Het Generatiefiasco
Vijf jaar Generatiepact heeft vooral veel gekibbel over cijfers, procenten en procentpunten opgeleverd. Van de oorspronkelijke bedoeling – langer werken aanmoedigen – is weinig in huis gekomen. Bijna 700.000 vijftigplussers die zouden kunnen werken, doen dat niet.
“We hebben nood aan een Generatiepact maal honderd.” De boodschap van Luc Coene, toen nog vicegouverneur van de Nationale Bank (en nu gouverneur), twee jaar geleden in Trends was duidelijk. Het Generatiepact uit 2005 heeft langer werken een klein beetje aangemoedigd, maar er is nog een veel grotere inspanning nodig, was de stelling van Coene. Tijd voor een grondige bijsturing dus.
Vooral de regeling van het brugpensioen is aan herziening toe. Want ook al bevatte het Generatiepact meer dan zeventig maatregelen om de tewerkstelling en de jobkansen van oudere én jongere werknemers te bevorderen, de nadruk lag vooral op het minder aantrekkelijk maken van het brugpensioen. De voorwaarden voor brugpensioen werden strenger en vooral voor -58-jarigen moest het brugpensioen een uitzondering worden.
In het interprofessioneel akkoord 2011-2012 werd afgesproken dat de sociale partners het pact in de Nationale Arbeidsraad (NAR) zouden evalueren en tegen eind deze maand een advies zouden geven aan de ontslagnemende minister van Werk, Joëlle Milquet (cdH). De gesprekken in de NAR komen dezer dagen op kruissnelheid, maar nu al is duidelijk dat de standpunten van de vakbonden en werkgevers lichtjaren van elkaar verwijderd staan (zie kader Evaluatie in gespannen sociaal klimaat). Voor de vakbonden – in 2005 nochtans koele minnaars van het Pact, het ABVV was zelfs radicaal tegen – heeft het Generatiepact gewerkt. De werkgevers vinden dan weer dat de doelstellingen niet bereikt zijn en dat nieuwe maatregelen zich opdringen. Wie heeft gelijk?
Slechte Europese leerling
De beste graadmeter om het Generatiepact te evalueren, is de evolutie van de werkgelegenheidsgraad van de 55-plussers. Het pact bepaalde dat de werkgelegenheidsgraad tussen 2005 en 2010 1,5 keer sneller moest stijgen dan het gemiddelde van de oude EU-landen (EU15). Die werkgelegenheidsgraad is in België tussen 2005 en 2010 gestegen van 31,8 procent naar 37,3 procent. In procentpunten is dat 1,3 keer sneller dan het EU-gemiddelde (zie tabel Evolutie werkgelegenheidsgraad 55-64 jaar). De doelstelling is dus niet behaald en volgens het Pact moeten de voorwaarden voor het brugpensioen (zoals de minimumlengte van de loopbaan) dus strenger worden. Is de 1,5-doelstelling niet behaald tegen 2013, dan moet het brugpensioen tegen 2017 zelfs afgeschaft worden, stelt het Generatiepact.
De vakbonden laten zich door die cijfers niet uit het lood slaan. Wanneer we de evolutie van de werkzaamheidsgraad in procent bekijken in plaats van procentpunt wordt de doelstelling wel behaald. Dat stelt Ann Van Laer, nationaal secretaris van het ACV, in een analyse van het Pact op de webstek van De Wereld Morgen. “De Europese statistieken tonen voor de EU15 een stijging met 9,5 procent van 2005 tot 2010. Anderhalve keer wil dus zeggen: een stijging van 14,25 procent. Dat betekent dat we voor België van 31,8 op 100 (in 2005) naar 36,3 op 100 moesten gaan. Welnu, in 2010 zaten we aan 37,3 op 100. In 2008 had niemand daarop durven in te zetten.” Werkgevers zijn dan weer verwonderd dat het criterium ‘procent’ gebruikt wordt in plaats van procentpunt, want zowel in rapporten van de Hoge Raad voor Werkgelegenheid als in de communicatie van het ministerie van Werk werd enkel over procentpunt gesproken.
Deze methodologische discussie is natuurlijk niet het enige argument van de vakbonden. Ann Van Laer wijst op de verschrompeling van het aantal oudere werklozen dat niet meer beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Dat aantal is gedaald van 125.683 in 2005 naar 82.738 vandaag. Daarnaast is het aantal vrijgestelde bruggepensioneerden jonger dan 58 jaar in vijf jaar tijd haast gehalveerd van 23.524 tot 13.141.
De vakbonden geven toe dat het aantal bruggepensioneerden gestegen is (van 109.018 in 2005 naar 118.869 vandaag) en dat vooral het aandeel van de zestigplussers sterk is toegenomen (met meer dan 20 procent). Maar volgens de vakbonden gaat het meestal om vrouwen die langer in het brugpensioenstelsel zitten omdat de wettelijke pensioenleeftijd voor vrouwen is opgetrokken tot 65 jaar. Van Laer benadrukt voorts dat “het Generatiepact nog lang niet op kruissnelheid is. De loopbaaneisen voor het brugpensioen vanaf 58 of 60 jaar worden nog verder verstrakt. De sectorale brugpensioenen op 55, 56 en 57 jaar na 38 jaar loopbaan verdwijnen eind 2014. Het brugpensioen vanaf 56 jaar na 40 jaar loopbaan zal door de leerplichtverlenging langzaam uitdoven.”
Liever brugpensioen dan vervroegd pensioen
De werkgevers zijn niet onder de indruk van die argumenten. Ook zij hebben de voorbije jaren cijfermunitie verzameld, maar dan om aan te tonen dat het Generatiepact weinig meer dan een mislukking is. Zij verwijzen daarbij naar het aantal nieuwe gepensioneerden op jaarbasis. Dat waren er in 2005 nog 14.055. In dat jaar was er een nettoafname van het aantal bruggepensioneerden, omdat 14.632 Belgen uit het stelsel stapten. In 2010 lag de instroom niet alleen hoger (17.310), bovendien was er een nettoaangroei van 611.
Vooral het VBO speurt naar cijfers over de bewegingen in het brugpensioenstelsel. De werkgeversorganisatie stelt dat het aantal bruggepensioneerden onder de 55 jaar inderdaad is afgenomen, maar dat de toename van de 60-plussers niet enkel is toe te schrijven aan de vrouwen. De stijging in die categorie is ook te verklaren door bedienden die tussen 60 en 65 jaar niet op vervroegd pensioen gaan omdat ze dan een lager wettelijk pensioen krijgen. Ze kiezen liever een brugpensioen omdat ze dan pensioenrechten opbouwen tot hun 65ste. Het VBO wijst er ook op dat er de komende vijf jaar weliswaar 81.477 bruggepensioneerden uit het stelsel stromen, maar dat bij gelijkblijvend beleid er ook 81.196 nieuwe bijkomen.
Bonus-malus
De discussie over het Generatiepact beperkt zich vaak tot het brugpensioen, maar dat is slechts één vorm van vervroegde uittreding. Een analyse van de OESO, die de gemiddelde uittredeleeftijd in België vergelijkt met die van de eurozone, wijst op een aantal pijnlijke verschillen en evoluties. In 2005 verliet de Belg de arbeidsmarkt op gemiddeld 58,7 jaar. Vijf jaar later is dat 59,1 jaar, wat nog altijd een stuk lager is dan het Europese gemiddelde van 61,8 jaar. Dat is niet alleen te verklaren door het brugpensioen, maar ook door andere vormen van vervroegde uittreding. Tellen we alle stelsels samen, dan zijn in België 696.124 vijftigplussers niet meer beschikbaar voor de arbeidsmarkt (zie tabel Bijna 700.000 vijftigplussers niet op de arbeidsmarkt). Onder hen zitten ook de werklozen die ouder zijn dan vijftig jaar en die zich nog beschikbaar moeten stellen voor de arbeidsmarkt. Maar dat is louter theorie. De RVA focust enkel op de groep jonger dan vijftig jaar. De Vlaamse arbeidsbemiddelingsdienst VDAB kiest in zijn begeleiding van werkzoekenden wel voor de groep tot 55 en zelfs 58 jaar, maar die trajectbegeleiding is enkel van toepassing voor de nieuwe werklozen, zij die nu hun job verliezen.
Op basis van al die cijfers vinden de werkgevers dat de systemen van vervroegde uittreding structureel moeten worden aangepakt. En dat er ook in het wettelijke pensioensysteem moet worden ingegrepen, wat het Generatiepact maar zijdelings deed met de pensioenbonus. Dat is een financieel extraatje (rond 95 euro bruto per maand) voor wie na zijn 62ste blijft werken. Zo’n 48.000 Belgen hebben van het systeem gebruikgemaakt. Het is echter niet duidelijk of die mensen net door de bonus langer aan de slag zijn gebleven.
In werkgeverskringen groeit de overtuiging dat er meer nodig is: een bonus-malussysteem dat vervroegde uittreding financieel bestraft. Ook het idee om de pensioenleeftijd te koppelen aan de levensverwachting wint er veld. Deze maatregelen zouden parallel moeten lopen met een versnelde afbouw van het brugpensioen. Ook al hebben bedrijven meer dan eens gretig gebruikgemaakt van het brugpensioen om herstructureringen door te voeren, nu groeit de overtuiging bij bedrijfsleiders dat het zo niet verder kan. “Een nieuw pact dat nog altijd toelaat dat iemand bij collectief ontslag op pakweg 54 of 52 jaar met brugpensioen kan gaan, raakt nooit meer door onze raad van bestuur”, zegt een onderhandelaar van de werkgevers.
ALAIN MOUTON
In 2010 verliet de Belg gemiddeld op 59,1 jaar de arbeidsmarkt, wat nog altijd een stuk lager is dan het Europese gemiddelde van 61,8 jaar.
Het idee om pensioenleeftijd aan levensverwachting te koppelen, wint veld.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier