Het gevaar van Vlaamse zelfgenoegzaamheid

De viering van de 700ste verjaardag van de Guldensporenslag is niet onopgemerkt voorbijgegaan. Het was niet al gejuich en triomf. Vlamingen zijn van het nuchtere soort. Sommige intellectuelen hebben het er zelfs moeilijk mee om Vlaanderen als politiek concept te aanvaarden. En dan zijn er ook die Vlaanderen graag waarschuwen voor zelfgenoegzaamheid. Zo federaal vice-premier Johan Vande Lanotte (SP.A) in een opgemerkte uitval naar de Vlaamse administratie, die hij verweet buitenlandse investeerders af te schrikken. In één adem ging hij zover aan te kondigen dat Wallonië binnen afzienbare tijd Vlaanderen economisch zal voorbijsteken.

Walllonië maakt het makkelijker. De minister scoorde zeker een punt in zijn proces van het Vlaamse beleid ten aanzien van buitenlandse investeerders. Vlaanderen maakt het ze inderdaad niet echt gemakkelijk. De Waalse overheid biedt potentiële investeerders een warmer onthaal. Het verschil is zeker niet terug te brengen tot een verschil in optreden en efficiëntie van de administratie. Het heeft ook te maken met een strengere regionale wetgeving inzake milieu, ruimtelijke ordening, en het keurslijf van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Dat is dan weer de resultante van de Vlaamse maatschappelijke realiteit van een scherper milieubewustzijn, gekoppeld aan schaarse ruimte. Wallonië heeft daar minder mee te kampen en kan die troeven uitspelen. Overigens speelt hier ook een verschil in politieke cultuur. Wallonië kent een meer gepolitiseerde administratie en een relatief sterkere positie van het lokale bestuursniveau, wat het lokale politici makkelijker maakt om bepaalde beslissingen bij hun gewest te forceren.

Maar, het dient gezegd, het Vlaamse beleid ten aanzien van buitenlandse én binnenlandse investeerders vertoont wel enige trekjes van zelfgenoegzaamheid. Het welvarende Vlaanderen is welvaartscreatie als iets vanzelfsprekends gaan ervaren, iets dat wel vanzelf totstandkomt. De maatschappelijk, en dus ook politieke aandacht is al enkele jaren verschoven naar post-materiële waarden. De kwaliteit van het leven staat voorop, met premies voor korter werken (tijdskrediet), strenge milieunormen (Kyoto), aanhoudend juridisch gestook tegen een uitbreiding van de Antwerpse haven (Deurganckdok) of luchthaven (Deurne), morele bezwaren tegen wapenleveringen of compensaties voor de eigen industrie bij legerbestellingen… Ondertussen taant het eens zo geroemde Vlaamse arbeidsethos en bengelt Vlaanderen onderaan de ladder wat startende ondernemingen betreft.

Het armere Wallonië legt andere klemtonen. In haar Contrat d’Avenir stelde de Waalse regering de verhoging van de economische groei als absolute topprioriteit voorop. In een geactualiseerde versie staat de concrete doelstelling jaarlijks 4000 nieuwe bedrijven te creëren. De Waalse regering investeert voluit in de expansie van haar regionale luchthavens en kan straks pronken met een HST-lijn in eigen bedding. De dynamische Waalse exportdienst – Awex – voert een assertieve promotie onder de merknaam “Wallonië”.

Het beantwoordt aan enige maatschappelijke logica dat een rijker gewest dat bovendien dichter bevolkt is, meer aandacht heeft voor levenskwaliteit. Het verklaart ook dat Wallonië meer aandacht heeft voor buitenlandse investeerders. Wil Wallonië op relatief korte termijn echt een inhaalbeweging maken, dan moet het zeer assertief inzetten op het aantrekken van meer buitenlandse investeerders. De take-off die Ierland de voorbije tien jaar maakte, kan hier inspireren.

Overigens heeft Vlaanderen zijn inhaalbeweging in de jaren zestig grotendeels te danken aan de massale toestroom van buitenlandse investeringen, gebruikmakend van investeringssteun en uitgebreide infrastructuurwerken. Vlaanderen beschikte ook over vele troeven: een groot havenareaal, centrale ligging in Europa, grote arbeidsreserve. Die arbeidsreserve vormt nu een grote flessenhals in Vlaanderen, samen met schaarse ruimte en fileproblemen. Niet zo voor Wallonië. Met een tertiarisering van de economie, is de grote rek ook uit de havenexpansie. Andere, meer op diensten georïenteerde poorten, winnen aan belang, zoals Brussel. Dit geeft ook Wallonië nieuwe kansen.

Aantrekkelijk blijven is de boodschap. Vlaanderen kan er maar best zorg voor dragen zijn specifieke handicaps – krappe arbeidsreserve, ruimtelijk beleid, files – te verlichten om aantrekkelijk te blijven voor buitenlandse investeerders (uiteraard draagt de federale overheid ook een zware verantwoordelijkheid, door de zorg voor een bedrijfsvriendelijker fiscaal klimaat en een modernere sociale wetgeving). Daarnaast zal Vlaanderen meer dan ooit werk moeten maken van een ‘endogene’ groei, door een klimaat te creëren waarin meer mensen een bedrijf starten en meer bedrijven doorgroeien.

Alsnog manifesteert de Waalse inhaalbeweging zich niet, toch niet in de harde sociaal-economische cijfers. Integendeel, Vlaanderen loopt nog steeds verder uit. In de periode 1996-1999 bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei in Vlaanderen 2,2% tegenover 1,4% in Wallonië. Ook de voorbije twee jaar lag de groei in Wallonië lager dan het Belgische gemiddelde, volgens berekeningen van de Union Wallonne des Entreprises. Maar het kan verkeren… en relatieve economische kracht heeft zware maatschappelijke en politieke gevolgen.

Was er dit jaar wel een viering 700 jaar Vlaanderen geweest zonder de economische dynamiek van de Vlaamse steden rond 1302, of de Vlaamse inhaalbeweging vorige eeuw?

Jan Van Doren [{ssquf}]

De auteur is adjunct-directeur van de VEV-studiedienst.

Het eens zo geroemde Vlaamse arbeidsethos taant. Bovendien bengelt Vlaanderen onderaan de ladder wat startende ondernemingen betreft.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content