Het jaar van de kiezer
In Latijns-Amerika is er aan presidentsverkiezingen geen gebrek. Het politieke landschap zal worden gekenmerkt door zwakke regeringen en vijandige of versnipperde parlementen.
In 2006 zullen niet minder dan zeven Latijns-Amerikaanse landen presidentsverkiezingen houden. Dat is onder meer het geval voor Brazilië en Mexico – de twee reuzen in de regio – en voor drie middelgrote landen, met name Colombia, Peru en Venezuela. Die kiesdrift toont dat democratische verkiezingen routine zijn geworden in de regio. Alleen in Venezuela en misschien in Mexico zullen de verliezers met fraude schermen.
De jongste jaren is links in Latijns-Amerika aan een opmars bezig. Het wordt verpersoonlijkt door tegengestelde figuren zoals de Braziliaan Luiz Inacio Lula da Silva, een pragmatische ex-vakbondsman, en de Venezolaan Hugo Chavez, een agressief nationalist en populist. De regio zou wel eens meer naar het centrum kunnen evolueren, al is dat helemaal niet zeker. Achter de opkomst van de linkerzijde schuilt de ontgoocheling over de vrijemarkthervormingen. Het economische herstel, gekoppeld aan de frustratie over het gebrek aan jobs, kan links vooruit helpen. Maar welk links? In sommige landen is het gematigde en hervormingsgezind, in andere radicaal en populistisch.
Na de verkiezingen wordt het politieke landschap gekenmerkt door zwakke regeringen die te kampen krijgen met vijandige of versnipperde parlementen. Dat voorspelt weinig goeds voor de hervormingen van de belastingen, de staat, het rechtsapparaat en het zakenklimaat die Latijns-Amerika nodig heeft, wil het zijn concurrenten in Azië inhalen. Maar met de democratie groeit in sommige landen ook een grotere politieke bereidheid om compromissen te sluiten.
Behoudens toevallige gebeurtenissen ergens anders ter wereld zal Latijns-Amerika in 2006 een economische groei kennen van zo’n 4 %. Die groei wordt geschraagd door stevige grondstoffenprijzen, relatief goedkoop geld en de gebruikelijke uitgaven net voor de verkiezingen. Als echter de motor van de wereldeconomie zou sputteren, zal de bezorgdheid over de openbare schuld in landen als Brazilië en Colombia toenemen.
(On)voorspelbare verkiezingsresultaten
De uitslag van de Braziliaanse verkiezingen is moeilijk te voorspellen. Begin 2005 leek het nog zo goed als zeker dat de centrum-rechtse regering van Lula da Silva zou worden herverkozen. Door het orthodoxe beleid en de hervormingsplannen van zijn voorganger Fernando Henrique Cardoso over te nemen, leek Lula Brazilië op weg te zetten naar snellere economische groei en democratische consolidatie. Maar een aantal schandalen brachten zijn linkse Arbeiderspartij aan het wankelen en gooide haar reputatie voor ethische politiek aan scherven. Lula kan nog altijd een tweede ambtstermijn veroveren, maar krijgt het dan wel moeilijk om een sterke, hervormingsgezinde coalitie te vormen.
Op papier maakt de Partij van de Braziliaanse Sociaal-democratie (PSDB) van Cardoso veel kans om het presidentschap terug te winnen. Maar haar beste kandidaat, Jose Serra, die in 2002 van Lula verloor, heeft beloofd om niet voortijdig af te treden als burgemeester van Sao Paulo. Gerardo Alckmin, de PSDB-gouverneur van Sao Paulo, is een verdienstelijke technocraat, maar een eerder kleurloos campagnevoerder. Een overwinning van de PSDB zou Brazilië op het pad van hervormingen houden. Anthony Garotinho, een voormalige gouverneur van Rio de Janeiro, komt op onder het vaandel van het retrograde populisme, maar maakt weinig kans om te winnen.
Twee verkiezingen lijken vrij voorspelbaar. Alvaro Uribe van Colombia, de trouwste Latijns-Amerikaanse bondgenoot van de VS, lijkt verzekerd van een tweede ambtstermijn, op voorwaarde dat het Colombiaanse grondwettelijk hof een amendement aanneemt dat hem toelaat om op te komen voor herverkiezing. In Venezuela sleept Hugo Chavez, de zelfverklaarde vaandeldrager van het ‘socialisme van de 21ste eeuw’ en de olierijke boeman van de Verenigde Staten, zeker een nieuwe ambtstermijn in de wacht.
Twee andere verkiezingsresultaten liggen helemaal open. Wie in Peru wint, zal een stabiele en groeiende economie erven. In Ecuador, dat op het vlak van instabiliteit Bolivia naar de kroon steekt, neemt Paco Moncayo, de sociaal-democratische burgemeester van Quito, het op tegen twee kandidaten uit de kuststreek, de bananenmagnaat Alvaro Noboa en de gouverneur van Guayas, Jaime Nebot.
Chavez zal er een andere bondgenoot bij krijgen als Daniel Ortega terug aan de macht komt in Nicaragua, dat hij bestuurde aan het hoofd van de sandinistische revolutie in de jaren tachtig. Maar misschien kunnen gematigde centrumfiguren er eindelijk in slagen het liberaal-sandinistische duopolie te doorbreken. In Costa Rica, ten slotte, wordt Oscar Arias, die de Nobelprijs kreeg voor zijn vredesinspanningen in Centraal-Amerika tijdens de jaren tachtig, opnieuw president.
De auteur is redacteur van The Economist voor Noord- en Zuid-Amerika.
Michael Reid
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier