Het jaar van de economische oorlog

Stagnatie in Europa, economische ademnood in China, onzekerheid in de Verenigde Staten… Nu de groeivooruitzichten almaar somberder worden, vergroot de spanning op het internationale handelstoneel.

Het was du jamais vu, maar het is tekenend voor wat zich afspeelt in de internationale handel. Een Chinese onderneming daagde op 1 oktober 2012 Barack Obama, de Amerikaanse president himself, voor de rechter. De aanklacht volgde op een nogal brutale beslissing van het Witte Huis. Drie dagen eerder had Obama tijdens zijn campagne in Oregon een tekst uit 1950 opgedolven om de acquisitie van plaatselijke windparken door het Chinese Ralls Corp. te annuleren, omdat die te dicht bij een marinebasis zouden liggen. Een maand later won de president de voorverkiezingen in Oregon. Maar tegen welke prijs? Het leidde tot nieuwe spanningen met China en betekende weer een stap verder op de gevaarlijke weg naar een ongebreidelde handelsoorlog.

Economische kuiperijen en schurkenstreken zijn in deze crisistijden blijkbaar schering en inslag. Vooral dan in de sector van de hernieuwbare energie. Sinds de zomer belasten de Verenigde Staten Chinees fotovoltaïsch materiaal met invoerheffingen van 31 tot… 250 procent. En nu zit iedereen te wachten op een tegenzet van Peking.

De twistzucht breidt zich ook uit naar Europa, dat doorgaans geneigd is zijn oorlogszuchtige verleden achter zich te laten. Sinds begin november onderzoekt de Europese Commissie een klacht van Europese fabrikanten van zonnepanelen tegen China, dat ze van dumping beschuldigen. De klacht wordt wellicht toegevoegd aan een lange lijst van handelsconflicten bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

In de eerste elf maanden van 2012 was het aantal geschillen bij de WTO verdrievoudigd ten opzichte van dezelfde periode in 2011. Overal balanceert de wereld op de rand van een handelsoorlog. Toch blijven de landen volop handel drijven met elkaar. Elke dag sinds januari 2012 kochten de Verenigde Staten voor 1,2 miljard dollar Chinese producten. De Europese Unie besteden 1 miljard per dag. Ook China voert veel in uit het Westen, al helt de balans duidelijk over naar het Rijk van het Midden. China had in 2011 een handelsoverschot van 158 miljard dollar.

Een en ander logenstraft de illusie van Montesquieu: “Het natuurlijke gevolg van de handel is dat hij bijdraagt tot de vrede. Hij maakt landen wederzijds afhankelijk van elkaar”, schreef de baron van La Brède met veel vuur. Maar handelsschepen blijken heel goed in konvooi te kunnen varen met oorlogsbodems.

Paradox van globalisering

Dit is de grote paradox van de globalisering: ze vormt een multiplicator van rijkdom als de economische motor volop draait, maar een bron van frustratie als die stokt. “Als de taart niet meer groter wordt, vecht iedereen voor het grootste stuk. De beste manier om dat voor elkaar te krijgen, is herindustrialiseren. Alle landen willen nieuwe fabrieken bouwen, of ten minste de bestaande behouden”, analyseert Sylvie Matelly, de directrice onderzoek aan het Institut de relations internationales et stratégiques (Iris).

Het lijkt erop dat de rolverdeling die sinds het begin van de jaren tachtig gold — met aan de ene kant China als werkplaats van de wereld en aan de andere kant het Westen als eindverbruiker — niet meer klopt. In de industrielanden heeft de utopie van een toekomst zonder fabrieken zich te pletter gereden op de muur van de massale werkloosheid. Overal worden de voordelen van fabrieksschouwen en druk bemande assemblageketens geprezen. Op de noord-zuidstrijd heeft zich een nieuwe oorlog geënt, die misschien nog geniepiger is omdat hij zich binnen de handelsblokken zelf afspeelt.

BRIC’s

De entente van de BRIC-landen Brazilië, Rusland, India en China — waaraan ook Turkije, Mexico en Indonesië moeten worden toegevoegd — is eigenlijk niet meer dan een operettealliantie, een gelegenheidscoalitie om enkele zetels in het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en andere internationale instellingen te veroveren. In werkelijkheid voeren de opkomende zwaargewichten een ware handelsoorlog (zie grafiek).

China, dat de lonen in zijn verwerkende nijverheid in de voorbije periode met bijna 10 procent per jaar zag stijgen, laat zich de kaas van het brood eten door Vietnam, Bangladesh en Pakistan. Een werkuur in de textielindustrie is nu de helft goedkoper in Albanië dan in de delta van de Parelrivier. En in het ‘middengamma’ ilegt Mexico China het vuur aan de schenen.

Door de daling van de lonen in China en een stagnatie in Mexico is volgens berekeningen van JP Morgan het loonverschil tussen beide landen bijna verdwenen. In 2004 was er nog een kloof van 300 procent. Een onmiddellijk gevolg is dat Mexico nu 15 procent van de import van de VS aanbrengt, tegenover amper 11 procent in 2005. Daarmee zit het land Peking op de hielen.

De opmars verontrust die andere Latijns-Amerikaanse reus, Brazilië. Presidente Dilma Rousseff trekt haar land tegenwoordig mee in een concurrentiële shocktherapie: verlaging van de ambtenarensalarissen, hervorming van de pensioensystemen en vooral een drastische verlaging van socialezekerheidsbijdragen voor de bedrijven.

Europa’s obsessie

Ook in het besloten clubje van de rijke landen wordt gekibbeld. Daar is de daling van de loonkosten een obsessie geworden. “We worden op de arbeidskosten aangevallen door alle landen rondom ons. En het is hier in Europa dat we de verliezen opstapelen”, verklaarde onlangs nog de Franse minister voor Herindustrialisering, Arnaud Montebourg. Niet China is volgens hem dus het probleem, maar wel Duitsland, Italië, Spanje, waar de kosten per eenheid arbeid in twee jaar met bijna 5 procent gedaald zijn.

Achter een façade van eendracht ruziën de Europeanen ook over de energieprijzen, een sleutelelement voor de concurrentiekracht van heel wat industriële sectoren. Zo heeft Duitsland besloten vanaf dit jaar de opbrengst van de veiling van de CO2-quota af te staan aan de meest energieverslindende sectoren (chemie, staal, papier). “Voor de Duitse staalproducenten kan dat neerkomen op bijna 10 procent van hun marge”, berekende Emmanuel Rodriguez, de directeur die bij ArcelorMittal verantwoordelijk is voor de energieaankopen.

Die eindeloze en op zijn minst fiscaal en sociaal suïcidale race bedreigt de mechanismen van nationale solidariteit, de funderingen van onze naties. Dat blijkt uit de roep om afscheiding en onafhankelijkheid van rijke regio’s als Catalonië en Vlaanderen, die genoeg krijgen van de massale transfers van belastinggeld naar gewesten die slechter af zijn. “De bladzijde van impliciete nationale solidariteit en territoriale gelijkheid wordt omgedraaid”, schreef Laurent Davezies in La crise qui vient. In 1989 kondigde de filosoof Francis Fukuyama, hopend op universele vrede, “het einde van de geschiedenis” aan. 2013 wordt wellicht het jaar van de ‘terugkeer naar de geografie’. ?

FRANCK DEDIEU EN BÉATRICE MATHIEU

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content