Het indexeringsgezaag
De afgelopen weken hebben we opnieuw de discussie over de indexering van de lonen moeten aanhoren. Nieuwe argumenten werden daarbij niet aangehaald; de standpunten van werkgevers en vakbonden veranderden al evenmin een millimeter. Wat rest, is gemakkelijk bladvulsel voor de journalisten en bezigheidstherapie voor de top van de sociale partners. Niets verandert en dus overheerst de indruk dat niemand wint of verliest. Uitkijken dus naar de volgende discussieronde?
Het droevige aan de terugkerende discussies over het indexe-ringsmechanisme is dat ze niet gaan over de grond van de zaak, namelijk het herstel van onze concurrentiepositie. Als de concurrentiepositie in orde is, kan niemand iets hebben tegen een indexeringsmechanisme waarbij de lonen de prijsevolutie volgen. Het gezond verstand zegt dat dit best op geregelde tijdstippen gebeurt, met een prijsindex die ingevoerde producten en belastingen uitsluit. Kwestie om van de welvaartsdaling opgelegd door het buitenland of van de herverdeling beslist door de overheid, geen spelletje heteaardappeldoorgeven te maken. Een goed doordacht indexeringsstelsel kan dan een belangrijke bijdrage leveren aan de sociale vrede.
Als er een probleem is met de concurrentiepositie stelt de indexeringsproblematiek zich anders. De vraag is dan niet of het mechanisme moet veranderen, maar wel hoe de concurrentiepositie kan worden hersteld en behouden. Dat kan via een aanpassing aan het indexeringsmechanisme, maar dat is slechts een van de vele mogelijkheden.
Vanuit deze invalshoek verbaast de discussie over het indexe-ringsmechanisme: voorstanders van een verandering lijken enkel uit op een wijziging om de wijziging, en dus op een nederlaag van de vakbonden. De vakbonden zetten zich dan uiteraard schrap, met een voorspelbaar status-quo tot gevolg. De concurrentiepositie van ons land blijft dan even onbesproken als voorheen. Het mag dus niet verbazen dat velen geen probleem zien. De discussie over het indexeringsmechanisme is dan niet meer dan machogedrag in de marge, waar we best zo weinig mogelijk aandacht aan besteden. Het valt wel te betreuren, omdat de structurele problemen niet worden aangepakt en dus enkel maar erger worden. Hiermee is nog maar eens bewezen dat niemand beter wordt van discussies over symbolen.
Laat de sociale partners eerst eens uitmaken hoe groot het concurrentieprobleem is. Ontkennen dat er een probleem is, is onmogelijk. Men kan wel twisten over de oorsprong ervan, over de omvang en zeker over hoe het moet worden rechtgetrokken. Zodra er een zekere eensgezindheid bestaat over het concurrentieprobleem, kan de discussie starten over de oplossingen. Duidelijk hierbij is dat er dan ingrepen noodzakelijk zijn met een snelle impact, en met een impact op langere termijn. Maatregelen dus die op vrij korte onze concurrentiepositie verbeteren, naast meer structurele maatregelen. Tot de eerste groep behoren verminderingen van de loonkosten. Onderzoek en ontwikkeling stimuleren en de belastingdruk structureel verminderen, zijn dan weer ingrepen die pas na een zekere tijd effect hebben.
Het is begrijpelijk is dat vakbonden ‘iets’ in ruil willen voor de beperkingen op de loonkosten, maar daar staan werkgevers dan weer zeer huiverig tegenover. Nochtans moet een middenweg te vinden zijn, met name dat de gevolgen van de verbetering van de concurrentiepositie na een beperkte tijd worden geëvalueerd. We moeten toegeven dat het voor de werknemers zinloos is om in te leveren als ze daar, als groep, na verloop van tijd niet beter van worden. Laat dit dan ook de test zijn. Als zou blijken dat de verbetering van de concurrentiepositie niets heeft opgeleverd voor de werkgelegenheid, moet men ook zo eerlijk zijn om de inlevering van de werknemers terug te draaien.
Het alternatief voor een structurele verbetering van de concurrentiepositie is dat men blijft zaniken over de slechte gang van zaken, over het indexeringsmechanisme en dat de top van de sociale partners zich tevreden blijft omdraaien om van zijn achterban ‘goed gezegd’ te horen. Graag daden nu.
De auteur is professor economie aan de VUB.
JEF VUCHELEN
Als zou blijken dat de verbetering van de concurrentie-positie niets heeft opgeleverd voor de werkgelegenheid, moet men ook zo eerlijk zijn om de inlevering van de werknemers terug te draaien.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier