereren, kan dus bezwaarlijk geslaagd worden genoemd.

Dat neemt natuurlijk niet weg dat de werkloosheid in ons land een gigantisch probleem blijft. Het ligt niet alleen aan de oorsprong van ontelbare persoonlijke en sociale drama’s, maar is ook één van de hoofdsporen waarlangs onze publieke financiën blijven ontsporen.

Voor de demonstranten waren het wilde of rauwe kapitalisme, samen met de politiek van de regering- Dehaene, de kop van Jut. Ze vergaten daarbij blijkbaar dat het zo vermaledijde kapitalisme in het Westen een nooit gezien peil van rijkdom, welvaart en welzijn heeft gecreëerd. Het principe van de vrije mededinging zorgt ervoor dat de middelen waarover men in een maatschappij beschikt voortdurend op de meest rendabele manier worden ingezet. Dit brengt onvermijdelijk aanpassingsprocessen met zich die voor de direct betrokkenen soms zeer onaangename gevolgen kunnen hebben. Maar de hamvraag vandaag luidt : zijn wij nog bereid tot de aanpassingen die nodig zijn om onze welvaartsmachine goed geolied te houden (waaronder eventueel inkomensverlies) ?

Al vóór John Maynard Keynes beseften economen dat een moderne economie zich in een evenwichtssituatie kan bevinden met een tewerkstellingsniveau dat onder dat van volledige tewerkstelling ligt. Keynesianen argumenteerden dat de overheid door de bijkomende creatie van vraag dit jobgat kon opvullen. Maar sinds het einde van de jaren zeventig weten we beter : budgettaire stimulering veroorzaakt in het beste geval tewerkstellingseffecten op korte termijn ; op langere termijn blijven alleen inflatie en schuldophoping over.

Vermag de overheid dan niets op het vlak van de tewerkstelling ? Jawel, maar ook hier leerden we de voorbije vijftien jaar hoe het alvast niet moet. Namelijk, door allerhande maatregelen die direct zijn gericht op de creatie van bijkomende jobs. Onder die categorie van maatregelen valt zeker een beleid dat arbeidsduurverkorting als leitmotiv hanteert. De vermindering van de arbeidsduur zoals we die de voorbije honderd jaar hebben zien plaatsgrijpen, was mogelijk dankzij de combinatie van forse investeringen, technologische vooruitgang en een hogere scholingsgraad. De productiviteitsstijging die op die manier ontstond, was immers dermate groot dat én hogere lonen én meer jobs én minder lang werken samen konden worden gerealiseerd. De productiviteitsstijgingen die zich nu manisfesteren, vloeien helaas maar al te vaak voort uit de noodzaak tot rationalisatie op het gebied van arbeidsbezetting tengevolge van de escalerende loonkosten.

Kan arbeidsduurverkorting geen antwoord bieden in de huidige context ? Als er te weinig jobs zijn, is het dan niet logisch om dat beperkte aanbod met méér mensen te delen ? Neen, en dit om verschillende redenen.

Ten eerste ziet men in alle industrielanden dat de landen waar de langste arbeidstijden worden gehanteerd, het minste werkloosheid hebben (VS, Groot-Brittannië). De kortste werktijden daarentegen vindt men in die landen die af te rekenen hebben met hoge werkloosheidscijfers (België, Frankrijk, Duitsland).

Ten tweede gaapt er een steeds groter wordende kloof tussen enerzijds de capaciteiten van de personen die werken, en anderzijds de werkbekwaamheden van onze werklozen. Een grote meerderheid daarvan is immers niet, onvoldoende of onaangepast geschoold. Met uitzondering van een relatief kleine groep is het utopisch om zonder nadelige gevolgen op het vlak van de kostenpositie van bedrijven te hopen op een vlotte inschuif van grote groepen werklozen in het huidige gamma van jobs. Minister van Tewerkstelling en Arbeid Miet Smet (CVP) heeft het bij het rechte eind als ze zegt dat veel van deze mensen alleen maar terecht kunnen in wat sommigen smalend de McDonald’s-jobs noemen.

Het enige zinvolle tewerkstellingsbeleid is er één dat onrechtstreeks tracht in te werken op de creatie van arbeidsplaatsen. Het hoofdaccent daarbij moet liggen op een fiscaal en reglementair kader dat rendabele bedrijven toelaat zich verder te ontplooien. In deze zin is de kritiek van de betogers op de regering-Dehaene terecht. Mee onder druk van de Maastricht-normen voor de Europese Monetaire Unie legde deze regering immers ook voor het bedrijfsleven sterk de nadruk op lastenverhoging. Het merendeel van de demonstranten afgelopen zondag verwachtte echter duidelijk rechtstreekse jobschepping vanwege de regering zelf, en dat is nonsens.

Voor de mensen die bij Renault of bij de Forges de Clabecq de dramatische sluitingspil moesten slikken, zal dit als praat voor de vaak klinken. Hun pijnlijke ervaring beklemtoont nog méér de noodzaak van zo’n positief omkaderingsbeleid. Jobs die verdwijnen, worden immers pas echt een sociaal probleem als er geen andere in de plaats komen. En in dat bedje is België echt wel zwaar ziek.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content